Ogiers straetjen(s) sonder eynd'
Naar aanleiding van het artikel van J.L. Pauwels in TT 30, 188-191, wees ik er in TT 31, 69-70 op, dat Straetjen sonder endt al in de letterlijke betekenis (= doodlopende straat) voorkomt in Ogiers ‘Haet en Nydt’ uit 1647. In de ‘Gramschap’ uit 1645 van dezelfde auteur trok ik nu de volgende verzen (441-443) aan:
Ick gaep hier tegen eenen Oven, tet,
Ick magh eens gaan sien, oft Dries, de Valies, nieuwers en heeft geset.
Want dit's Straetjen sonder Eynd' en een sinneloose labben.
De moderne uitgever, A.A. Keersmaekers (Guilliam Ogier, De Gramschap, Antwerpen, 1955) verklaart labben als ‘lummel’ (van een vrouw), maar zegt niets over de rest van de regel. Straetjen sonder Eynd' kan hier niet letterlijk gebruikt zijn, want Ogier situeert zijn stuk ‘op de Werff’ in Antwerpen. Hij laat er o.m. bootslieden afscheid nemen en een ‘Kramer’ zijn waren aan toevallige voorbijgangers aan de man brengen. De verzen 411-413 zijn het slot van een ruzie en een misverstand tussen twee vrouwen: Lyn denkt dat het gesprek over een lichte vrouw gaat, maar Neel heeft het over een ‘Valies’ dat ze daar heeft laten staan (valies is vrouwelijk in het Antwerps). Neel beseft dat het gesprek geen uitkomst biedt: dit's een Straetjen sonder Eynd'! M.i. is deze vindplaats een argument voor mijn vermoeden in TT 31, 70, nl. dat de letterlijke betekenis (= doodlopende straat) primair kan zijn en dat de figuurlijke betekenis (= een toestand zonder uitkomst) hieruit afgeleid kan zijn.
Yvette Stoops.