2. Vorm en etymologie van de naam
2.1. De -ts van skraits zal op een verkleiningssuffix met een -k- teruggaan, evenals in fries hoants, kemphaan, uit *hôn-k-, in 1628 en 1640 Hoincken (meervoud, De Vries 1939). Hierin kan *hôn- gelijk zijn aan ned. hoen, maar met meer waarschijnlijkheid - wegens de betekenis - aan ned. haan, oudfri. hona, nfri. hoanne, een vorm die rekking van de stamklinker verraadt. Zie ook Loopstra 107, n. 3.
Andere voorbeelden hebben een -ai-: nfri. maits, made, uit *madik-, *mathik-, vergelijk middelnederd. meddik (NEW, made), en baitsje uit baadje, maleis badjoe. De -k- is blijkbaar gepalataliseerd en geassibileerd tot -tsj- en hierbij werd ook de stamklinker gepalataliseerd en gediftongeerd tot-ai-. Hetzelfde vinden we in de nfri. werkwoorden laitsje, meitsje, reitsje, smeitsje, weitsje, lachen, maken, raken, smaken, waken.
2.2. Zo mogen we als voorstadium van skraits een vorm *skrad-k- vermoeden of misschien *skred-k-, met een korte, maar mogelijk ook met een lange stamklinker. Hierbij kunnen we denken:
2.2.1. aan een oudfri. vorm naast middelnederd. schrade, mager, dor, of naast duits Schrat (EWD), spook, geest, oudnoors skratti, maar ook:
2.2.2. aan ofri. skrêd (AW), afsnijding, eng. shred (ODE), lap, flard, vod. In het eerste geval zou de vogelnaam een magere verschijning, een spookachtige geest kunnen aanduiden, hetgeen met het gebruik van het woord bij Althuysen en later overeenstemt. In het tweede geval zou het gaan om een vogel die als een vod door de lucht fladdert. Naar de vorm zijn deze verklaringen aannemelijk, naar de betekenis geldt dit min of meer voor de eerste mogelijkheid, maar toch lijkt de volgende verklaring het meest waarschijnlijk: