Taal en Tongval. Jaargang 26
(1974)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vokaalverkorting in het Westvlaams0. Door een aantal in de ruimte en de tijd verschillende faktoren kunnen vokalen die normaal lang zijn en dus in het lange vokalensysteem thuishoren, kort geworden zijn. Die verkorting gaat meestal ook gepaard met een kwaliteitsverandering, zodat de term verkorting het verschijnsel eigenlijk niet helemaal dekt. In deze uiteenzetting wensen wij hem echter terwille van de traditie te blijven hanteren. De vokaalverkorting die in zowat alle Nederlandse dialekten in verschillende graden aan te wijzen valt, heeft in het verleden heel zelden de volle aandacht van dialektologen en taalhistorici genoten. Meestal beperkte men zich tot een aantal disparate opmerkingen over enkele verkortingsgevallen in een of ander dialektGa naar voetnoot1. Doorgaans ontbrak een systematisch onderzoek naar (relatieve) ouderdom, spreiding en konditionering van de vokaalverkorting en een duidelijke beschrijving van de status van de verkortingsprodukten in het klanksysteem. Deze werkwijze leverde dan ook op vitale punten onvolledige en onjuiste resultaten op of resultaten die linguïstisch weinig relevant zijn. In deze studie hebben wij de vokaalverkorting in het Westvlaams aan zo'n systematisch onderzoek proberen te onderwerpen. Hiermee zijn wij zeker niet aan de eerste poging toe om dat onderwerp uit te diepen:
- Al in 1885 vermeldde J. Vercoullie in zijn Spraakleer van het Westvlaamsch DialectGa naar voetnoot2 een respektabel aantal Westvlaamse verkortingsgevallen echter zonder een poging te ondernemen om de tendens tot vokaalverkorting ook te beregelen. Er is ook geen enkel spoor van lokalisatie.
- R. Van Sint-JanGa naar voetnoot3 geeft vrij veel voorbeelden van zowat alle Westvlaamse verkortingstypes, probeert ze ook min of meer in de tijd | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te situeren, maar laat al te weinig uit zijn opsomming blijken of wij te maken hebben met een vaste regel, een tendens of uitzonderingsgevallen. Hij zegt bovendien niets over de fonologische status van de verkortingsprodukten.
- In 1963 onderzocht P. Callewaert systematisch de vokaalverkorting bij diminutivering in het KortrijksGa naar voetnoot1. Heel vaak echter kent hij die verkortingsprodukten een verkeerde fonologische status toe doordat hij zich nagenoeg uitsluitend op de fonetische representatie baseert: zo is volgens Callewaert de i in knitʃe = knietje een representant van het korte i-foneem in het Kortrijks. In zijn niet-gediminutiveerde vorm bevat het morfeem knie echter een lang i-foneemGa naar voetnoot2. Op de onjuistheid van een dergelijke evaluatie komen wij verder terug.
- In zijn monografie over het LaatmiddelbrugsGa naar voetnoot3 heeft R. Willemyns heel veel materiaal bijeengebracht over de vokaalverkorting in het moderne Brugs (blz. 219-238). Jammer genoeg beperkt hij zich daarbij nagenoeg uitsluitend tot een weliswaar gekategoriseerde opsomming van verkortingsgevallen. Een geheel van regels i.v.m. de konditionering van de Brugse vokaalverkorting is er niet precies uit af te leiden. Wel heeft de auteur een verdienstelijke diachrone dimensie aan zijn studie toegevoegd door in Brugse archiefbronnen van de 15de en 16de eeuw op zoek te gaan naar grafieën die de aanwezigheid van vokaalverkorting al in die tijd kunnen illustreren en door een aanvaardbare algemene hypothese over de ouderdom van de Westvlaamse vokaalverkorting te ontwerpen (blz. 247-253).
- Tenslotte is er de recentste studie van A. Sercu over het klanksysteem van het OostduinkerksGa naar voetnoot4, waarin o.a. de vokaalverkorting in dat dialekt zeer gedetailleerd beschreven wordt. Net als Callewaert echter interpreteert hij de verkortingsprodukten fonologisch verkeerdGa naar voetnoot5. Bovendien ontbreekt een syntese over de konditionering van het verschijnsel. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In deze ‘Vorlagen’ is de Westvlaamse vokaalverkorting dus (erg) fragmentarisch (ruimtelijk en intern-systematisch) onderzocht ofwel bevatten zij enkele beschrijvingstechnische tekorten (te weinig systematisering van de aangeboden informatie, soms onjuiste klankstrukturele interpretatie van de verkortingsprodukten). Om al die redenen achtten wij een nieuw onderzoek naar de vokaalverkorting in het Westvlaams wenselijk en vruchtbaar. Hiervoor hebben wij heel wat oud en nieuw materiaal samengebracht en gesystematiseerd. Na analyse leverde dat, in grote trekken, de volgende resultaten op:
Bij de verkortingskategorieën hebben wij twee hoofdtypes onderscheiden: historische en synchrone. Onder historische vokaalverkorting verstaan wij het verschijnsel dat oorspronkelijk lange vokalen steeds (ver)kort verschijnen door inwerking van faktoren binnen hetzelfde morfeem. Synchroon noemen wij de verkorting van (in het huidige foneemsysteem) lange vokalen die optreedt als het morfeem waarin ze voorkomen in kontakt komt met een volgend morfeem binnen hetzelfde woord (afleidingen en samenstellingen). - De historische vokaalverkortingen vormen uiteraard een gesloten klasse, die ons via vroegere klankstudies over het WestvlaamsGa naar voetnoot1 genoeg- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zaam bekend is. Voor het onderzoek ervan hebben wij weinig nieuw materiaal verzameld. Grosso modo hebben wij hier een beroep gedaan op gegevens uit de reeds geciteerde studies en de Dialectatlas van West- en Fransch-Vlaanderen (Antwerpen, 1946) van W. Pée (met medewerking van E. Blancquaert). - De synchrone vokaalverkortingen daarentegen vormen een open klasse: nieuwe afleidingen of samenstellingen kunnen nieuwe verkortingsgevallen doen ontstaan. Voor een volledige materiaalverzameling hadden wij hier strikt genomen in elke Westvlaamse plaats alle afleidingen en samenstellingen met een lange vokaal in het eerste morfeem moeten opvragen. Dat was in de praktijk uiteraard onmogelijk. Wij stonden bijgevolg voor de keuze onze materiaalverzameling ofwel ruimtelijk (een klein aantal plaatsen) ofwel intern-systematisch (slechts een aantal verkortingsgevallen per plaats) te beperken. Uiteindelijk hebben wij voor een ruimtelijke beperking geopteerd omdat:
Ten slotte hebben wij de volgende werkwijze gevolgd: voor drie dialekten uit een verschillend deel van West-Vlaanderen zijn systematisch alle afleidingen en samenstellingen met een lange vokaal in het eerste morfeem opgevraagd. In het noorden van West-Vlaanderen hebben wij het dialekt van de eerste ondertekenaar, het Klemskerks (H 23), gekozenGa naar voetnoot1. In het ‘verre westen’ hebben wij het dialekt van Izenberge (N 15) onderzochtGa naar voetnoot2 en in het zuidoosten het dialekt van Lendelede | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(N 84)Ga naar voetnoot1. Deze drie dialekten mogen wel als representatief beschouwd worden voor de drie grote klankgeografische subgroepen waarin het Westvlaams traditioneel opgesplitst wordt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Historische vokaalverkortingen.1.1. Van de historische Westvlaamse vokaalverkortingen is het frekwentste en meest verspreide type ongetwijfeld dat van Middelwvla. ɩ̄ (uit wgm. î), ȳ (uit wgm. û) en ū (uit wgm. ô vóór lab./vel. en wgm. ăl/ŏl vóór d/t) tot resp. i(˕) (b.v. ri(˕)pə = rijp), y(˕). (b.v. y(˕)s = huis) en u(˕) (b.v. bru(˕)k = broek en u(˕)t = hout/oud). Dit verschijnsel, dat bijna heel West- en Frans-Vlaanderen bestrijkt (zie kaart 1), heeft zo ingrijpend gewerkt dat alleen Mwvla. ɩ̄ en ȳ vóór r fonetisch lang gebleven zijn: ɩ̄ ontwikkelde zich in die positie tot een centrerende diftong iːə en viel op dat puntGa naar voetnoot2 samen met de representanten van wgm. ĕo en ê2, ȳ evolueerde vóór r tot øː (b.v. møːr = muur). Te Brugge (H 36) treedt ook in dat laatste geval heel vaak verkorting op. Over de datering van die verkorting hebben wij geen precieze indikaties. M. Gysseling (in een mondelinge mededeling) vermoedt dat mnl. ɩ̄ en ȳ al in het Vroegmiddelwestvlaams verkort waren; de evolutie ū > ŭ is echter beslist jonger want Wvla. ū is wellicht pas in de late middeleeuwen uit wgm. ô (vóór lab./vel.) en wgm. ăl/ŏl (vóór d/t) ontstaanGa naar voetnoot3. Waarschijnlijk is het zo dat in het Westvlaams de tendens om lange gesloten monoftongen te verkorten (echter niet vóór r) gedurende een aantal eeuwen gewerkt heeft. Een poging tot verklaring werd tot nog toe alleen ondernomen door L. GrootaersGa naar voetnoot4, die de oorzaak zoekt in de ontwikkeling van een larygale of velaire eksplosief na ɩ̄, ȳ en ū, waarvan in de huidige Rijnlandse en Westvlaamse dialekten nog relikten te vinden zijn (b.v. Brugs ukt naast ut = hout/oud). Om een aantal redenen overtuigt die hypotese ons niet helemaal: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Na i(˕) en y(˕) uit Mwvla. ɩ̄ en ȳ ontbreekt elk spoor van die velaire of laryngale eksplosief. 2. Na u(˕) treedt hij enkel vóór dentale eksplosief op, dus in woorden met de wgm. verbinding ăl/ŏl + d/t. Over de ontwikkeling van een ‘parasitaire’ k tussen u(˕) en t/d heeft W. Pée al in 1943Ga naar voetnoot1 een aanvaardbare fonetische verklaring ontworpen: na de velaire vokaal werd de dentale afsluiting (bij volgende t of d) al in de velaire zone geanticipeerd, wat insertie van een velaire eksplosief tussen u˕ en t/d met zich bracht. Die ‘parasitaire’ k kan in die optiek dus ook nog na de verkorting van ūt > ŭt ontstaan zijnGa naar voetnoot2 en de enkele Wvl. ukt-relikten bewijzen helemaal niets i.v.m. een mogelijke ontwikkeling van een gelijkaardige eksplosief na Mwvla. ɩ̄ en ȳ (juist omdat zij niet velair zijn). De oorzaak van de Wvla. verkorting van ɩ̄, ȳ en ū wensen wij eerder te zoeken in een samenspel van andere fonetische en strukturele faktoren. Het uitgangspunt bij onze hypotese is de volgende konstatatie: [+ monoftong + lang + gesloten]-fonemen komen in de Nederlandse vokaalsystemen zelden voor, behalve vóór r. Hiervoor is wellicht een zuiver fonetische verklaring te geven: maksimale sluiting + spanning bij de artikulatie vergen relatief veel energie. Verwijding (meestal door diftongering) of verkorting verminderen het energieverbruik aanzienlijk. Het eerste proces heeft zich b.v. in de Middelbrabantse dialekten afgespeeld (ii > ij; uu > ui), het tweede in het Nieuwnederlands (A.N.-systeem) en het Westvlaams. Dat het Westvlaams zijn lange gesloten monoftongen nu precies via verkorting (en niet door diftongering of verwijding) geëlimi- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
neerd heeft, kan gewoon toe te schrijven zijn aan een tendens eigen aan die dialektgroep. Hij ligt echter ook struktureel voor de hand. Alle wgm. [+ kort - open]-fonemen zijn er immers sterk verwijd, behalve wgm. ĭ/ŭ vóór gedekte nasaal: wgm. ĭ > ɪ˕ (b.v. dɪ˕kə = dik), umgelautete wgm. ŭ > y̆ > ʌ˕ (b.v. mʌ˕ʃhə = mus), wgm. ŭ > ɔ˔ (b.v. dɔ˔m = dom), wgm. ĕ > æ (b.v. bæk = bek), wgm. ŏ > ɔ˔ (b.v. pɔ˔t = pot). Hierdoor was er plaats gemaakt voor een nieuwe reeks [+ gesloten + kort]-fonemen, in casu i(˕), y(˕) en u(˕) uit resp. ɩ̄, ȳ en ū. In deze optiek kunnen wij ons ten andere afvragen of in de Brabantse dialekten geen direkt verband bestaat tussen het niet-verwijden van de representanten van wgm. ĭ en y̆ (uit ŭ door umlaut) en de eliminatie van mnl. ɩ̄ en ȳ door verwijding (via diftongering) en niet door verkorting. Hierbij aansluitend wijzen wij er tenslotte nog op dat, in leenwoorden met een gesloten vokaal (ie, uu. oe), die vokaal in het Westvlaams steeds kort is (b.v. sti(˕)l = stiel, = məny(˕)tə = minuut, ru˕tə = route, in Brabantse dialekten nogal vaak lang (resp. i˕ː, y˕ː en u˕ː). Dit kan een aanwijzing zijn dat de hierboven vermelde ‘regel’: [+ monoftong + lang + gesloten] → [- lang] in het Westvlaams nog niet alle kracht verloren heeft.
1.2. Ook vóór een aantal tweeledige kombinaties van niet-vokalische elementen binnen hetzelfde morfeem zijn in het Westvlaams enkele historisch lange vokalen verkort.
1.2.1. Dat is systematisch het geval vóór twee konsonanten waarvan tenminste de eerste een eksplosief ([-kontinu]) is: b.v. platsə = plaats, katsṇ = kaatsen (zie kaart 2), nakt = naakt. Die ‘regel’ kan als volgt geformaliseerd worden:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2.2. Vóór twee konsonanten waarvan de eerste een frikatief is ([+ kontinu]), moeten we een onderscheid maken tussen enerzijds -st/-sk (nooit verkorting) en anderzijds -ft en -cht (met systematische verkorting): b.v. uːᵊst (= hoest), ɔːst (= haast) en bri˕◔ᵊʃΧ⫞ən (= briesen) tegenover krɪ˕ftə (= kreeft), en bi˕Χ⫞tə (= biecht).
Geformaliseerd:
1.2.3. Ook vóór nasaal + konsonant komen een paar historische verkortingen voor, telkens als de nasaal m is: dɪ˕mstər = deemster en vrɪ˕mt = vreemd. Vóór n + kons. zijn ons echter geen gevallen van verkorting bekend, cfr. mɔ͊ːnt = maand, ɔ͊ːndə = eend en bɔ̃ːnst = baanst. Van Sint-JanGa naar voetnoot2 en WillemynsGa naar voetnoot3 schrijven de korte vokaal in vreemd (Got. framaþeis) toe aan een zeer vroege synkope van de vokaal tussen m en þ, waardoor geen lange ē meer kon optreden. Umlaut van ă leverde dan Mwvla. ĕ → modern Wvla. æ op. Die verklaring veralgemenen zij ten onrechte voor heel West-Vlaanderen. Naast vræmt komt immers ook de vorm vrɪ˕mt voor en die ɪ˕ is alleen maar te verklaren als het normale verkortingsprodukt van lange ē, ontstaan door rekking van umgelautete ă vóór de syllabe (door synkope van de onbeklemtoonde vokaal) gesloten werd.
1.2.4. Ten slotte zijn ook vóór gedekte likwied (LC) enkele gevallen van historische vokaalverkorting te noteren.
- WillemynsGa naar voetnoot4 bracht ons op het spoor van zo'n systematisch verkortingstype. Hij meent, o.i. terecht, uit Middelbrugse grafieën te kunnen afleiden dat wgm. ă en ĕ vóór r + konsonant omstreeks de 13de eeuw in (een deel van?) West-Vlaanderen meestal gerekt werden tot resp. aː en æː. In de latere middeleeuwen zijn die gerekte vokalen dan weer verkort (tot æ) vóór r + labiaal of velair (bv. schaːrp > schærp, staːrk > stærk en dæːrven > dærven, bæːrg > bærg). Vóór r + dentaal bleven ze echter lang (resp. æː - stæːrt en ɔː - bɔːrd). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- Vóór gedekte l zijn ons de volgende woorden met vokaalverkorting bekend: zwalm < zwāl(e)m = zwaluw, hɪ˕lwə < gēl(u)we = geel, zɪ˕lmə < zēl(u)me = zenuw en bɪ˕lt = beeldGa naar voetnoot1.
1.3. Sommige Westvlaamse verkortingen komen ook vóór één enkel niet-vokalisch element (likwied of nasaal) binnen hetzelfde morfeem voor.
1.3.1. Bekend is de heel oudeGa naar voetnoot2 verkorting van oorspronkelijk lange ô vóór m (b.v. blʊmə = bloem en vərdʊmə = verdoem me).
1.3.2. Vrij systematisch treedt ook verkorting op van oorspr. ɛi (uit ogm. ai of ofra. ai) vóór n: b.v. wɪ˕nəΧ = weinig, trɪ˕ŋ = trein en plɪ˕ŋ = plein.
1.3.3. Nagenoeg algemeen verspreid is ook de verkorting van oude ɛi (uit wgm. ai of ăgi/ĕgi) vóór l: b.v. ɪ˕ləΧ = heilig, dwɪ˕l = dweil en zɪ˕l = zeil. Sporadisch (o.a. heel vaak te Brugge) heeft l ook Mwvla. ē (< wgm. ĭ/ĕ) verkort: b.v. mɪ˕l = meel, vɪ˕l = veel.
1.3.4. Typisch Brugs zijn tenslotte de optionele verkortingen van Mwvla. ē (< gerekte wgm. ĭ/ĕ) en ø̄ (< gerekte wgm. ŭ/ŏ en wgm. û vóór r): b.v. lɪ˕r = le(d)er, ṣΧ⫞ʌ˕r = scheur en zʌ˕r = zuurGa naar voetnoot3.
1.4. Een laatste historisch verkortingstype in West-Vlaanderen zien wij - sporadisch weer - optreden in woorden met mnl. lange vokaal voor tautomorfematische konsonant + syllabische sonans (l̥, r̥ of n̥): b.v. bʌ˕tər < beuter = boter, (n)˕ɪtəl = netel, enz. Het frekwentst komt dit soort verkortingen voor in het noorden en het westen van de provincieGa naar voetnoot4; dit feit en de konstatatie dat ook het Engels die verkorting heel vaak kent (b.v. butter, cripple, pepper), laat ons veronderstellen dat het verschijnsel wellicht tot de zgn. ‘ingweonismen’ behoort. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op het eerste gezicht waren wij geneigd in die woorden een andere evolutie te onderkennen: ontwikkeling van een geminaat vóór de syllabische sonans, waarop die geminaat dan rekking van de oorspronkelijk korte vokaal verhinderd zou hebben. In een bepaalde periode heeft dit proces zich nl. voorgedaan in zowat alle Westgermaanse dialekten (cfr. Nederlands akker, luttel, appel, fakkel, sikkel, Duits Acker, Apfel, Fackel, enz.)Ga naar voetnoot1. Toch menen wij op grond van Wvla. alternanties van het type hro˔ət - hrʊtər (= groot, groter), die straks uitvoeriger besproken worden, in de typisch Kustwestvlaamse vormen butter, schuttel, nittel verkorting van een vroeger lange vokaal te mogen poneren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Synchrone Vokaalverkortingen.Hiermee bedoelen wij, zoals reeds gezegd werd, de verkorting van in het huidige Wvla. foneemsysteem lange vokalen die optreedt als het morfeem waarin ze voorkomen in kontakt komt met een volgend morfeem binnen hetzelfde woord (afleidingen en samenstellingen): b.v. mɔːt - mɑṭʃə = maat - maatje en rɑːpə - rɑpsɔːt = raap - raapzaad. Voor dit gedeelte hebben wij systematisch afleidingen en samenstellingen met een lange vokaal (V̄) in het eerste morfeem opgevraagd in drie typedialekten: het Klemskerks (H 23) in het noorden, het Izenbergs (N 15) in het zuidwesten en het Lendeleeds (N 84) in het zuidoosten. Achtereenvolgens kwamen de volgende afleidingskategorieën aan bod:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daarop volgde dan een onderzoek van de vokaalverkorting in samenstellingen. Om binnen elk van die grammatikale kategorieën de omstandigheden waarin (al dan niet) vokaalverkorting optreedt zo akkuraat en volledig mogelijk te kunnen beschrijven, hebben wij de stammorfemen (bij afleiding) en de eerste delen van de samenstellingen verder onderverdeeld volgens alle mogelijke kombinaties van hun (uiteraard lange) vokaal + postvokalisch(e) element(en). Hierover eerst een kleine uitweiding. - Na een lange vokaal kunnen in de onderzochte Westvlaamse dialekten de volgende fonemen(-groepen) voorkomen: ø (= vokaal in de auslaut), -t, -d, -z, -p, -v, -k, -g, -l, -r, -n, -m, -j, -w, -st, -sk, -lK (= 1 + konsonant), -rK en -nK. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- Op het systematisch-fonologische niveau hebben de drie onderzochte dialekten dezelfde lange-vokaleninventarisGa naar voetnoot1:
1) vier centrerende diftongen:
2) twee sluitende diftongen.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3) ZevenGa naar voetnoot1 monoftongen.
Qua bezetting en op het systematisch-fonetische vlak vallen echter tussen de drie dialekten enkele verschillen te noteren. Bondig vermelden wij hier van elk foneem de belangrijkste historische achtergrond(en) en de opvallendste realisatieverschillen in de diverse dialekten.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Al bij het begin hebben wij erop gewezen dat ‘verkorting’ meestal niet alleen een kwantiteits- maar ook een kwaliteitsverandering impliceert. Per lang vokaalfoneem kunnen wij de (uiteraard fonetisch) korte variant als volgt transkriberen:
2.1. (Synchrone) vokaalverkorting bij afleiding. Het hele verschijnsel blijkt het ‘eenvoudigst’ systematiseerbaar te zijn als primair uitgegaan wordt van de fonische struktuur van de postvokalische ‘groep’ (1 of 2 elementen) van het stammorfeem. Wij onderscheiden achtereenvolgens: 2.1.1. stammorfeem op eksplosief (t, d, p, k) 2.1.2. stammorfeem op frikatief (z, v, g, st, sk) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1.3. stammorfeem op likwied (l, r - waarbij soms nog opmerkelijke verschillen tussen beide - lK, rK) 2.1.4. stammorfeem op nasaal (n, m - weer eens met soms vrij grote verschillen) 2.1.5. stammorfeem op glijder (w, j) 2.1.6. stammorfeem op vokaal (ø).
Weinig minder relevant blijkt de klankstruktuur van het (begin van het) suffiks te zijn. Hierin hebben wij de volgende onderverdeling aangebracht:
Voor een verdere detaillering/precisering van de ‘regels’ is vaak ook de aard van de stamvokaal een signifikante faktor (b.v. nooit verkorting van /ɛ.i/ - /ɔ.u/ en /ǣ/, zie hierboven). Ten slotte zijn er ook verschillen per onderzocht dialekt.
2.1.1. Stammorfeem op eksplosief ([K -kontinu]). 2.1.1.1. Suffiks met eksplosief ([K -kontinu]).
- Algemene tendens: vokaalverkorting:
Voor de geografische spreiding van deze vokaalverkorting: zie kaart 3 (hij loopt). In N 15 wordt het konsistentst aan die ‘regel’ (of ‘tendens’?) de hand gehouden. Voor H 23 en nog meer voor N 84 is hij op verscheidene punten te sterk geformuleerd.
- ‘Uitzonderingen’ (zonder vokaalverkorting):
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1.1.2. Suffiks met frikatief ([K] [+ kont.]).
- Algemene tendens: vokaalverkorting:
In elk van de drie onderzochte dialekten komen echter een aantal min of meer systematiseerbare afwijkingen van die (algemene) regel voor. Het minst talrijk zijn de vokaalverkortingen in N 84.
- Afwijkingen (zonder vokaalverkorting):
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zoals wij vroeger al hebben kunnen konstateren, komt vokaalverkorting het frekwentst in N 15 voor, het minst vaak in N 84. Van de superlatieven met (meestal) onverkorte vokaal valt op dat zij (misschien afgezien van heetst) in de praktijk zelden (kunnen) voorkomen. Van de vier met regelmatige verkorting zijn er daarentegen drie met een hoge frekwentie (grootst, breedst en goedkoopst). Misschien mogen wij hieruit wel afleiden dat, althans in N 15 en H 23, vokaalverkorting ook in dit geval de meest autentieke evolutie is. Eerder ‘papieren’ vormen als roodst, weekst, enz. zijn dan wellicht direkt en onveranderd van het grondwoord met lange vokaal afgeënt. N 84 bevindt zich voor heel wat onderzochte types op of vlakbij de grens van het gebied met vokaalverkorting (zie in dit geval kaart 4: breedst). Ofwel zijn goedkoopst, breedst en grootst (met verkorting) er steeds unica geweest, ofwel is het systeem van de vokaalverkorting er recentelijk op dat punt afgetakeld. In het licht van ons kartografisch materiaal geloven wij eerder dat laatste.
2.1.1.3. Suffiks met likwied ([L]).
Het enige produktieve suffiks met [L]-begin in het Wvla. is een syllabische r [L + kont. + syll.]Ga naar voetnoot1 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- Algemene tendens: geen vokaalverkorting. Hierop vallen echter in N 15 en H 23 enkele afwijkingen te noteren:
b.v. bi˕dər = bieder en lɑdər = lader
b.v. brɪ˕dər = breder (spreiding: zie kaart 4) (c) geīsoleerd: # + grōə + t + r̥ + ⋕ → hrʊtər = groter. 2.1.1.4. Suffiks met vokaal (V). Hier noteerden wij in geen enkel van de onderzochte Wvla.dialekten vokaalverkorting (b.v. zwe˔▴ᵊtɑhtəΧ⫞ = zweetachtig en mɔːtəΧ⫞ = matig). 2.1.2. Stammorfeem op frikatief ([K + kont.]). 2.1.2.1. Suffiks met eksplosief ([K - kont.]).
- Algemene tendens: geen vokaalverkorting.
Ook hier vallen echter weer enkele afwijkingen te noteren, waar dus vóór frikatief verkort wordt. Soms zijn die afwijkingen nog enigszins te systematiseren (b.v. /ɩ̄ə/ + /v/ + dim. suffiks: steeds verkorting), maar in een paar gevallen betreft de uitzonderingspositie één enkel | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woord (b.v. /ē/ + frik. + verbaalsuffiks /t/: normaal geen verkorting, maar geeft = hɪ˕ftGa naar voetnoot1).
- Uitzonderingen (met verkorting):
N 84
H 23
N 15: cfr. H 23.
2.1.2.2. Suffiks met frikatief ([K + kont.])
Nergens noteerden wij een vorm met vokaalverkorting (b.v. trɑːΧ⫞st = traagst).
2.1.2.3. Suffiks met likwied, meer bepaald syllabische r ([L + kont. + syll.]).
De algemene regel is hier: behoud van het lange vokalisme (b.v. trɑːhər = trager). Geen enkele uitzondering is ons bekend.
2.1.2.4. Suffiks met vokaal ([V]).
Ook hier geen enkel geval van vokaalverkorting: b.v. zɑːhɑΧ⫞tᵊΧ⫞ = zaagachtig.
2.1.3. Stammorfeem op likwied ([L]).
2.1.3.1. Suffiks met eksplosief ([K - kont.])
- Algemene tendens: geen verkorting, hoewel de ‘uitzonderingen’ hier toch in hoge mate systematiseerbaar zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- Afwijkingen (met vokaalverkorting):
b.v. dʌ˕rkə = deurtje en bu˕rkə = boertje maar e˔▴ᵊrkə = heertje.
In Brugge (H 36) blijken de verkortingen vóór likwied talrijker te zijn dan elders. Naast die in H 23 komen nog de volgende voor: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b.v. dʌ˕rt = duurt, həʹkʌrt = gekeurd
b.v. bəʹtʊlt = betaalt/betaald zʊlṭʃə = zaaltje
* ook in 2 geïsoleerde woorden:
Onder 1.3.3. en 1.3.4. noteerden wij voor Brugge een aantal historische verkortingen in ongeveer dezelfde fonetische omstandigheden (cfr. mʌ˕r = muur en mɪ˕l = meel).
2.1.3.2. Suffiks met frikatief ([K + kont.])
- Algemene tendens: geen vokaalverkorting.
In N 15 en H 23 komt één uitzondering op die regel voor: ⋕ + zēᵊ + r + st + ⋕ adj. ⟶ zɪ˕rst = zeerst (vlugst) tegenover b.v. te˔▴ᵊrst = teerst.
In Brugge (H 36) wordt fakultatief nog in een aantal andere gevallen verkort: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b.v. lʌ˕rstər = leurster
(b.v. bəʹtʊlstər = betaalster)
* Geïsoleerd in:
# + spē + l + {[K + kont.]} suffiks + ⋕ ⟶ spɪ˕lstər = speelster. Noteer voor Brugge het merkwaardige parallellisme met 2.1.3.1. 2.1.3.3. Suffiks met syllabische r ([L + kont. + syll.]) - Algemene tendens: geen vokaalverkorting (b.v. diːərdər = duurder).
- Uitzonderingen: in H 23 en N 15 wordt /ēᵊ/ tweemaal verkort vóór r van de komparatief (nl. in zɪ˕(r)dər = zeerder en mɪ˕dər = meerder). Een systematische regel kan hier echter niet geformuleerd worden wegens te˔▴ərdər = teerder. In Brugge (H 36) wordt de afleiding van spelen idiosynkratisch verkort: spɪ˕ldər = speler (net als spɪ˕lstər en spɪ˕lt, cfr. supra).
2.1.3.4. Suffiks met vokaal ([V]).
Ook hier weer geen gevallen van vokaalverkorting: b.v. wɔːrʹɑΧ⫞təΧ⫞ = waarachtig. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1.4. Stammorfeem op nasaal ([N]). 2.1.4.1. Suffiks met eksplosief ([K - kontinu]) - Algemene tendens: geen vokaalverkorting. In N 84 wordt nergens van die ‘regel’ afgeweken. In H 23 en vooral N 15 komen weer een aantal afwijkingen voor.
- Afwijkingen (met vokaalverkorting):
Het gebied met dit verkortingstype is op kaart 5 afgebeeld (voorbeeld: kleintje). (b) geïsoleerd: ⋕ + skōᵊ + n + dim. + ⋕ znw. ʃhʊnṭʃə = schoontje, maar: ʃho˔▴əntə = schoonte en bo˔▴əntʃə = boontje (c) geïsoleerd: ⋕ + nē + m + t + ⋕ → nɪ˕mt = neemt.
De tendens die zich in H 23 (a + b) manifesteert heeft zich hier duidelijk systematischer doorgezet.
b.v. drʊmt = droomt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1.4.2. Suffiks op frikatief ([K + kontinu]) - Algemene tendens: geen vokaalverkorting. In N 15 en H 23 vallen hierop weer enkele afwijkingen te noteren die een zekere overeenkomst vertonen met die onder 2.1.4.1.
- Afwijkingen (met vokaalverkorting):
(b) geïsoleerd: ⋕ + klēᵊ + n + stə + ⋕ klɪ̃˕▴stəGa naar voetnoot1 = kleinste ⋕ + skōᵊ + n + stə + ⋕ = ʃhʊ̃▴stəGa naar voetnoot1 = schoonste # + (op)nēm + stə + ⋕ opnɪ˕mstə = opneemste (gewoonte). Ook in Brugge (H 36) komen die geïsoleerde gevallen van vokaalverkorting voor. 2.1.4.3. Suffiks op syllabische r ([L + kont. + syll.]) - Algemene tendens: geen vokaalverkorting (b.v. hru▴ᵊndər = groener). - Uitzonderingen: in H 23 en N 15 tweemaal vokaalverkorting, weer | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eens in woorden met een niet-gesloten centrerende diftong (zie ook 2.1.3.3. en 2.1.4.2.) en vóór n:
⋕ + klēᵊ + n + r̥ + ⋕ → klɪ˕ndər = kleiner # + skōᵊ + n + r̥ + ⋕ → ʃhʊndər = schoner. Over het algemeen (zie ook 2.1.1.2., 2.1.1.3., 2.1.3.2., 2.1.3.3. en 2.1.4.2.) kunnen wij konstateren dat bij komparativering en superlativering vokaalverkorting meestal niet erg (klank)systematisch optreedt maar wel steeds voorkomt in adjektieven met een hoge frekwentieGa naar voetnoot1.
2.1.4.4. Suffiks met vokaal ([V]). Geen vokaalverkorting: b.v. ʹhruᵊ▴nɑΧ⊣təΧ⊣ = groenachtig.
2.1.5. Stammorfeem op glijder ([G]).
2.1.5.1. Suffiks met eksplosief ([K - kont.]) In geen enkel van de drie onderzochte dialekten komt in deze kontekst vokaalverkorting voor (b.v. he˔.əwt = geeuwt).
2.1.5.2. Suffiks met frikatief ([K + kont.]) Algemene tendens: geen vokaalverkorting (b.v. nɔːjstər = naaister). Geen uitzonderingen in de onderzochte dialekten. 2.1.5.3. Suffiks met syllabische r ([L + kont. + syll.]). Nooit vokaalverkorting (b.v. tɔːjər = taaier).
2.1.6. Stammorfeem op vokaal (ø). 2.1.6.1. Suffiks met eksplosief ([K - kont.]) - Algemene tendens: geen vokaalverkorting (b.v. hij hɔːt = gaat). - Afwijking: toch verkorting in H 23, N 15 en N 84 bij diminutivering als de vokaal /ɩīᵊ/ of /ūᵊ/ is: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geen vokaalverkorting: b.v. nɔːst = naast (= dichtst) en nɔːdər = nader.
2.1.7. Vokaalverkorting bij afleiding: konklusies.
I.v.m. de ruimtelijke en intern-linguïstische konditionering van de vokaalverkorting in afleidingen zijn de volgende tendenzen aan het licht gekomen:
A. Ruimtelijk: vokaalverkorting is het frekwentst in het westen van West-Vlaanderen (cfr. N 15) en komt het minst voor in het zuidoosten van de provincie (cfr. N 84). Het noorden (cfr. H 23) neemt een tussenpositie in.
B. Intern-linguistisch:
B.1. Wat de auslaut van het stammorfeem betreft kunnen wij de volgende hiërarchie opstellen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B.2. Ook wat (het begin van) het suffiks betreft zijn opmerkelijke verschillen te konstateren:
B.3. In verscheidene gevallen zijn er duidelijke aanwijzingen dat ook niet-fonologische informatie in de beregeling van het verschijnsel opgenomen moet worden. Het best komt dat wel tot uiting in de fonologische kombinatie [lange monoftong + /r/ + suffiks met eksplosief] (zie 2.1.3.1.): bij diminutivering wordt de vokaal steeds kort gerealiseerd (b.v. zwærṭʃə = zweertje), maar hij blijft lang vóór een verbaalsuffiks (b.v. hij zwæːrt = zweert)Ga naar voetnoot1. Een ander illustratief voorbeeld betreft de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fonologische kombinatie /ɑā/ + /d/ + eksplosief suffiks) te Klemskerke H 23 (zie 2.1.1.1.): maakt die fonologische kombinatie deel uit van de grammatikale verbinding ⋕ nominale stam + diminutiefsuffiks #, dan is er nooit vokaalverkorting (b.v. drɔːṭʃə = draadje); behoort die kombinatie echter tot de grammatikale verbinding ⋕ verbale stam + verbaal suffiks #, dan wordt de stamvokaal wel verkort (b.v. het brɑt = braadt). B.4. Voor de formulering van sommige regels is louter kategoriale informatie over de postvokalische elementen (→ eksplosief/frikatief/ likwied/nasaal/glijder/ ø) onvoldoende. Verdere, meestal idiosynkratische informatie is dan noodzakelijk. Een mooi voorbeeld hiervan bieden de afleidingen van het type ⋕ verbale stam + r̥ - suffiks ⋕ = nomen agentis in Klemskerke (H 23) en Izenberge (N 15) (zie 2.1.1.1.): de lange stamvokaal wordt enkel verkort als het postvokalische element van het stammorfeem /d/ is (b.v. lɑdər = lader, bi˕dər = bieder) tegenover: hɑːpər = gaper, hiːətər = gieter). B.5. Ook de kwaliteit van het (eventueel verkortbare) lange vokaalfoneem dient soms in de regelinformatie opgenomen te worden. Zo is in de drie onderzochte dialekten vóór de kombinatie [eksplosief + morfeemgrens + /t/-suffiks] vokaalverkorting de regel: b.v. mɑkt = maakt (zie 2.1.1.1.). Een uitzondering hierop vormen evenwel de stammorfemen met /ɩīᵊ/ + /t/: b.v. hij hiːᵊt < ⋕ + gɩīᵊt + t + = giet. Een ander sprekend voorbeeld is het feit dat de sluitende tweeklanken /ɛi/ en /ɔu/ geen kort korrelaat hebben (zie blz. 18). Ten slotte verwijzen wij hier nogmaals naar het marginale /ǣ/-foneem, dat alleen in klankekspressieve woorden voorkomt en - wellicht juist daardoor - eveneens nooit verkorting kent. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B.6. Een aantal verkortingsgevallen zijn helemaal niet te beregelen, in die zin dat de beschrijving ervan geen enkele generaliserende faktor bevat: elk element van het stammorfeem en het suffiks dient ad-hoc gespecificeerd te worden. Zo treedt vóór de kombinatie [frikatief + morfeemgrens + /t/ 3e pers. enkv. O.T.T.] geen verkorting op behalve in geeft + t > hɪ˕ft. Dergelijke gevallen zijn dan als echte uitzonderingen te bestempelen.
Uit die samenvattende beschouwingen over de konditionering van de Westvlaamse vokaalverkorting in afleidingen blijkt dat:
1) de opgestelde ‘regels’ niet alle dezelfde algemeenheid van toepassing hebben: - op sommige bestaan geen restrikties, op andere wel - die eventuele restrikties hebben nu eens een ± systematisch, dan weer een totaal idiosynkratisch karakter
2) slechts in twee grote kategorieën vokaalverkorting nagenoeg steeds optreedt: nl. als het stammorfeem eindigt op een eksplosief en (het begin van) het suffiks een eksplosief (zie 2.1.1.1.) of een frikatief (zie 2.1.1.2.) is, wat uiteindelijk als volgt geformaliseerd kan worden:
Hieronder volgt een geschematiseerd overzicht van de konditionering van de vokaalverkorting in afleidingen. De hoofdregels geformuleerd op basis van de twee belangrijkste faktoren - klankstruktuur van de postvokalische elementen in het stammorfeem en van het (begin van het) suffiks - zijn er rechtstreeks op af te lezen. De omcirkelde tekens representeren hoofdregels zonder uitzonderingen. Bij de niet-omcirkelde tekens, die staan voor hoofdregels met uitzonderingen die dus enkel via verdere informatie te beschrijven zijn, verwijzen arabische cijfers naar de noodzaak van:
ter beregeling van die ‘uitzonderingen’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2. (Synchrone) vokaalverkorting bij samenstelling. 2.2.0. Ook bij samenstelling wordt, in elk van de drie onderzochte dialekten, af en toe de lange vokaal uit het eerste morfeem verkort: b.v. (N 15, H 23, N 84) prɪ˕kstu▴əl = preekstoel. Om een aantal redenen echter kan hier niet aan een systematisering zoals bij de afleidingen gedacht worden:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Derhalve moeten wij ons hier tevreden stellen met het formuleren van enkele tendenzen.
2.2.1. Vokaalverkorting treedt geregeld (echter niet regelmatig) op als het eerste morfeem eindigt op een eksplosiefGa naar voetnoot1. De klankstruktuur van de anlaut van het tweede morfeem speelt hier o.i. geen enkele rol: b.v.
Vokaalverkorting treedt hier dus in een ruimere kontekst op dan bij de afleidingen, waar het 2e morfeem (in casu het suffiks) met een konsonant moet beginnen.
2.2.2. Als het eerste morfeem eindigt op frikatief, likwied, nasaal of glijder, dan komt nooit vokaalverkorting voor. De enige uitzondering(en) vormen een paar samenstellingen met schoon-: ʹʃh⊢ʊmu▴ᵊdər = schoonmoeder en ʹʃh⊢ʊmbru▴ᵊrə = schoonbroer. Er zijn hier dus minder afwijkingen van de algemene regel dan bij de afleidingen.
2.2.3. Als het eerste morfeem een vokaal heeft in de auslaut, konstateren wij een merkwaardig parallellisme met de afleidingen: alleen bij gesloten vokalen treedt verkorting op. B.v. ʹbi˕kʊrvə = bijenkorf en ʹʃhu˕strækə = schoenstrik tegenover ʹze˔▴ᵊman = zeeman. Ook wat de geografische spreiding betreft is de toestand (vrij) analoog met die bij de afleidingen: het frekwentst is de vokaalverkorting | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in het westen (N 15), het zeldzaamst in het zuidoosten (N 84) en het noorden (H 23) neemt een tussenpositie in. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Algemene konklusies.3.0. Het onderzoek van de vokaalverkorting in het Westvlaams heeft o.i. interessante resultaten opgeleverd in twee opzichten: (1) gesystematiseerde feitenkennis van een aantal historische en synchrone klankprocessen in het Westvlaams en (2) in algemener linguistisch perspektief de bevestiging in de praktijk van enkele premissen die de laatste decennia m.b.t. het onderzoek van de klankstruktuur geponeerd werden.
3.1. Omvang + konditionering van de Westvlaamse vokaalverkorting. De Westvlaamse vokaalverkorting hebben wij zo systematisch mogelijk op drie niveaus onderzocht: historisch, synchroon in afleidingen en synchroon in samenstellingen. Hierbij konden telkens een aantal tendenzen (of ‘regels’?) geformuleerd worden, die soms een erg verschillende graad van geldigheid en kompleksiteit vertonen. Dat hangt op de eerste plaats samen met de diversiteit en de intuïtieve kontroleerbaarheid van het voorhanden materiaal. De historische vokaalverkortingen, die uiteraard een gesloten klasse vormen, bezitten een veel geringere diversiteit dan de synchrone en van de synchrone verkortingen zijn de afleidingen het best intuïtief kontroleerbaar (cfr. supra). Het sterkst gelede ‘regel’-systeem vinden wij dan ook bij die laatste kategorie, waar vokaalverkorting door de volgende faktoren gekonditioneerd blijkt te zijn: struktuur van de postvokalische groep van het stammorfeem, (begin van) het suffiks, kwaliteit van de stamvokaal, niet-fonologische informatie (grenssymbolen en grammatikale formatieven) en klankekspressiviteit (cfr. /ǣ/). Bij de historische vokaalverkortingen daarentegen zijn alleen de struktuur van de stamvokaal en de postvokalische groep nog kontroleerbare (en dus bruikbare) ‘regel’-komponenten. Ondanks die verschillende geleedheid van onze ‘regels’ valt toch een fundamenteel parallellisme voor de verschillende kategorieën te konstateren: a. Vóór 2 konsonanten (-KK) treedt vokaalverkorting op als de eerste konsonant een eksplosief is:
b.v. historisch: plɑtsə = plaats synchroon: slɑpt = slaapt en ʹslɑpkɑːmər = slaapkamer. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vroeger moet de regel m.b.t. vokaalverkorting vóór KK wel krachtiger geweest zijn: blijkens 1.2. (b.v. krɪ˕ftə = kreeft) trad ze ook op vóór niet-dentale frikatief + tweede konsonant. Synchroon komt dat verkortingstype normaal niet (meer) voor: b.v. le▴ft = leeft (zie 2.1.2.1.). In de enkele uitzonderingen hierop (b.v. ʊh⊢tə = hoogte en hɪ˕ft = geeft) is de frikatief nochtans eveneens niet-dentaal: mogelijk zijn dat relikten van een tendens die vroeger veel sterker aanwezig was in het WestvlaamsGa naar voetnoot1.
b. Vóór andere (homo- en heteromorfematische) clusters bleef vokaalverkorting meestal uit. Zowel historisch als synchroon wordt echter ook van die ‘regel’ wel eens afgeweken en weer in dezelfde kontekst:
c. De historische verkorting van [+ monoft. + gesloten + lang] -vokalen (ɩī > ĭ, ȳ > y̆, ū > ŭ) heeft geen direkt synchroon ekwivalent maar in (vrij) recente leenwoorden met ie, uu of oe staat in het Westvlaams steeds korte i, y of u tegenover vaak lange ɩī, ȳ of ū in de meeste andere Zuidnederlandse dialekten: b.v. Wvla. ḍʒi˕p = jeep en ru˕tə = route tegenover Antwerps ḍʒi˕ːᵊp en ru˕ːt. Het is bijgevolg niet onwaarschijnlijk dat die oude regel nog tot heden doorwerkt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2. Fonologische status van de verkortingsprodukten.
Al vroeger is uiteengezet dat de verkortingsprodukten fonetisch samengevallen zijn met vanouds korte vokaalfonemen (b.v. /ē/ → ɪ˕ = ɪ˕ ← /ĭ/: /wēt + t/ > wɪ˕t = wɪ˕t < /wĭt/). Dat betekent echter helemaal niet dat zij ook fonologisch tot het korte systeem zijn gaan behoren. Fonemen worden immers niet louter oppositioneel (˷ fonetische verscheidenheid of gelijkheid) maar ook distributioneel gekarakteriseerd. Zoals fonetische ongelijkheid nog geen fonologische ongelijkheid impliceert (cfr. allofonen), zo ook behoren gelijke realisaties niet noodzakelijk tot hetzelfde foneem.
- Wat de status van de synchrone vokaalverkortingen betreft, is de zaak heel eenvoudig: vermits in hetzelfde morfeem niet twee verschillende fonemen op dezelfde plaats kunnen voorkomen, is in alternanties van het type slɑːp (slaap) - slɑpt (slaapt) - slɑpmʌ˕tsə (slaapmuts) de [a] een korte variant van het lange /ɑā/-foneem. De distributie van die korte variant dient in morfonologische termen beschreven te worden.
- De historische verkortingsprodukten kennen wij op overwegend distributionele gronden een fonologische status toe. Uit 1.1. is gebleken dat al in het Mwvla. de lange gesloten monoftongen (ɩī, ȳ en ū) systematisch (behalve vóór r) fonetisch kort geworden zijn. Aangezien zij echter dezelfde distributiekenmerken hebben als de vokaalfonemen die nu nog fonologisch en fonetisch lang zijn, wensen wij ze nog steeds tot het lange vokalensysteem te rekenen; kwi˕t is bijgevolg de fonetische representatie van de fonologische sekwentie /kwɩīt/ = kwijt. De andere historische verkortingsprodukten kunnen wij doorgaans een plaats geven in het korte vokalensysteem. De vokaal in plaats b.v. is fonetisch steeds kort (ɑ) en vóór een homomorfematische cluster van twee echte konsonanten staat gewoonlijk een kort vokaalfoneem, zodat er geen enkele synchrone reden meer is om het vokaalsegment in plaats nog tot het lange vokalensysteem te rekenen.
3.3. Ouderdom van de Westvlaamse vokaalverkorting.
Heel precies zal de ouderdom van de Westvlaamse vokaalverkorting wel nooit bepaald kunnen worden omdat alle kennis hieromtrent uit geschreven bronnen moet worden geput en ook omdat er ongetwijfeld grote tijdsverschillen bestaan tussen de diverse verkortingstypes. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
WillemynsGa naar voetnoot1 heeft al heel wat waardevolle elementen ter datering van het verschijnsel aangebracht. Uit de konstataties dat:
leidt hij af ‘dat de verkorting tenminste sedert het midden van de 14de eeuw is beginnen te werken’. Uit ons onderzoek is nog een ander relatief dateringselement naar voren gekomen: volgens onze hypotese op blz. 31, noot 1, is de Wvla. vokaalverkorting in znw. op -r bij diminutivering wellicht ouder dan de palatalisatie van het diminutiefsuffiks -kin, en dat laatste verschijnsel wordt voor West-Vlaanderen in de 16de eeuw gesitueerd. Voor de meeste verkortingstypes zal de prognose van Willemyns wel niet ver van de waarheid afliggen, al moeten wij ons zeker hoeden voor veralgemening. Zo dient de niet-kombinatorisch gekonditioneerde verkorting van Mwvla. ɩ̄ (> ĭ) en ȳ (> y̆) wellicht nog vóór de 14de eeuw gesitueerd te worden, terwijl verkorting van Laatmiddelwvla. ū (> ŭ) o.i. wellicht niet vóór de 16de eeuw optreedtGa naar voetnoot2.
3.4. Geografische spreiding van de Westvlaamse vokaalverkorting.
Uit de enkele kaartjes in bijlage en ook uit onze beregeling blijkt dat de meeste verkortingstypes nagenoeg heel het West- en Frans-Vlaamse gebied bestrijken. Alleen in een strook aan de oostrand van West-Vlaanderen ontbreekt nagenoeg systematisch vokaalverkorting. Als zodanig sluit die strook aan bij het aangrenzende westelijke deel van Oost-Vlaanderen, waar het (nagenoeg volledig) ontbreken van vokaalverkorting logisch voortvloeit uit het feit dat daar geen systematisch-fonetische kwantiteitskorrelatie bij de vokalen meer bestaatGa naar voetnoot3. In | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het dialekt van Kleit (I 154a) b.v., dat nochtans onmiddellijk aan West-Vlaanderen paalt, is nog slechts één spoor van synchrone vokaalverkorting te bespeuren: i▴ᵊ vóór n wordt er, bij diminutivering, e˕ (b.v. sti▴ᵊn - ste˕nṭʃə = steen - steentje). Wat het West- en Frans-Vlaamse gebied met vokaalverkorting nu betreft, zien wij dat het, afgezien van een smal, noord-zuid gericht overgangsgebiedGa naar voetnoot1, vrij homogeen is. Het aantal verkortingstypes is wel iets talrijker in Veurne-Ambacht en Frans-Vlaanderen (zie onze beregeling hierboven en de kaart van boompje in de bijlage) dan in Noord- en Centraal-West-Vlaanderen (vgl. N 15 tegenover H 23). Het derde typedialekt dat wij in ons onderzoek betrokken hebben, Lendelede (N 84), ligt al net in de hierboven vermelde overgangszone en daar zijn de verkortingsgevallen al heel wat minder talrijk. Uit een aantal opnamen die wij in het noordoosten van West-Vlaanderen gemaakt hebben, menen wij te mogen konkluderen dat die smalle overgangszone die uit onze enkele kaartjes (met gegevens uit de jaren 1930!) naar voren komt, nu steeds breder wordt naar het westen toe. Hierin mag echter niet zozeer oostelijke ‘druk’ (vanuit Oost-Vlaanderen) gezien worden. Veeleer beschouwen wij die evolutie als een eksponent van de dialektnivellering onder druk van de kultuurtaal, waarin de besproken vokaalverkortingen ontbreken. Typerend voor het hele verschijnsel is dat het verkortingsarsenaal er het sterkst afgebrokkeld is bij de jongeren en de sociaal hoger gewaardeerde klassen.
3.5. In algemeen linguistisch perspektief illustreert onze studie de geldigheid van een aantal argumenten die de laatste tijd vooral van generatieve zijde tegen de traditionele fonologische beschrijvingswijze zijn ingebracht.
3.5.1. Zo moet een fonologische beschrijving fundamenteel inadekwaat zijn als niet twee essentieel verschillende niveaus, een systematisch-fonologisch en een systematisch-fonetisch, onderscheiden worden. In de taksonomische fonologie wordt maar met één niveau gewerkt, dat wel als systematisch-fonetisch gekarakteriseerd kan worden in die zin dat het foneem een te eng fonetische status heeft waardoor een éénduidige relatie gelegd wordt tussen realisatie en foneem. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorbeeld (1)
Het Wvla. vokaalsysteem kent een lang en een kort /ɑ/-foneem (resp. in mɑ̄ken en zàk); steeds binnen het traditionele kader moet nu elke ɑ-realisatie er tot het korte /ɑ/-foneem teruggebracht worden en elke ɑː-realisatie tot de lange /ɑ/. In de Wvla. alternantie mɑːkən (inf.) mɑkt (2e pers. enkv. O.T.T.) moet de vokaal van het morfeem maak bijgevolg in het eerste geval een representant van /ɑ̄/ zijn, in het tweede geval van /ă/. Hiermee komen wij echter flagrant in tegenspraak met de minimale definitie van het foneem als ‘kleinste suksessief betekenis onderscheidend element in een bepaalde taal’, want volgens de analyse van hierboven kunnen dan in hetzelfde morfeem twee verschillende ‘betekenisonderscheidende elementen’ staan. Uit ons onderzoek is echter gebleken dat elk lang foneem systematisch kort gerealiseerd wordt vóór twee okklusieven, in dit geval (makt) k van het stammorfeem en t van de uitgang. M.a.w. systematisch-fonetische ɑ dient, naar gelang van zijn omgeving, op het systematisch-fonologische vlak nu eens tot het foneem /ɑ̄/ (b.v. mɑ̄kt) dan weer tot /ă/ (b.v. zăk) gerekend te worden.
Voorbeeld (2)
Fonetisch zijn Wvla. ie, uu en oe (resp. in rijp, huis en hout) uiteraard kort. Toch aarzelen wij niet ze fonologisch nog tot het lange vokalen-systeem te rekenen (resp. /ɩ̄/, /ȳ/ en /ū/) omdat zij alle distributiekenmerken hebben die ook eigen zijn aan de andere lange vokaalfonemen,
o.a.
Ondanks die (oude) fonetische verkorting blijven zij dus fonologisch hun status van lange vokaal behouden.
3.5.2. Bij ons onderzoek naar de konditionering van de Westvlaamse vokaalverkorting is in een aantal gevallen (zie de tabel op blz. 34) niet-fonologische informatie, meer bepaald de aanwezigheid van grens-symbolen (morfeemgrens) en de aard van grammatikale formatieven (b.v. diminutief, 3e pers. enkv. O.T.T., komparatief, enz.) een relevante faktor gebleken. Zo wordt Wvla. /ē./ (uitspr. æ:) vóór r niet verkort vóór de okklusief van de uitgang 3e pers. enkv. O.T.T. (b.v. hij zwæːrt) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maar wel vóór de okklusief van het diminutiefsuffiks (b.v. zwæːrə → zwærṭʃə). M.a.w. om de verkorting van /ē/ vóór r te beregelen dienen wij, op zuiver synchroon vlakGa naar voetnoot1, niet alleen fonologische (klankstruktuur van vokaal + postvokalische groep van het stammorfeem + suffiks) maar ook syntaktische informatie (specifikatie van het grammatikale formatief) in de regel op te nemen. Dit illustreert wel duidelijk dat de fonologische komponent geen autonome positie kan innemen ten opzichte van de rest van de grammatika. Ook dat is een principe dat in de traditionele fonologie nooit aanvaard is; vandaar dat zij, naast taksonomische, ook vaak autonome fonologie genoemd wordtGa naar voetnoot2.
Magda Devos Johan Taeldeman. |
|