Taal en Tongval. Jaargang 31
(1979)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 72]
| |||||||||||||||||
Taalvaardigheid, taalgebruik en taalhouding in Terhorne, een dorp in FrieslandGa naar voetnoot1De tegenwoordige situatie in de Nederlandse provincie Friesland geeft talloze mogelijkheden om tweetaligheid in de samenleving te bestuderen. Bij deze studie werd een inleidend overzicht gegeven van de taalkundige overeenkomsten tussen het Fries en het Nederlands, van de historische ontwikkeling van taalvariatie in Friesland en van het gebruik van het Fries als een symbool der Friese groepsidentiteit. De introductie tot de sociolinguistische situatie in Friesland was bedoeld als achtergrond voor de studie: taalvariaties in Terhorne, een tweetalige Friese plattelandsgemeenschap en de relaties in Terhorne tussen taalvaardigheid, taalgebruik en taalhouding. | |||||||||||||||||
Beschrijving van het probleem.‘Wat is de sociolinguistische stand van zaken in deze kleine tweetalige gemeenschap?’. Om in staat te zijn deze vraag te beantwoorden, moeten eerst een aantal meer specifieke vragen over Terhorne worden beantwoord. Ten eerste, hoe groot is in Terhorne de mogelijkheid om Fries te verstaan, te spreken, te lezen en te schrijven? Ten tweede, kan worden aangetoond, dat verschillende groeperingen in Terhorne een verschillende mate van bekwaamheid in het Fries vertonen en dat het gebruik van Fries gelijk op gaat met verschillende niet-linguistische varianten? Ten derde, wat zijn de gewoonten van de inwoners ten aanzien van het gebruik van het Fries en wat is de rol die het Fries speelt, zowel in Terhorne als in heel Friesland? Ten vierde, is er een positieve correlatie | |||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||
tussen de binding aan de Friese taalideologie en het gebruik van het Fries? Tenslotte: hangt de graad van verbondenheid met de Friese taal samen met het al of niet afkomstig zijn uit Terhorne? | |||||||||||||||||
Onderzoeksmethoden.Voor het verzamelen van gegevens is gebruik gemaakt van twee vragenlijsten, van individuele interviews en van observatie in het dorp door de onderzoeker. Een eerste onderzoek naar taalvaardigheid en taalgebruik werd gedaan bij de vaste bevolking en bij de tweede-huisbewoners van twaalf jaar en ouder. Hiervoor werd een vragenlijst gebruikt met zesenzestig vragen, die in de loop van een persoonlijk interview door de onderzoeker werd afgenomen. Wanneer een persoonlijk interview niet mogelijk was, werden de vragen door de proefpersoon zelf beantwoord. De vragenlijst bevat veel vragen uit Pietersen's studie van 1969 over taalgedrag en taalhouding in FrieslandGa naar voetnoot1. De vragen werden verdeeld in drie groepen: een groep die betrekking had op de demografische en sociolinguistische achtergrond van de proefpersonen, een groep over de vaardigheid in het Fries en het taalgebruik in de specifieke situaties en rolverdelingen en een groep vragen om de houding van de proefpersonen ten opzichte van het Fries aan het licht te brengen. Bovendien vormden de antwoorden op bepaalde vragen uit de eerste groep de basis voor een samengestelde bindingsscore met het Fries. Het op die vragen behaalde aantal punten werd gebruikt als een maatstaf voor de binding met de Friese taalideologie. Deze bindingsscore werd vergeleken met het taalgebruik van de proefpersonen in verschillende situaties om de hypothese te testen, dat er een positieve correlatie bestaat tussen taalhouding en taalgebruik in Terhorne. De deelname van de inwoners was heel groot. Er kwamen geldige vragenlijsten binnen van ongeveer 90% van de permanente bevolking van Terhorne, terwijl in het geval van de zomeren weekendhuisbewoners de deelname is geschat tussen de 37 en 43%. Een tweede onderzoek, beperkter van omvang dan het eerste, werd gedaan bij de kinderen van de kleuterschool en de lagere school in het dorp, variërend van vier tot dertien jaar. Een vragenlijst werd door de onderwijzer of de kleuterleidster voor elk kind ingevuld, waarbij zij | |||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||
letten op de vaardigheid van het kind in het Fries en op de taal die hij het meest gebruikte met school- en speelkameraadjes. Bovendien gaven de onderwijzers ook de voertaal aan die de kinderen en hun ouders meestal thuis gebruikten. De opzet en de resultaten van het tweede onderzoek zijn direkt vergelijkbaar met die van Boelens en Van der Veen voor Terhorne uit 1956, in hun studie van de sociolinguistische karakteristieken van schoolkinderen in FrieslandGa naar voetnoot1. Bij dit tweede onderzoek werden geldige gegevens verzameld over alle vijfenveertig kinderen, die de kleuterschool en de lagere school in Terhorne bezoeken. Persoonlijke observatie van taalvariaties en taalgewoonten in Terhorne was ook een onderdeel van deze studie. Ongeveer vijf maanden, van augustus tot december 1976, woonden de schrijver en zijn vrouw in de samenleving en al die tijd namen ze zoveel mogelijk deel aan het dorpsleven. De omvang van dit onderzoek is ernstig beperkt door het feit dat toeristen geen permanente groep in de bevolking van Terhorne vormden - ze verblijven er maar een paar dagen tot ten hoogste drie maanden - en ook doordat ze een beperkt contact hebben met de andere, permanente leden van de bevolking. Toch is dit voor het doel van dit onderzoek niet als een onoverkomelijk bezwaar gezien. | |||||||||||||||||
De resultaten.De gegevens verworven bij deze studie laten zien, dat er drie hoofdgroepen zijn in de bevolking van Terhorne, die opmerkelijke verschillen vertonen wat betreft hun demografische en sociolinguistische achtergronden, hun vaardigheid in het Fries, hun gebruik van het Fries en hun houding ten opzichte van het Fries. Deze drie groepen zijn de geboren en getogen Friezen in Terhorne (autochtonen), de niet-friese of ‘import’ Terhornsters (allochtonen) en de bewoners van zomer- en weekendhuisjes. | |||||||||||||||||
Verschillen in demografische en sociolinguistische achtergrond:De grootste verschillen bestaan er tussen de vaste inwoners van het dorp en de groep tweede-huis-bewoners van Terhorne, terwijl de groep | |||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||
niet-friese import-Terhornsters in bepaalde opzichten wel overeenkomst vertoont met de geboren Terhornsters en in andere gevallen meer met de voor het grootste deel niet-friese zomerhuis-bewoners. De vaste bewoners zijn in het algemeen Fries van geboorte (85%), driekwart hebben een friessprekende achtergrond: het Fries is de taal van het ouderlijk huis en van de vrienden. Een derde van de Terhornsters hebben op zijn minst wat Fries gehad in hun scholing, terwijl bij benadering een vijfde lid is van organisaties die beschouwd worden bij de Friese Beweging te horen. Deze Terhornsters behoren in het algemeen tot de lagere en middengroepen van de socio-economische schaal en hebben een hoog percentage aan bejaarden en aan personen van middelbare leeftijd: 58% van de bevolking is ouder dan 40 jaar. De bewoners van de zomerhuisjes zijn echter voor het grootste deel niet-Friezen: 23% is geboren of opgegroeid in Friesland. Ze hebben een beperkt contact met het Fries in hun achtergrond: 14% stamt uit een friessprekend ouderlijk huis en 13% heeft met de jeugdvrienden Fries gesproken. In tegenstelling tot de vaste Terhornsters bestaat deze groep zomerhuisbewoners voor het grootste deel uit personen met een hoger sociaaleconomische status. Ze heeft ook een groter concentratie van mensen in de leeftijdsgroep van 40-59 jaar dan in die van 60 jaar en ouder. Bij de Terhornsters is dit niet het geval. De ‘import’ Terhornsters lijken in het algemeen op de zomerhuis-bewoners wat hun demografische achtergrond en hun sociolinguistische karakteristieken betreft, d.w.z. het zijn veelal niet-Friezen zonder friessprekende achtergrond. | |||||||||||||||||
Het beheersen en het gebruik van het Fries.Het onderzoek van Boelens en Van der Veen van 1956 geeft aan, dat de vaste bewoners van Terhorne toen zo goed als allemaal friessprekend waren. Het huidige onderzoek bewijst dat er nu een behoorlijk grote groep is, die het Fries niet of alleen maar passief beheerst. Maar 70% van de vaste bewoners gaven op, dat het Fries hun dominante taal was en niet meer dan 85% achtte zichzelf in staat om althans redelijk goed Fries te spreken. Van de schoolkinderen spreken 20% geen Fries, alweer in sterke tegenstelling tot 1956, toen alle schoolkinderen hier als friessprekend te boek stonden. De import-Terhornsters, hoewel voornamelijk passief tweetaligen, beheersen het Fries toch significant beter dan de zomerhuis-bewoners. | |||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||
Ruim 85% van de import-groep kan het Fries verstaan en 26% meent het Fries redelijk tot heel goed te kunnen spreken. Van de zomerhuisbewoners kan maar 39% het verstaan en 17% het redelijk spreken, terwijl toch 23% van deze groep in Friesland geboren en getogen is. Wat lezen en schrijven betreft, scoren de geboren Terhornsters zowel als de import hoger dan de zomerhuis-bewoners. Terwijl 84% van de geboren Friezen in Terhorne en 51% van de import opgeeft zonder moeite Fries te kunnen lezen, is dat bij de zomerhuisbewoners slechts voor 28% het geval. Maar een beperkt aantal zomerhuis-bewoners kan Fries schrijven: niet meer dan 6% acht zich er behoorlijk toe in staat. Daartegenover staat dat 29% van de Terhornsters opgeeft vlot te kunnen schrijven, terwijl dat voor de import niet hoger komt dan 6%. De resultaten van dit onderzoek naar het taalgebruik weerspiegelen niet alleen de blijvende centrale rol, die het Fries in deze gemeenschap speelt, maar tonen ook hoezeer het Nederlands hier in de gebruikssfeer heeft gewonnen. Het Nederlands kreeg hier groter taalmacht en status dan het Fries, naarmate de taalgebruikssituaties formeler en ongewoner voor de sprekers werden. De respondenten van de eerste vragenlijst werd gevraagd welke taal ze het meest gebruikten in verschillende domeinen, situaties en rollen. Hier volgen de resultaten voor het gebruik van het Fries bij het toenemen van formele en ongewone aspekten naar de drie groepen: Friezen vanouds (autochtonen), import-Terhornsters en zomerhuis-bewoners. In alle situaties is het opvallend dat import-Terhornsters, hoewel ze het Fries veel minder gebruiken, toch de taal van de autochtonen navolgen. Dit is een aanwijzing voor de belangrijke rol en de assimilatiekracht van het Fries in deze gemeenschap. Bovendien vonden we dat in elke subgroep het Fries meer functies had als gemeenschapstaal dan als taal van thuis, een bijkomende bevestiging van het belang van het Fries.
Gebruik van het Fries in Terhorne:
| |||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||
Sedert 1956 constateren we een sterke stijging bij gezinnen met schoolgaande kinderen van het Nederlands als huiselijke omgangstaal. Toen waren er geen gezinnen waar beide ouders Nederlands spraken tegen hun kinderen. Maar in 1976 was dat bij 30% van de leerlingen van kleuter- en basisschool wel het geval. Het percentage schoolgaande kinderen in Terhorne dat thuis het Fries als voertaal had, zakte van 87% in 1956 tot 66% nu, een alarmerend gegeven voor het behoud van de Friese taal. Hoewel 78% van de dorpsbewoners vlot Fries kunnen lezen, gaf maar 66% op dat zij het ook minstens een keer per week deden. Nederlandse leesstof wordt de lezer overal aangeboden, maar Friese leesstof moet hij zoeken. Hoewel 29% van de Terhornsters vrij goed Fries kunnen schrijven, is het werkelijke gebruik van het Fries als schrijftaal miniem: maar 6% schrijft het minstens een keer per week. Er is al opgemerkt, dat het beheersen en het gebruik van het Fries in Terhorne gebonden is aan bevolkingsgroepen. De import neemt een tussenpositie in tussen de autochtonen, met hun hogere graad van taalbeheersing en taalgebruik en de zomerhuis-bewoners met hun veel mindere beheersing en -gebruik van het Fries. Soortgelijke patronen van taalbeheersing en -gebruik werden in Terhorne aangetroffen ten aanzien van leeftijd, plaats van geboorte en sociaal-economische status. Uit de antwoorden van de eerste enkête blijkt dat naar verhouding de jongste en de oudste groep het hoogst scoren op taalbeheersing, terwijl de groep tussen 40 en 59 jaar het laat zitten. Taalgebruik en leeftijd tonen ook een verband: ouderen gebruiken het Fries het meest, dan volgt de jongste groep en de sprekers tussen 18 en 59 gebruiken het Fries het minst. Het welhaast vanzelfsprekende verband tussen geboorteplaats enerzijds en taalbeheersing en taalgebruik Fries aan de andere kant werd door dit onderzoek bevestigd: geboren Friezen scoren hoger dan niet-Friezen. Daarbij heeft van de twee groepen niet-Friezen in Terhorne, de import-groep en de zomerwoninggroep, de import constant hoger cijfers voor beheersing en taalgebruik dan de zomerwoning-bewoners. Dit verschil vloeit voort uit het feit dat de import zich sterker identificeert met de dorpsgemeenschap. | |||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||
In overeenstemming met Pietersen's uitkomsten voor het verband tussen taalbeheersing en taalgebruik van het Fries met de sociaaleconomische status is ook hier in Terhorne een duidelijke relatie. In het algemeen heeft de lagere sociaal-economische status het hoogste niveau van taalbeheersing en taalgebruik. Boeren en boerenarbeiders staan daarbij als groep aan de top. | |||||||||||||||||
Domeinen van taalgebruik in Terhorne.Ondanks de verscheidenheid in bevolkingsgroepen, bestond er in Terhorne een aantal taaldomeinen waarin één taal overheersend was. Bij deze domeinen weerspiegelt de institutionele structuur van het gemeenschapsleven zich in het taalgedrag. Voor het taalgebruik in Terhorne noemen we als domeinen: het gezin, de dorpsgemeenschap, de organisaties, het onderwijs, handel en industrie, bestuur en administratie, godsdienst en de media. Al deze domeinen zijn in Terhorne tweetalig: elk van beide talen kan er voor worden gebruikt. Het gezin, de dorpsgemeenschap, de organisaties en handel en industrie zijn voornamelijk friestalig, als men alleen afgaat op factoren die het hele jaar door de gemeenschap beïnvloeden. Onderwijs, godsdienst en de media zijn vooral nederlandstalig, terwijl in bestuur en administratie het taalgebruik vrijwel evenveel kansen bieden voor het gebruik van Fries en Nederlands. De dorpsgemeenschap is in Terhorne van vitaal belang voor het voortbestaan van het Fries, omdat het hier zijn grootste taalmacht en status heeft. | |||||||||||||||||
Taalhouding en binding aan de Friese taalideologie in Terhorne.De vragen naar de individuele taalhouding en die naar de binding aan de Friese taalideologie wijzen beide op het bestaan van een grote welwillendheid bij de meerderheid van alle bevolkingsgroepen die de eerste enkête beantwoordden. Wat meer zegt, is dat een behoorlijke minderheid, ongeveer een vierde deel, ten opzichte van het Fries een heel gunstige taalhouding en taalgedrag heeft. Tegenstanders van het Fries zijn blijkbaar beperkt tot een kleine minderheid. De cijfers voor de binding met de Friese taalideologie werden verdeeld in drie groepen: negatief, laag en hoog. De spreiding bij alle respondenten van vijftien jaar en ouder geeft aan dat 23% een hoger score heeft, 65% laag en 12% een negatieve binding vertoont. De | |||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||
binding heeft een positieve correlatie met een aantal nonlinguistische en sociolinguistische variabelen in Terhorne. De hypothese dat taalgebruik in Terhorne verband zou houden met de binding aan het Fries d.w.z. de houding tegenover het Fries, is door de resultaten bevestigd. In alle taalgebruikssituaties van de eerste enkête neemt het gebruik van het Fries duidelijk toe met de binding aan het Fries, terwijl het gebruik van het Nederlands bepaald afneemt naarmate de binding aan het Fries sterker wordt. Andere variabelen met een duidelijke correlatie met de binding aan de Friese taalideologie zijn: sexe, leeftijd, plaats waar de ondervraagde geboren en getogen is in Friesland, woongroep en sociaal-economische status. De groepen met een hoge binding aan het Fries zijn de mannen, de personen van zestig jaar en ouder, de geboren Friezen, de geboren Friezen afkomstig van het platteland van Friesland, de vaste bewoners van Terhorne, de witteboordmensen en de boeren met hun arbeiders. Op grond van het positieve verband tussen Friese taalideologie en taalgebruik kan worden aangenomen, dat in gevallen waar Fries en Nederlands beide als voertaal aanvaardbaar zijn, de taalhouding tegenover het Fries zal bepalen welke taal als voertaal zal worden gebruikt. De hoge binding aan het Fries bij de witteboordengroep en het naar verhouding lage taalgebruik bij dezelfde groep wijst er op dat bij de taalkeuze toch de invloed van de gesprekssituatie het zwaarst weegt. | |||||||||||||||||
Conclusies voor taalgebruik en taalhouding in Terhorne.De resultaten van dit onderzoek bevestigen de centrale rol van het Fries in deze plattelandsgemeenschap. Het Fries is in het dorp niet alleen het dagelijkse communicatiemiddel, dat door de meeste inwoners verstaan en gesproken wordt, maar het is ook de drager van wat Blom en GomperzGa naar voetnoot1 noemen de ‘social meaning’, de sociale waardepatronen in de omgangssfeer. In deze zin is het Fries het duidelijkste kenmerk van de gemeenschapsidentiteit in Terhorne. Wie het Fries gebruikt, bewijst dat hij in Terhorne bij de plaatselijke gemeenschap hoort. De Terhornsters gebruiken het Fries om aan te geven dat zij de nieuwe inkomelingen tegemoet komen en accepteren als volwaardige leden van de gemeenschap. Of ook het tegenovergestelde, zij hanteren het Fries | |||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||
als een soort ‘sociolinguistische sanctie’ om individuen uit te sluiten van volslagen deelname aan het gemeenschapsleven, en om hun afkeuring kenbaar te maken. Het Fries wordt niet alleen door de dorpsgenoten op prijs gesteld binnen hun plaatselijke gemeenschap, maar het heeft zo'n ideologie, dat er een sterk verband bestaat tussen de rol van het Fries in Terhorne en zijn waarde voor alle Friezen in Friesland. Het Fries identificeert niet alleen de dorpsgenoot als een echte Terhornster (in tegenstelling tot Hollanders, toeristen en andere ‘buitenstaanders’) maar ook als een Fries, dit dan in tegenstelling tot andere etnische of nationale groepen. In een aantal domeinen zoals onderwijs, bestuur en administratie en godsdienst blijkt het Fries expansief te zijn. Niettemin toont dit onderzoek aan, dat het Fries in Terhorne in de loop der jaren voor een belangrijk deel is vervangen door het Nederlands. Deze taalwisseling werkt binnen de gemeenschap, doordat een vrij groot aantal eentalige nederlandssprekenden onder de vaste bevolking het Fries slechts passief beheerst. Van buitenaf wordt de taalwisseling beïnvloed door het toerisme en de recreatie, door de toegenomen mobiliteit in Nederland en door de overheersing van het Nederlands binnen Friesland in de economische sector en die van de massamedia. Hoe het er met de handhaving van het Fries in Terhorne voorstaat, lijkt in een slotanalyse nog onduidelijk. Er mag worden verwacht dat het Nederlands sterker zal binnendringen in de sociolinguistische situatie van Terhorne, door het machtige nederlandstalige overwicht in het sociaal-economische leven van de gemeenschap. Eentalige nederlandssprekenden, onverschillig tegenover de traditionele rol van het Fries in Terhorne, of er doof voor, zullen ook door hun groter wordend aantal meer invloed hebben op de plaatselijke gemeenschap door toerisme, recreatie en seizoenbewoning. De vorderingen die het Fries waarschijnlijk zal boeken door geïnstitutionaliseerde status en macht, zullen naar hun belang, hun snelheid en hun breedte, onvoldoende zijn om het Fries in zijn tegenwoordige positie in Terhorne te handhaven. Twee factoren lijken voor de handhaving van de Friese taal van wezenlijk belang te zijn. Ten eerste moeten de economische omstandigheden die gunstig werken voor het taalbehoud, worden versterkt en uitgebreid. De plaatselijke economie moet de friessprekenden in de gemeenschap een leefbare basis geven. Dat wil zeggen dat werkgelegenheid, diensten en woningbouw moeten worden aangepast aan de be- | |||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||
hoeften van de eigen gemeenschap en niet uitsluitend voor toerisme, recreatie en dure seizoensbewoning. In Friesland als geheel moet het Fries een sterker gebruik krijgen in de media en in het zakenleven. Ten tweede moet de in en buiten Friesland bestaande ruime basis van welwillendheid tegenover het Fries worden verbreed en ook moet een sterke taalideologie worden aangemoedigd en gemobiliseerd, om actief mee te werken aan het scheppen van goede voorwaarden voor het handhaven van de Friese taal. Maatregelen die genomen worden om de positie van het Fries te versterken, maar die tegen de algemene opvattingen in Friesland ingaan, zullen op de lange duur alleen maar schadelijk zijn. J.F. Smith |
|