Taal en Tongval. Jaargang 30
(1978)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 188]
| |
Wat is ‘een straatje zonder eind(e)’?Deze uitdrukking blijkt in Zuid-Nederland met twee heel verschillende betekenissen voor te komen: I. iets wat vervelend lang duurt; II. een doodlopende straat (eig. en fig.).
I. De eerste betekenis - niet de tweede! - vinden we in het Antwerps Idioticon, blz. 1199: E straatje zonder eind, fig., eene zaak, een gesprek, enz., waar geen einde aan komt. Da' werk vordert nie': 't is e straatje zonder eind. As em eens aan 't vertellen geraakt, is 't e straatje zonder eind (hij weet van geen uitscheiden). - Ook in het Haspengouws Idioticon, blz. 222: Een straatje zonder einde, een langdurig gezaag. - Te Aarschot hoorde ik in mijn jeugd honderden keren de uitdrukking gebruiken met ‘duren (ge)lijk’. Voorb. De mis (preek, vertelling, regen...) duurt (ge)lijk een straatje zonder eind. Als Marie het huis moet kuisen, dan duurt dat lijk een straatje zonder eind. Ik peinsde dat het rap zou gedaan geweest zijn, maar het duurde lijk een straatje zonder eind. Ook zonder het werkw. ‘duren’ kan de uitdrukking gebruikt worden. Voorb. Marie heeft een uitvoerig babbeltje geslagen met een buurvrouw. Als ze thuiskomt, zegt haar man: ‘'k Heb u wel zien staan lameren, 't was weer een straatje zonder eind!’.
II. A. De tweede betekenis vinden we bij Schuermans (Alg. Vl. Id.), blz. 689: Een straatje zonder eind is een straatje dat geene uitkomst heeft, fr. cul de sac (Br. Antw., Vl.). - Ook in het Gents Woordenboek, blz. 1389: een straatje zonder einde, zonder uitgang, Fr. cul de sac. B. Met de tweede betekenis wordt de uitdrukking blijkbaar ook figuurlijk gebruikt. We zitten (zijn, komen) in een straatje zonder eind = we bevinden ons in een zo moeilijke toestand dat we geen uitkomst (uitweg) meer zien, in een impasse. - Deze fig. betek. vinden we niet vermeld in de woordenboeken.
* * *
Ik weet niet of de uitdrukking in de volkstaal op één plaats met beide betekenissen voorkomt. Ik acht het niet erg waarschijnlijk, maar niet onmogelijk. Aarschot kent (kende?) alleen bet. I. Voor bet. II. A. | |
[pagina 189]
| |
zegt men: een straat die doodlooptGa naar voetnoot1, die geen uitweg heeft; voor bet. II. B. gebruikt men een omschrijving als: we zitten vast, we kunnen er niet meer uit. M.i. is de eerste betekenis de oorspronkelijke, omdat ze meer voor de hand ligt dan de tweede. Wat is natuurlijker dan iets waaraan geen einde schijnt te komen, wat vervelend lang duurt te vergelijken bij een eindeloos lange weg of straat? Hoe betekenis II zich dan heeft ontwikkeld uit bet. I weten we niet, maar het is niet onmogelijk dat het Fr. ‘rue sans issue’ hierbij een rol heeft gespeeld, m.a.w. dat de Vlaming in taalnood, om bet. II te verwoorden, naar een volkse uitdrukking greep die eigenlijk iets anders betekende. Onze taalzuiveraars veroordelen de uitdrukking met bet. II. Het is opvallend dat Constant Peeters er nog niets over zei in zijn Ned. Taalgids. Paardekooper (ABN - Gids) vervangt straatje zonder eind door impasse, hopeloos geval (bet. II. B), Heidbuchel (ABN - Wdb.) door doodlopende straat, slop, impasse, hopeloos geval (bet. II. A en B). Ook door anderen is de uitdrukking behandeld, laatst door J. Verhasselt in De Brusselse Post van 15/12/77, blz. 22. Vermeldenswaard is nog dat het W.N.T., XV, kol. 2058, een straatje zonder eind (gewest, in het Zuiden) heeft gehonoreerd aan de hand van Corn.-Vervl. (Antw. Id.) en Rutten (Hasp. Id.), dus alleen met bet. I. De redacteur heeft bet. II, die hij uit Schuermans moest kennen, verwaarloosd. Dat standpunt begrijp ik volkomen. Met de eerste bet. is de uitdrukking wel ‘zuidelijk’ en ‘gewestelijk’, maar toch echt Nederlands. Het Ned. karakter van bet. II is zeer twijfelachtig. Ook Van Dale kent de uitdr. alleen met bet. I (Zuidn.) en vermeldt ook de constructie met ‘duren’: dat duurt altijd straatje zonder end (met ‘als’ of ‘gelijk’ onderverstaan, wat me niet vreemd lijkt). - Hetzelfde geldt voor Brouwers (Het juiste Woord, blz. 673), bij wie een straatje zonder eind ook alleen bet. I heeft, want het staat in een reeks woorden en uitdrukkingen samen met ‘eentonigheid, altijd dezelfde oremus’. Het is spijtig dat de documentatie van Schuermans waarmee hij zijn Alg. Vl. Id. samenstelde, niet meer bestaat, want het is me | |
[pagina 190]
| |
niet duidelijk wat er onder zijn korte mededeling schuilgaat. Ik weet dus niet of zijn gegevens - die 150 jaar oud zijn! - mijn veronderstelling zouden bevestigen dat bet. I van straatje zonder eind tot de echte volkstaal behoort en dat bet. II. A en vooral II. B meer (of uitsluitend?) in de ‘papieren taal’ voorkomen. Het probleempje is ook niet opgelost door de enquête over zuidneerlandismen, in 1974 door J. Noë gehouden bij 93 Vlamingen, evenredig verspreid over de vijf Vlaamse provincies. Er werd gevraagd of bepaalde Zuidned. woorden en uitdrukkingen nog ‘leefden’ en door de ‘gewone’ man nog gebruikt werdenGa naar voetnoot1. Voor straatje zonder eind werd 36 maal negatief geantwoord, maar we weten niet welke betekenis de uitdrukking had voor de 57 inzenders van positieve antwoorden.
* * *
Natuurlijk interesseerde het mij te weten of de Vlaamse jeugd van nu de uitdrukking (nog) kent en welke betekenis ze er spontaan aan toekent. Dank zij prof. G. Geerts van de Leuvense universiteit, die zo vriendelijk was een kleine schriftelijke enquête te houden bij zijn studenten, ontving ik een vrij duidelijk antwoord op mijn vragen. Ik kreeg 231 papiertjes in handen van studenten, meisjes en jongens, ± 20 jaar oud, meestal uit de oostelijke helft van Nederlandstalig België. Toch is de westelijke helft voldoende vertegenwoordigd. Meer dan een derde (79) van de ondervraagden verklaarde de uitdrukking niet te kennenGa naar voetnoot2. Voor 36 van de overige ondervraagden heeft straatje zonder eind(e) zeker de eerste (duratieve) betekenis, voor 4 waarschijnlijk. Dan zijn er nog acht die aan een vicieuze cirkel denken. Als we deze gevallen meetellen, komen we tot 48 studenten voor wie de uitdrukking uitsluitend een duratieve betekenis heeft. De voorbeelden zijn op verschillende manieren geconstrueerd: ‘Het proces Jespers (het Egmont-beraad, de regeringsvorming in Nederland, studeren...) is een straatje zonder eind. De procedure wordt een str.z.e. Als men daaraan begint wordt het een str.z.e. Toen..., kwam hij in een straatje zonder eind. Hij zit in een str.z.e.’. Slechts driemaal vind ik een voorb. met het werkw. duren (mij zo erg vertrouwd!): ‘De toespraak duurde als een str.z.e. Het duurde als str.z.e. Dat duurt van str.z.e. | |
[pagina 191]
| |
Slechts 5 ondervraagden gaven als bet. ‘doodlopende straat’ op (bet. II. A). Drie anderen hebben een nogal persoonlijke opvatting: ‘een duistere, onduidelijke aangelegenheid’, ‘een gebeurtenis die vele niet te voorziene gevolgen heeft’, ‘iemand die niet erg gezond is’! Voor alle overigen (96) heeft de uitdrukking de bet. II. B. Meestal is de betekenisomschrijving iets als: ‘een uitzichtloze (hopeloze) situatie’, ‘er is geen uitkomst meer mogelijk’, ‘een onoplosbaar probleem’. Herhaaldelijk komt daarenboven het duratieve aspect in de omschrijving tot uiting: ‘een zaak sleept zo eindeloos lang aan dat de situatie uitzichtloos wordt’. Waren de Leuvense studenten, toen naar de betekenis van straatje zonder eind werd gevraagd, er zich van bewust dat de uitdrukking Zuidnederlands is? Voor hen die bet. I opgaven, kan dat het geval zijn, maar ik vind geen enkel bewijs. Voor hen die bet. II opgaven, is dat (meestal) niet het geval. Herhaaldelijk schreven ze: ‘betekenis zoals in het ABN’. Sommigen zegden wel ‘niet in mijn dialect’, maar gaven toch een voorbeeld op. Eén student verklaarde: ‘komt niet in mijn dialect voor, wel in mijn ABN’. Een ander: ‘alleen gebruikt door mensen die mooi willen praten’! Slop en impasse behoren blijkbaar niet tot de gewone Zuidnederlandse taalschat, want in de omschrijvingen van straatje zonder eind komt slop een enkele keer voor, impasse driemaal. Zijn de verschillende betekenissen streekgebonden? Van de 40 studenten die bet. I opgaven - de vicieuze cirkels dus niet meegerekend! - wonen er 16 in de provincie Antwerpen (vooral in de streek Turnhout-Herentals), 7 in het arrondissement Leuven, 8 in Limburg, 4 in het oosten van Oost-Vlaanderen, 5 in West-Vlaanderen. Zij die bet. II opgaven, zijn vrij gelijkmatig over de Vlaamse provincies verspreid. | |
BesluitIn de Antwerpse Kempen en sporadisch ook elders in Zuid-Nederland gebruikt de volkstaal nog de oude vergelijking van iets wat zeer lang duurt bij een straatje zonder eind. Deze uitdrukking is, misschien onder Franse invloed, iets anders gaan betekenen, nl. ‘doodlopende straat’, waaruit van zelf de fig. betekenis ‘impasse’ ontstond. Deze betekeniswijziging of -aanpassing heeft zich uiteraard niet in de volkstaal voltrokken, maar in het door Vlamingen geschreven Nederlands. In die ‘papieren’ taal is de uitdrukking zo algemeen bekend en gebruikelijk geworden, dat vele (de meeste?) Zuidnederlanders op dit ogenblik menen dat ze tot de algemene Nederlandse taalschat behoort. J.L. Pauwels |
|