Taal en Tongval. Jaargang 27
(1975)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wie is de bloemen gaan gieten?Als Dr. Hol mij indertijd zin 2 van de RND had voorgelegd ter vertaling in mijn dialect - Pannerden, L 77 -, zou ik er niet meteen raad mee geweten hebben. Zo op het eerste gezicht lijkt het zinnetje ‘Mijn vriend is de bloemen gaan gieten’, heel gewoon. De afzonderlijke woorden leveren nauwelijks moeilijkheden, op het woord ‘vriend’ na. Niet dat ik geen vrienden had, maar je noemde ze niet zo. Hoogstens zeiden anderen, dat je dik met iemand was, goed met iemand kon opschieten, of, dat je er goed mee over weg kon. Meisjes spraken wel eens van hun vriendin, maar dat deed toch een beetje geforceerd en aanstellerig aan. Om relaties aan te duiden die meer waren dan buren of dorpsgenoten, en anders als familie bezigde men het woord kennis. Kennis hebben betekende ‘verkering hebben’, maar het vriendje of vriendinnetje werd niet kennis genoemd. Als er over vriend, vriendin of verloofde gesproken werd gebruikte men de voornaam, was deze niet specificerend genoeg, dan werd de achternaam er aan toegevoegd. In de kleine besloten dorpsgemeenschap, waar iedereen elkaar kende, en waar alle verhoudingen tussen mensen onderling, hoe ingewikkeld die ook konden zijn, bekend waren, was het ook niet nodig zijn relatie tot een bepaalde persoon expliciet aan te duiden. Toch noteerde Dr. Hol voor Pannerden: min kamerɔ▴t ɪstə blumə gɔngiːtə, met als variant ɔntΧiːtə, een notatie die zeker correct te noemen is. Maar ik moet hier meteen bij aantekenen, dat een kameraad een vriend op afstand is, zowel in de ruimte als in de tijd. Het zinnetje had eigenlijk in een annecdotische context geplaatst moeten worden. Sprekende over een oorlogsherinnering kan de Pannerdenaar zeggen: ‘Mijn kameraad was net de bloemen aan het gieten, toen de granaat insloeg’, waarmee recht is gedaan aan de afstand in tijd. Zou de betrokken kameraad tot de zegslieden van Dr. Hol behoord hebben, dan was het geworden: ‘Piet hier’, of ‘Jansen hier’, afhankelijk van de aard van de vriendschap en de houding ten aanzien van de gespreksleidster. Er is dan nog een probleem, en wel bloemen gieten; dat is typisch vrouwenwerk, mannen doen dat niet. Hoogstens sproeien ze de pas gepote slaplantjes, of geven ze water. De problematiek met betrekking tot vriend en water geven, zoals ik die voor Pannerden kort heb aangegeven, blijkt exemplarisch te zijn voor meerdere plaatsen binnen het Nederlandse taalgebied. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De bedoeling van de Reeks Nederlandse Dialectatlassen is, om met behulp van zinnen en woorden in de eerste plaats klankverschijnselen op te sporen, en vervolgens ook verschijnselen van grammaticale, syntactische en lexicale aard. Er is naar gestreefd de zinnen te laten beantwoorden aan de dialectische werkelijkheid of mogelijkheidGa naar voetnoot1. Mogelijk is ‘Mijn vriend is de bloemen gaan gieten’ in Pannerden wel, het zinnetje behoort niet tot de dialectische werkelijkheid. De titel boven deze bijdrage is een vraag: ‘Wie is de bloemen gaan gieten?’, het antwoord op de vraag wordt gedeeltelijk gegeven door de kaart ‘Vriend’. Gedeeltelijk, omdat mogelijkheid en werkelijkheid niet altijd even scherp te onderscheiden zijn. Stelde een enquêteur zich zuiver klankhistorisch op, wilde hij koste wat kost het woord vriend hebben in de plaatselijke uitspraak (vrind, vrund, vreend enz.), dan kreeg hij het practisch altijd. Hield hij meer rekening met de werkelijkheid, dan kwam hij tot andere notaties, soms verduidelijkt met een semantische toelichting, die dikwijls, ondanks de noodzakelijke beknoptheid, zeer verhelderend is. In veel gevallen wordt het gebruikelijke synoniem van vriend gegeven, en, tussen haakjes of strepen, de plaatselijke uitspraak van vriend, om recht te doen aan de hoofdbedoeling van de RND. Op de hier afgedrukte kaart zijn alleen de woorden opgenomen die staan op de plaats van mijn vriend in de Nederlandse voorbeeldzin. In dit verband zeer interessante feiten zoals het gebruik van een possessief dan wel lidwoord, en de plaats van mijn in de zin, zijn buiten beschouwing gelaten. Een diepgaande interpretatie van de kaart is niet te geven, daarvoor schieten de gegevens die de RND verstrekt tekort. Aan de hand van de Pannerdense situatie heb ik laten zien, dat sociologische factoren een belangrijke rol spelen. Toch geeft de ‘Vriend’-kaart grosso modo een aardig antwoord op de in de titel gestelde vraag; in het ene geval is het antwoord duidelijker dan in het andere, dat hangt zeer nauw samen met de intenties en ervaringen van de enquêteurs, maar ook - zeker in verband met vriend - met de keuze van de zegslieden. De Friese antwoorden zijn het meest gedifferentieerd. Naast freon, maet, in mindere mate kammeraet en zelfs een paar maal vriend, komen voor: kammeraetske en vriendin (freondin) wordt niet opgegeven. De ‘vriendin’-opgaven lijken geheel in overeenstemming te zijn met de opvatting, dat bloemen gieten typisch vrouwenwerk is, maar hier is | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
enige voorzichtigheid geboden. Het geslacht van de informant speelt hier een belangrijke rol. Een vrouw die zegt: ‘Mijn vriend is de bloemn gaan gieten’, plaatst zich zelf, als ze getrouwd is, in een kwaad daglicht; een jong meisje onthult iets uit haar privé-leven. In het onderstaande schema heb ik de Fries ‘vriendin’-opgaven bij elkaar geplaatst, na het codenummer, de plaatsnaam en de samenstelling van de groep informanten, gesplitst in mannen en vrouwen, volgt het woord dat zonder enige aantekening is opgegeven, daarna de individuele opgave, met vermelding van het geslacht en de leeftijd van de informant.
Enige voorzichtige conclusies kunnen uit het schema getrokken worden: kammeraetske duidt er in F 1, 35, 36, 40, en vriendin in F 21, op, dat bloemen gieten vrouwenwerk is, de mannelijke zegslieden zijn er immers in de meerderheid. In F 10 is kammeraet het gewone woord voor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘vriend’, in F 53: maet; bij de opgaven van het type kammeraetske, B 100, 120, 1123a, F 10a en vriendin, F 25, 26, 42, zijn de vrouwen in de meerderheid, er is hier sprake van het gewone woord voor ‘vriendin. Voor F 13c wordt een eigennaam (ons Janke) opgegeven, waarover straks meer, voor F 20 ontbreekt het gewone woord, in deze plaatsen is een woord voor ‘vriend’ niet mogelijk. Bij de individuele opgave van het type vriendin, B 100, gaat het om een woord van de jongere generatie, terwijl kammeraetske, F 20 en F 21 typisch een woord van de oudere generatie, respectievelijk verouderd is; vriendin is in F 10 een vrouwenwoord; in F 13c kan een vrouw wél van vriendin spreken; in F 53 zijn zowel kammeraetske als vriendin vrouwenwoorden, het laatste is typisch voor de jongere generatie. De onmogelijkheid om een ‘vriend’-woord te gebruiken blijkt ook uit de volgende opgaven: buurvrouw, Harlingen (B 45), Parrega (B 109) en Bolsward (B 110); buurman - en nu komen voor het eerst niet-Friese opgaven aan de orde -, Hoogkarspel (E 37), waarbij tussen haakjes kammeraadjes en vrindjes wordt opgegeven, als woorden uit de kindertaal, Hoornaar (K 65) en Vlijmen (K 147); buur, Noordwijkerhout (E 112). In Overloon (L 209a) zegt men mijn vrouw, het woord vriend is er wel bekend, maar wordt zelden gebruikt. Voor Dordrecht (K 94) wordt opgegeven: ga je mee de bloemen water geven? Hiervoor kwam al even het gebruik van een eigennaam ter sprake (F 13c), dat is ook het geval in Berlikum (B 49), Beetgum (B 52a), Vlierden (L 243) en in Liesel (L 263a), in beide laatst genoemde plaatsen worden kameraad en vriend zelden gebruikt. Uit deze groep opgaven mag worden afgeleid, dat vrienden niet als zodanig worden aangeduid, dat het zinnetje niet tot de dialectische mogelijkheid en werkelijkheid behoort, een situatie die volkomen overeenstemt met die in Pannerden. Kennis mag men een neutraal ‘vriend’-woord noemen. Het wordt twee maal opgegeven voor Noord-Holland: Opperdoes (E 14a) en Koedijk (E 19); een maal voor Antwerpen: Zevendonk (K 237a) en veertien maal voor Frans-Vlaanderen, daar is zelfs sprake van een kennis-gebiedje. Voor Oudezele (N 60), Zermezele (N 93), Steenvoorde (N 104), Ebblinghem (N 148), Waals-Kapel (N 149), Zerksel (N 151), Borre (N 156), Merris (N 159) wordt het woord zonder meer opgegeven; in Malo (H 75) spreekt men van kennis of maat; in Moerbeke (N 154) en in Belle (N 162) van vriend of kennis; in Steenbeke (N 153) is vriend ‘beschaafder’ dan kennis. Voor Hondschote (N 13) wordt kennis opgegeven omdat vriend er ‘bloedverwant’ betekent, dat is ook het geval in Wormhout (N 53), Lederzele (b 19) geeft maat, omdat vriend er | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘familielid’ betekent; Stapel (N 101) geeft vriend met de toelichting ‘familielid’. In Zeeland (L 157) wordt vriend weinig gebruikt, men spreekt er wel van nə bɪtfrint, ‘iemand die nog een beetje familie is’. In veertien Zeeuwse plaatsen is blijkens het WZD de ‘ouderwetse’ betekenis ‘verwant’ voor vrind of vriend nog bekend: Renesse (I 30), Haamstede (I 33), Ouwerkerk (I 50), Westkapelle (I 58), Zoutelande (I 59), Domburg (I 60), Oostkapelle (I 61), Vrouwenpolder (I 62), Grijpskerke (I 65a), Wemeldinge (I 72), 's-Herenhoek (I 88), Ovezande (I 91), Kadzand (I 103) en Retranchement (I 105). Acht van deze plaatsen komen ook in de RND voor, waar vriend werd opgegeven (I 50, 59, 65a, 72, 103 en 105) gebeurde dat zonder enige toelichting. Alleen voor I 58 werd de betekenis ‘familie’ gegeven. Vriend met de betekenis ‘verwant’ komt ook buiten het Zeeuwse en Fransvlaamse gebied voor. Vriezenveen (G 171) kent vrèènd, ‘bloedverwant’ en vrèèndschop, ‘familie’ (Entjes 1969); vrendschap, ‘bloedverwantschap’, was in Drente bekend (Molema, Drente); Zuid-Oostvlaams vriend betekent ‘ook van de zelfde familie zijn’ (Teirlinck 1908); in Diesen (K 198) is vriend bidde, ‘de verwanten op de uitvaart verzoeken’ (De Bont 1958), dezelfde betekenis kent Assendelft (E 82) voor de vrienden halen (Boekenoogen 1897); tenslotte kan ik nog wijzen op Balingen (n 6,4) vrende, ‘familie’, vrundspreken, Noordhorn (C 67), ‘familie van elkaar zijn’, bevrund, ‘verwant’, voor de Ommelanden en op vriendenbôo, ‘de huisbediende die vóór de algemene aankondiging een sterfgeval aan de familieleden aanzegt’, Assendelft (E 45) (De Vries 1924). Uit bovenstaande gegevens blijkt, dat slechts in een gering aantal plaatsen het woord vriend niet mogelijk was, omdat de betekenis ‘verwant’ dit niet toeliet. Vriend, ‘verwant’ behoort in ieder geval tot de dialectische mogelijkheid. Mevrouw Daan heeft eens de intrigerende vraag gestels: ‘Is zoenen beschaafd?’, het antwoord gaf ze op een kaartGa naar voetnoot1. De kaart ‘Zoen’ en de kaart ‘Vriend’ representeren eigenlijk hetzelfde probleem. In beide gevallen gaat het om tegenstellingen tussen subsystemen van één systeemGa naar voetnoot2. Beide kaarten laten regionale variatie binnen de cultuurtaal zien. Het aardige is, dat zowel het ‘zoen’-probleem als het ‘vriend’- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
probleem nog niet is opgelost; de kaarten bieden een uitstekend vertrekpunt voor verder sociolinguistisch onderzoek. Doordat vriend is afgevraagd in een zinnetje, waarin - voor veel informanten althans - een typisch vrouwelijke bezigheid verwoord wordt, kreeg de kaart een extra complicatie, en mag ze in eerste instantie slechts beschouwd worden als een antwoord op de vraag, in de titel boven deze bijdrage gesteld. Het probleem is, zoals ik hiervoor uiteengezet heb, gedeeltelijk opgelost, en wel door het voorkomen van opgaven als buurvrouw, mijn vrouw, vriendin enz. De kaart ‘Vriend’ laat in ieder geval grote variatie op regionaal niveau binnen de cultuurtaal zien. Grote delen van het Nederlandse taalgebied geven een uitgesproken voorkeur aan kameraad, gedeeltelijk is er sprake van een oost-west-tegenstelling. Het zuidwesten is een maat-gebied, opgaven van het type maat - met uitzondering van Friesland -, die elders voorkomen, moeten als neutrale ‘vriend’-woorden beschouwd worden, maat betekent er ‘collega’, zowel op het werk als bij het spel. De kameraad-opgaven langs de taalgrens sluiten geheel aan bij het Waals-Noordfranse camarade-complexGa naar voetnoot1. Historisch onderzoek zal het succes van het jonge leenwoord moeten verklaren. Een vergelijking van de ‘Zoen’-kaart en de ‘Vriend’-kaart toont aan, dat vrienden zowel kunnen zoenen als kussen, kameraden geven de voorkeur aan kussen. Er zijn onmiskenbaar talrijke overeenkomsten, de woorden voor ‘zoen’ en de woorden voor ‘vriend’ liggen in de affectieve sfeer, ze zijn met veel taboes omgeven, zeker vroeger. Het gebruik van het woord zoen of kus en vriend, kameraad of maat is afhankelijk van geslacht, leeftijd, sociale status en situatie. Een dialectoloog, die gebruik maakt van de in de sociolinguistiek ontwikkelde onderzoekingsmethoden, zal antwoord kunnen geven op de vraag: ‘Is zoenen beschaafd?’ en op vragen als: ‘Wie is de bloemen gaan gieten?’, of ‘Wat is een vriend?’.
J.B. Berns. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afgekorte literatuur
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|