Taal en Tongval. Jaargang 27
(1975)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||
Is Syldavisch Slavisch?Het is volgens mij nog niet voorgekomen - en ik hoef daar de registers niet eens op na te slaan - dat in een tijdschrift als Taal en Tongval op enige wijze aandacht werd besteed aan het beeldverhaal. Nu is daar eigenlijk ook nooit aanleiding voor geweest, dus zo vreemd is dat niet. Stripverhalen worden in ons taalgebied doorgaans niet in dialekt geschreven, al kan een uitzondering gemaakt worden voor de oudere albums van de Suske en Wiske-reeks, getekend en geschreven door de Antwerpenaar Willy Vandersteen. Een tijd lang hebben er van deze strip zelfs twee series naast elkaar bestaan, een Vlaamse (meer in het bijzonder Antwerpse) en een Nederlandse, dat wil zeggen met A.B.N.-tekst en andere aanpassingenGa naar voetnoot1. De lezer kan zich afvragen of een aanleiding nu plotseling in de vijfenzestigste verjaardag van Dr. Jo Daan wél gevonden is, maar dat is niet zo, al is me bekend dat ze een hartstochtelijk liefhebber is van de wederwaardigheden van Heer Bommel en Tom Poes door Marten Toonder. Het even verzorgde als doorgaans zinledige proza uit de mond van Olivier B. Bommel werd en wordt echter al meer dan voldoende onderzochtGa naar voetnoot2. Welnu, de werkelijke aanleiding kan gevonden worden in de tekst van de linkse figuur op onderstaande afbeelding. Het plaatje is afkomstig uit het album Raket naar de Maan uit de van oorsprong Franstalige avonturen van Kuifje of Tintin. Kuifje en kapitein Haddock, de rechtse figuur op de afbeelding, zijn in deze passage verwikkeld in een avontuur dat zich afspeelt in Syldavië, een fiktieve maar wel duidelijk als zodanig herkenbare Oostblokstaat, waarvoor | |||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||
misschien Joegoslavië model heeft gestaan. De nogal Oosteuropees aandoende klanken van de Syldavische gezagsbekleder blijken een grote overeenkomst te hebben met sommige ook in Nederlandse dialekten optredende verschijnselen. Ik wijs hier op de open monoftong in de eerste lettergreep van blaveh (met niet te realiseren -h, de tekst is immers
geschreven door een Franstalige auteur), die bijvoorbeeld in Brussel voor ndl. ij voorkomtGa naar voetnoot1. Ik wijs verder op het woord dzekhoejchz dat te ontleden is in dze en khoejchz. Vinden we in BrusselGa naar voetnoot2 muiʃ voor muts, dan kan deze zin niet anders gelezen worden dan ‘In de koets blijven’, een vertaling waarvan de juistheid onderstreept wordt door de dreigende stengun en de verbouwereerde gelaatsuitdrukking van Haddock in het halfgeopend autoportier op de afbeelding! Merkwaardig blijft misschien de spelling van het bepalend lidwoord de als dze. In de notering van Vangassen (zie noot 2) ontbreekt deze realisatie - normaal daar is də -, maar toch geeft de spelling een aanwijzing. Voor het Syldavisch dat ook nog voorkomt op andere plaatsen in de avonturen van Kuifje (De Scepter van Ottokar blz. 21, 24-25, Raket naar de Maan blz. 4-6 en De Zaak Zonnebloem blz. 30), is namelijk typerend dat de dentalen palataal gerealiseerd worden met sisklanken, gespeld tz, scz, cz, djz en thsz, een verschijnsel dat door Mazereel blz. 13 een niesklank genoemd wordt. | |||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||
Hiermee is de naam van de stad Brussel al een paar maal gevallen en daarom lijkt het me nuttig wat meer materiaal te verschaffen over de auteur van dit alles. De avonturen van Kuifje worden geschreven en getekend door George Rémi, geboren in 1907 in Etterbeek, een nu aan de oostzijde van de Brusselse agglomeratie vastgegroeid dorpje. De Waalssprekende George Rémi, die beter bekend is onder zijn pseudoniem Hergé (een omkering van zijn initialen), heeft in zijn jeugd al kennis gemaakt met het nu zo goed als verdwenen dialekt van de Marollen dat tot de tweede wereldoorlog gesproken werd in de nu tot afbraak gedoemde Rue Haute van BrusselGa naar voetnoot1. In een interview in de Haagse Post van 31-3-1973 (blz. 45) deelt Hergé mee dat zijn grootmoeder het Marollien nog met zijn moeder sprak, terwijl deze laatste met hem Frans sprak. Het is juist het Marols dat naar mijn mening ontegenzeggelijk ten grondslag ligt aan het Syldavisch in Kuifjes avonturen. Ik sta daarin niet alleen, want al in 1959 wees nota bene Maurice RoelantsGa naar voetnoot2 met nauwelijks verholen binnenpret op deze opvallende overeenkomst, met name bij de zin On fläsz klowagzwa vüh dzânpeih (Raket naar de Maan blz. 5) die hij leest als ‘Een fles klaar water voor deze pee’, waarbij pee staat voor ‘onnozele hals’ zoals we bij Baetens Beardsmore blz. 413 kunnen vinden onder pee en pei. Dat de niesklank bij Hergé erg typerend is overgekomen, blijkt uit het feit dat hij ook andere konsonanten van sisklanken voorziet: het al genoemde dze ‘de’, kzommet en kzömmetz ‘komt’, könikstzGa naar voetnoot3 ‘koning’ en dergelijke. Is hier sprake van opzettelijke mystifikatie of mogen we gewoon geen al te hoge eisen stellen aan de fonetische weergave? Hergé heeft in elk geval het voordeel van de twijfel want in zijn Nederduitsch en Friesch DialecticonGa naar voetnoot4 is Johan Winkler er niet in geslaagd de kondities te vinden waaronder de niesklank op kan treden. Inmiddels is het duidelijk Hergé's bedoeling dat het Syldavisch uitsluitend voor insiders betekenis heeft, want ook bijv. in de Duitse en | |||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||
Engelse vertalingen is het Syldavisch letterlijk gehandhaafd. In de Nederlandse vertaling heeft dit geleid tot een misverstand dat we nu aan de hand van Mazereel blz. 84 kunnen ophelderen. Op blz. 21 van De Scepter van Ottokar komt namelijk de volgende passage voor: ‘In het Syldavisch riep de vorst uit: “Eik bennek, eik blavek”, wat wil zeggen: “hij die kwaad zaait, zal kwaad oogsten”’; zoals op afbeelding 2 te zien, is dit gevleugelde woord verheven tot de zinspreuk van Syldavië. Bij de transkriptie heeft de Nederlandse vertaler er echter maar een slag naar geslagen, want er moet niet staan Eik maar Eih, dus Eih bennek, eih blɑ̄vek, wat in het Marols niets anders betekent dan ‘Hier ben ik, hier blijf ik’! Om de geringe importantie van dit artikeltje niet door regelaantal tegen te spreken, wijs ik in het kort nog op een aantal kroongetuigen, die naar Hergé's kennis van het Marols wijzen. Evenals Marten Toonder heeft hij zich bij de naamgeving van personen en zaken in de avonturen van Kuifje bediend van een dubbele bodem, een procédé dat door R. Godthelp ‘komische naamgeving’ genoemd wordt om zijn komische werkingGa naar voetnoot1. Een aantal van dit soort namen wijst ondubbelzinnig naar wat hierboven betoogd is. Ik som op:
| |||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||
De konklusie mag kortom zijn dat het Syldavisch in elk geval min of meer een benadering is van het Marols. De onbewezen indruk van Pol Vandromme in Le Monde de Tintin (Paris 1959, blz. 19 e.v.) dat 75% authentiek is lijkt wel juist.
Amsterdam Har Brok. |
|