omdat onderwijs in de Nederlandse taal één van haar belangrijke taken, zo niet de belangrijkste taak is. Waar het er nu, bij de gegeven taaltoestanden volkomen ten onrechte, de schijn van heeft, dat aanleren van een zuiver gebruik van het Nederlands gelijk staat met het zo snel mogelijk afleren van het dialekt, gaat alom de mening heersen, dat het dialekt minderwaardig is aan het Nederlands. Maar niets is minder waar.
Die onhoudbare mening wordt nog versterkt door het botweg verbieden van het gebruik van het dialekt in de school, wat weliswaar minder lijkt voor te komen dan vroeger, maar nog altijd gebeurt. Geheel te goeder trouw overigens om de opgelegde taak naar beste vermogen te kunnen vervullen en de belangen van het Nederlands en de leerlingen te dienen. Maar de school wekt en stimuleert daarmee de hardnekkig voortwoekerende gedachte, dat het niet passend, dat betekent onfatsoenlijk, is de dialekten in een bepaalde omgeving en omstandigheid te gebruiken. De dialektspreker krijgt nooit sneller een gevoel van minderwaardigheid aangepraat om het feit dat hij dialekt spreekt, dan wanneer hij in zijn schooljaren op deze manier bejegend wordt.
De verhouding tussen school en dialekt, ook in de Gelderse Achterhoek, roept aldus een reeks van vragen op, die we helemaal niet of maar zeer ten dele kunnen beantwoorden. Wij mogen er dan al, voorlopig afgaande op onze nog onvolledige kennis, van overtuigd zijn, dat er aan die verhouding het een en ander te verbeteren valt tot heil vooral van het onderwijs het Nederlands en daarmede tot heil van het in onderwijs in het algemeen, we wilden trachten meer complete antwoorden op onze vragen te krijgen in samenwerking met leerkrachten en ouders.
Om dit te bereiken stuurden we de onderstaande vragen aan de hoofdleidsters van de kleuterscholen te Barchem, Harfsen, Harreveld, Lichtenvoorde, Noordijk, Olburgen, Warnsveld, Wichmond en Zutfen en aan de hoofden van de lagere scholen in dezelfde plaatsen. (In de laatste plaats twee scholen van elk type). Daarmede hadden we een behoorlijke dwarsdoorsnede van onze scholen. De vragen waren:
1. | Hoe staan U en de leerkrachten ten opzichte van het dialekt? Kunnen de leerkrachten het zelf spreken? |
2. | Is het dialekt een handicap voor de leerlingen? |
3. | Wat doet U en wat doen uw leerkrachten om de leerlingen een zuiver beschaafd Nederlands te leren? |
4. | Hoe lost U het probleem dialekt-A.B.N. in het contact met de ouders op? |