Wij kwamen tot de volgende definities:
Dialekt: Is de taal van de streek qua zinsbouw, woordenschat en uitspraak. De afwijking ten opzichte van de standaardtaal kan één of meer van deze elementen betreffen.
Tweetaligheid: Wanneer zowel de standaardtaal als het dialekt beheerst wordt en ook het denken in beide talen kan plaats vinden. Binnen de school: Wij vinden kinderen tweetalig wanneer ze spontaan dialekt en standaardtaal kunnen gebruiken.
Standaardtaal: Bovengewestelijke taal, synoniem van het A.B.N., verzorgd Nederlands, enzovoort. Onder standaardtaal valt ook het gebruik van: zachte ‘g’, Saksische ‘n’ aan het eind van een woord, buitenlandse uitspraakvarianten, klinkers die een beetje afwijken. Aan de standaardtaal worden de volgende eisen gesteld: grammaticaal juist (spelling valt hier niet onder) en communicatief niet verwarrend.
Binnen de school: Wij gaan er van uit, dat er bij elke standaardtaalspreker dialektische invloeden merkbaar zijn. (grammaticaal).
Hierna zijn er een paar onderzoekjes onder de leerlingen van beide scholen gehouden. Hieruit blijkt volgens onze gegevens, dat het aantal enkel standaardtalige leerlingen terugloopt naarmate men in de hogere leerjaren komt. Het aantal dialektsprekers verandert weinig. Het aantal tweetaligen vermeerdert zich in sterke mate.
Onderzoek 1: Uitkomst enquête dialektsprekers, tweetaligen en standaardtaligen.
|
|
Dialekt |
Tweetalig |
Standaardtalig |
jongste kleuters |
3 |
2 |
22 |
oudste kleuters |
1 |
6 |
14 |
klas 1 |
1 |
16 |
6 |
klas 2 |
2 |
19 |
8 |
klas 3 |
2 |
15 |
7 |
klas 4 |
1 |
22 |
5 |
klas 5 |
1 |
23 |
4 |
klas 6 |
5 |
23 |
1 |
Onderzoek 2: Volgens ons heeft het contact tussen de leerlingen weinig te maken met het gebruik van het dialekt. (Uitkomst van het onderzoek).