Inna Dimitrievna Sjkoenaieva-Gimpelson
Moskou, 12-1-1923 - 12-8-1971
In de eerste aflevering van de eenentwintigste jaargang van dit tijdschrift heb ik enkele bladzijden gewijd aan de Russische nederlandist en frisist Jevgenij Sergejvitsj Sjoebin uit Leningrad, die ons veel te jong ontviel.
Drie jaar later, op een paar dagen na, overleed te Moskou, eveneens op jeugdige leeftijd en helemaal onverwacht een van de beste kenners van de Belgische literatuur, Franse en Nederlandse, en een onvermoeibare ijveraarster voor de Vlaamse letteren in de Sovjetunie: Inna Sjkoenaïeva.
Ik heb nooit in mijn vrij lange loopbaan iemand ontmoet - ook niet in eigen land - die een zo grote belangstelling voelde voor de gehele Belgische literatuur. Zij sprak trouwens, van huize uit, voortreffelijk Frans en beheerste daarenboven nog Engels en Duits, las Spaans en Italiaans. Hoewel zij uitstekend Nederlands verstond en las sprak zij het nooit in mijn aanwezigheid, waarschijnlijk uit overdreven bescheidenheid. Toen ik haar daar eens mee plaagde, zei ze mij dat zij eens een jaar bij mij te Gent college zou lopen, maar daar is helaas niets van in huis gekomen.
Zij had ook een biezondere belangstelling voor onze dramatische literatuur en kende zelfs onze jongste toneelauteurs.
Ik ontmoette haar voor het eerst in de eerste helft van de jaren zestig. Evgenia Makarova, de tolk Nederlands die mij tijdens mijn verblijf aldaar ter zijde stond en beter mijn dagindeling kende dan ikzelf, zei mij op zekere dag dat een Russische docente die een grote belangstelling had voor de Belgische literatuur mij wenste te ontmoeten en dat indien ik het daarmee eens was, wij nog diezelfde avond, na het diner, bij haar verwacht werden. Een paar uren later belden wij aan en werden zeer hartelijk ontvangen in het Frans en in het Russisch door Inna Sjkoenaïeva. Het werd een geanimeerde en prettige avond, waarvan de Vlaamse letteren het hoofdtema bleven. Wij hadden het ook wel over Maeterlinck, Verhaeren, De Coster, Eekhoud, Lemonnier en andere Frans schrijvende Belgen, maar toch vooral over Buysse, Streuvels, Teirlinck, Elsschot, Walschap, Marnix Gijsen en de jongeren van toen.