Taal en Tongval. Jaargang 21
(1969)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 169]
| |
Benna
| |
[pagina 170]
| |
de idg. wortel *bhendh - ‘binden, vlechten’. De oudste attestatie wordt in de 8ste eeuw aangetroffen bij Pauli Diaconi excerpti ex Festo: ‘Benna lingua gallica genus vehiculi appellatur’. Kenmerkend voor het type wagen is het vlechtwerk; genus vehiculi kan gepreciseerd worden als ‘tweewielige wagen met gevlochten wagenbak’. Voortzettingen van het woord vindt men in het welsh (ben) en gaelic (fenn, fen); in het galloromaans (banne), het noorditaliaans (benna); in de Germania in een aaneengesloten zuidoostelijk gebied Elzas-Pfalz-Schwaben-Beieren-Zwitserland-Tirol-Stiermarken (benne), in het Rijnland in enkele relicten (benne), in bijna het hele Nederlandse taalgebied (ben) en in Engeland (bin)Ga naar voetnoot1.
Frings, G.R. 89 geeft de volgende belangrijke interpretatie van de verbreiding en de betekenissen: ‘Von Wartburg hat I, 329 darauf hingewesen, wie sehr sich die Bedeutungsausstrahlung ausserhalb mit der innerhalb des galloromanischen deckt. An die nordostfrz., südfrz. und nordital. Bedeutung ‘Krippe, Raufe’ schliessen sich nach einander an das ags.-mnl., die Schweiz und Steiermark; die alte Bedeutung ‘geflochtener Wagenkorb’ lebt im gesammten süddeutschen vom Elsass bis zur Steiermark; die abgeleitete Bedeutung ‘Korb’ von den Niederlanden bis zum Elsass. Die Bedeutungsdifferenzierung war schon in der Romania vollzogen. Das Problem liegt anlich wie bei carruca. Gleich diesem Wort und gleich andere Ausdrcken des gallischen Wagenbaus erhielt das gallische benna durch die Übernahme ins Latein Kutswert. Die Bedeutungen, die es also im vulgären Latein entwickelte, leben bis heute geographisch klar gruppiert in der Germania Romana’. Op p. 198 | |
[pagina 171]
| |
herhaalt hij dat benna door het feit dat het zijn gallisch-regionale betekenisdifferentiatie zo volmaakt in de Germania heeft uitgestraald, op unieke wijze demonstreert langs welke weg de bekende groep van Keltische etyma benna, carruca, tamisium, glenare, cumba in de Germania is binnengedrongen. Dat daarover geen misverstand kan bestaan zegt hij heel duidelijk bij de behandeling van kelt.-gall. tamisium (fr. tamis, eng. temse, ndl. teems, rijnl. zems) in zijn Grundlegung: ‘Wohl verstanden: dieser Zusammenhang hat mit alter Keltischer Grundlage dieser Gebiete zunächst nichts zu tun. Erst dadurch, dass das gallische Vulgärlatein das Wort aufnahm, hat es seine eigentümliche geographische Ausdehnung erhalten’Ga naar voetnoot1.
Wat benna betreft herhaalt hij dat standpunt in een van zijn laatste publikaties: ‘Die Verbreitung in den römischen Randzone von England bis Steiermark beweisst, dass das Wort durch das gallische Vulgärlatein eingebürgert worden ist. In den Niederlanden erscheint es daher auch in Strichen, wo keine Kelten gewohnt haben’Ga naar voetnoot2.
In de Nederlandse literatuur over benna conformeert Roukens zich met de opvattingen van Frings. Zijn materiaal vult daarbij aan dat de betekenis ‘Krippe, Raufe’ voor ons taalgebied niet alleen in het mnl. voorkomt, maar ook volop leeft in de huidige Limburgse en Brabantse dialecten. Voor het Westbrabants en Oostvlaams wordt die betekenis nogmaals uitvoerig door Eylenbosch gedocumenteerd. Hij behandelt het woord onder de titel ‘De Keltische benaming binne’, maar voegt daar meteen aan toe: ‘Dit woord verdient slechts inzoverre de bepaling Keltisch, dat inderdaad vaststaat dat het oorspronkelijk in genoemde taal thuishoort en waarschijnlijk door Galloromaanse bemiddeling in het Nederlands overgenomen werd’.
Ter afsluiting van dit overzicht van de stand van het onderzoek geef ik de verklaringen van de meest recente etymologische woordenboeken: Bloch-Von Wartburg, 56: uit lat. benna, donnée comme celtique par Festus; Franck-Van Wijk, 48: Romaanse oorsprong (fr. banne, benne, it. benna); aan de Romaanse woorden ligt vlat. benna, hieraan gall. benna ten grondslag; oerverwantschap tussen ndl. ben en kelt. benna niet uitgesloten; Van Haeringen, Suppl. 16: verbreiding over het Duitse taalgebied wijst op Keltische herkomst, maar bij ons is het woord niet beperkt tot de gebieden waarvan men gewoonlijk aan- | |
[pagina 172]
| |
neemt dat zij door Kelten bewoond zijn geweest; De Vries, NEW, 44: dezelfde verklaring als Franck-Van Wijk; geeft verder de meningen van Van Haeringen en Frings; Kluge-Mitzka, 65: ins westobd. entlehnt aus gall. benna; Oxford Dict. English Etym. 95: óf uit OBritt. *benna (cf. welsh ben = cart), óf uit Med. L. benna (Festus recording a gaul. word), which is the source of F. banne, It. dial. benna, Du. ben, G. benne.
Ik meen op grond van de bijgevoegde betekeniskaart van bennaGa naar voetnoot1 te mogen zeggen, dat de geografische verbreiding en de betekenisdifferentiatie maar voor een gedeelte verklaard kan worden uit het feit dat het Keltische woord in het Gallische vulgairlatijn werd opgenomen. Waar het Gallische vulgairlatijn (liever het Galloromeins) niet intermediair is geweest, is het rechtstreeks van de Kelten afkomstig. De verhoudingen liggen aldus: daar waar we benna aantreffen in de oorspronkelijke Keltische betekenis ‘wagen, wagenkorf’, en in de daaruit afgeleide secundaire betekenis ‘krib, ruif, voederbak’ met de hieruit voortgekomen ‘stal’-betekenissen, is het een Keltisch substraatwoord | |
[pagina 173]
| |
[pagina 174]
| |
dat zonder bemiddeling van het Galloromeins als Keltisch relict in de volkstalen voortleeft. Daar waar we benna aantreffen in de betekenis ‘korf’ en de daaruit afgeleide betekenissen ‘bijenkorf’, ‘wieg’, ‘vat’ enz. is het in weleer Keltische streken een Keltisch substraatwoord met een eigen Galloromeinse betekenis, in streken zonder etnologisch Keltisch substraat een Galloromeins leenwoord. De geografie van de betekenissen vertoont het volgende beeld:
De betekenis ‘wagen, wagenkorf’ heeft, mag men aannemen, gegolden in een groot gebied van de Keltische La-Tène cultuur. Voor het Keltisch getuigen daarvan nog welsh ben en gaelic fenn, fen ‘wagen’. In het Romaans treffen we de betekenis ‘wagen’ naast ‘wagenkorf’ en ‘slede’ naast ‘sledekorf’ volop aan in de Noorditaliaanse, vanwege hun Keltisch etnologisch substraat ook Gallo-Italische dialecten genoemdGa naar voetnoot1; in het Iberoromaans is het Keltische woord met gr.-lat. canastron-canistrum tot banast(r)a gecontamineerd, maar het zaaktype van de keltische wagen wordt er tot in Portugal aangetroffenGa naar voetnoot2; in het Galloromaans is benna zoals de kaart duidelijk toont, in zijn oorspronkelijke betekenis door de latere Galloromeinse expansieve betekenis ‘korf’ in een typisch perifere relictpositie gedrongen. In de Germania komt de betekenis ‘wagen, wagenkorf’ voor in het hiervoor al nader aangegeven gebied van de Elzas tot Steiermarken. Zowel Kluge-Mitzka als Van Haeringen nemen hier terecht Keltische oorsprong aan. Ook Schneider noemt in zijn zorgvuldige studie tirol. pen een ‘gallisch Relikt’Ga naar voetnoot3.
Ook de betekenis ‘krib, ruif, voederbak’, die voorhanden is in ags. binn(e), eng. dial. bin, mnl. benne, vlaams-brab. en limb. ben, bin, Mark | |
[pagina 175]
| |
Brandenburg benne, noordit. dial. benna, westzwits. dial. ben, en in enkele Galloromaanse afleidingen ard.-lux. benay en nprov. begnoun is naar mijn mening een oude relictbetekenis, die direct verband houdt met de Keltische betekenis ‘wagenkorf’, daarvan nl. een functionele specialisering is: de wagenkorf of wagenbak werd met hooi of gras gevuld, en op de kar tussen de dieren gereden; een andere mogelijkheid was dat deze wagenkorf of wagenbak van de wagen afgenomen werd en in de schapen-, koeien- of paardenstal werd geplaatst. Daar kreeg hij later een vaste plaats, meestal die welke wij thans van de ruif kennen. Voor de vlaams-brabantse ben blijkt deze ontwikkeling duidelijk uit een attestatie van 1741 uit de Mark Brandenburg: ‘benne: carrus cum corbe, in qua aliquid commodius vehi potent. Auf einige Dörfern legt man zwei lange Leitern oder Raufen auf ein Paar Wagenräder und legt Heu und Gras darein, dass es das Vieh auf beiden Seiten herausziehen kann, welches insgemein auf dem Mist geschieht. Und das heissen sie eine benne’. - ‘Niedriger auf festen Gestell angebracht, stehen solche bennen in den Schafställen, zugänglich von beiden Seiten’Ga naar voetnoot1. Uit de passages die Goossenaerts i.v. ben citeert uit P. Lindemans, Geschiedenis van de landbouw in België blijkt dat de ben van de schapenstal naar de koestal (en paardenstal) is overgegaanGa naar voetnoot2. De zaakkundige verbinding met de wagen is juist voor de Vlaams-Brabantse en Limburgse representanten relevant omdat zij op de kaart het enige gebied vormen waar de betekenis ‘krib, ruif’ niet naast de betekenis ‘wagen’ voorkomt (de jonge Provençaalse vorm begnoun laat ik buiten beschouwing). Als men voor dit gebied geen Keltisch etnologisch substraat wil aannemen, mag men hier op basis van de Keltische relicten die Gysseling heeft aangetroffen in Artois en de Ardennen, toch zeker aan een Keltisch adstraat vanuit Noord-Frankrijk en Wallonië denken, temeer daar de Kelten zoals bekend op het gebied van de wagenbouw een zeer specifieke deskundigheid bezatenGa naar voetnoot3.
Tenslotte de betekenis ‘korf’ en de vele daarvan afgeleide betekenissen, die op de kaart met een cirkeltje, resp. met een variant daarvan zijn aangeduid: alleen van deze groep kan men zeggen dat verbreiding | |
[pagina 176]
| |
en betekenis te herleiden zijn tot de ontlening van benna in het Gallische vulgairlatijn. Van de representanten van benna buiten de Galloromania hebben alleen die met de betekenis ‘korf’ hun bestaan te danken aan de expansiekracht van het Galloromeins. Het gaat vooral om een sterk Nederlands gebied en een veel zwakker Rijnlands relictgebied. Ik stel me voor dat de Galloromeinse betekenisinnovatie op haar weg naar de Rijn in Wallonië, Limburg en Belgisch Brabant stuitte op een sterk resistente substraatbetekenis. Dat verklaart dat de betekenis ‘korf’ daar maar sporadisch doordrong in vergelijking met Noord-Limburg, Noord-Brabant en de rivierenstreek waar het geen betekenisconcurrentie ondervond en het gezien de verbreiding over de Nederlandse dialecten een duidelijk expansief karakter kreeg. Ook in Duitsland drong de nieuwe betekenis door tot aan de Rijn. Men treft het daar nu slechts aan in relictposities in het Kleverland, rond Dinslaken en in het Saargebied. Voor de problemen die dat oproept verwijs ik naar Roukens.
Samenvattend kan op grond van de betekenisgeografie van benna worden gezegd dat de verbreiding over Europa in de eerste plaats moet worden toegeschreven aan het Keltisch. Alleen daar waar de betekenis ‘korf’ voorkomt buiten de Galloromania kan de verbreiding worden toegeschreven aan het Galloromeins. Dat is alleen het geval in grote delen van het Nederlandse en in enkele van het Rijnlandse taalgebied.
A.M. Hagen. |
|