Taal en Tongval. Jaargang 31
(1979)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 69]
| |
Nogmaals een straatje zonder eindEen paar dagen nadat ik het artikel van J.L. Pauwels onder ogen gekregen hadGa naar voetnoot1, herlas ik toevallig Ogiers ‘Haet en Nydt’, een toneelstuk dat voor het eerst ‘speel-ghewys verthoont’ is op 18 oktober 1647. Op het einde van het stuk heeft er een poging tot inbraak plaats, maar de dieven, die menen dat ze betrapt zijn, poetsen de plaat. Een van de personages geeft dan het volgende relaas: In Lucas Huys en is niet een stuck uyt syn plaets,
Noch niet een strooy ghemist dan daers een Venster open,
In 't Straetjen sonder endt, de Dieven syn geslopen
En syn aldaer betrapt vande Patroellie die,
Hun quamen te gemoet, en vraeghden aen hun wie
Sy waren, maer sy syn hun alderbest gaen loopen
Als Muysen in de Val soo synde daer becroopenGa naar voetnoot2.
Uit de kontekst blijkt duidelijk dat een straetjen sonder endt voor de 17de-eeuwse Antwerpenaar Ogier wel degelijk een doodlopende straat was; aldaer wijst immers duidelijk op een lokale bepaling en er volgt nog een vergelijking tussen de dieven in het straatje zonder eind enerzijds en muizen in de val anderzijds. De Hollandse plagiator die het toneelstuk inkort en grondig veramsterdamst, schrapt ook hier een aantal verzen, maar heeft blijkbaar geen bezwaar tegen het straatje: dan daar was een venster open
In 't straatje sonder endt, de dieven syn gaan loopenGa naar voetnoot3.
| |
[pagina 70]
| |
Het betoog van Pauwels heeft me niet kunnen overtuigen, misschien intuïtief als gevolg van mijn Antwerpse achtergrond, waardoor de betekenis I (iets wat vervelend lang duurt) me volkomen vreemd was, terwijl de betekenis II (een doodlopende straat), vooral figuurlijk maar toch ook letterlijk, me heel vertrouwd klonk. Dat zelfs een Vlaming in taalnood uit een figuurlijke betekenis I een letterlijke betekenis II A zou gaan afleiden, leek me weinig plausibel. De vindplaats bij Ogier heeft mijn twijfel vergroot. De kluchtentaal van Ogier is sterk volks en Antwerps gekleurd. Het begrip straetjen sonder endt (letterlijk) was dus vermoedelijk al in het midden van de 17de eeuw een volkstaalwoord in Antwerpen en het lijkt me onwaarschijnlijk dat de spraakmakende gemeente daar in die tijd al verkeersterminologie (uit taalnood?) aan het Frans ontleend zou hebben. Dat het Nederlandse karakter van straatje zonder eind = doodlopende straat ‘twijfelachtig’ zou zijn, ligt m.i. niet voor de hand. De relatieve ouderdom van de vindplaats zou er een aanduiding voor kunnen zijn, dat de letterlijke betekenis (II A) primair is. Hieruit kan dan de figuurlijke betekenis (II B) ontstaan zijn, die op haar beurt geleid kan hebben tot de (eveneens figuurlijke) betekenis I, nl. ‘iets wat vervelend lang duurt’.
Yvette Stoops |
|