| |
| |
| |
Isidoor Teirlinck
De Toponymie van den Reinaert
Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde Gent - W. Siffer 1910-12
Blz. xii voetnoot 3 r. 13 na xcviii-xcix, toevoegen: ook lxxx.
blz. xii voetnoot 3, toevoegen aan het einde: Vgl. thans: G.G. Kloeke, Het aandeel van Willem en Aernout; in Ts. v. Ndl. Taal en Lett. Leiden 1919, dl. 38 (dl. 30 N.R.) afl. 1 blz. 34-64; L. Willems, De nieuwe Proloog van den Reinaert en het Aernout vraagstuk, in Versl. en Meded. Vla. Acad. 1920 blz. 157-203; M.H. Jellinek, Zwei Dichter des Reinaert? in Beiträge zur Geschichte der deutschen Sprache und Literatur, XLV (1920-1921), blz. 51-58.
blz. xliv i.v. Elemaer, aan het einde toevoegen: Hulster lo vs. 6731 wordt ook in r weggelaten.
blz. l voetnoot 2, aan het einde toevoegen: En uit hgd. bewerking-vertaling van 1544? De plaatsnaam S. Jacob vind ik in de uitg. van 1545 (die te Brussel berust). Niet heel waarschijnlijk; de plaatsnaam komt niet in parallelle teksten voor. Zie hier 221.
blz. li de linker kolom h vervangen door:
|
Uitg. 1566 |
h. |
|
Vl.: |
Fr.: |
1. Allegarbe(n) |
31 (1) |
Allegarben |
Algarbe |
2. Antwerpen |
14 |
Antwerpen |
Anvers |
2. Antwerpen |
22 |
Antwerpen |
Anvers |
3. Ardennen |
49 |
Ardennen |
Ardennes |
4. Bandelo |
107 |
Bandelo |
Bandelot |
5. Griecken |
90 |
Griecken |
Grece |
6. Quaetbestier |
37 |
Quaetbestier |
Malgouuerne |
7. Malperduys |
14 |
Malperdus |
Malperdu |
7. Malperduys |
20 |
|
7. Malperduys |
29 |
Malperdus |
Malperdu |
7. Malperduys |
30 |
Malperdus |
Malperdu |
| |
| |
7. Malperduys |
35 |
|
Malperdus |
Malperdu |
7. Malperduys |
36 |
|
Malpardus |
Malperdu |
7. Malperduys |
59 |
regel 12 |
Malperduys |
Malperdu |
7. Malperduys |
59 |
20 |
Malperdus |
Malperdu |
7. Malperduys |
68 |
10 |
Malperdus |
Malperdu |
7. Malperduys |
68 |
26 (2) |
Malperdus |
Malperdu |
7. Malperduys |
69 |
14 |
Malperdus |
Malperdu |
7. Malperduys |
69 |
27 |
Malperdus |
Malperdu |
7. Malperduys |
70 |
8 |
Malperdus |
Malperdu |
7. Malperduys |
71 |
5 |
Malperdus |
Malperdu |
7. Malperduys |
71 |
22 |
Malperdus |
Malperdu |
7. Malperduys |
117 (3) |
|
Malperdus |
Malperdu |
7. Malperduys |
118 |
|
Malperdus |
Malperdu |
8. Montpellier |
96 |
|
Montpelliers |
Montpellier |
9. Over (ouer)de zee |
62 |
|
ouer de zee |
ourre la mer |
10. Poortegal |
23 |
|
Poortegael |
Portugal |
11. Roomen |
14 |
|
Romen |
Romme |
11. Roomen |
79 |
|
Roome |
Romme |
11. Roomen |
111 |
|
Roomen |
Romme |
12. Sint Jacob(s) |
111 |
|
Sint Jacobs |
Saint Jacques |
13. Troyen |
90 |
|
Troyen |
Troye |
14. Verholen dal |
53 |
|
verholen dal |
vallée secrète |
15. Vlaenderen |
49 |
regel 10 |
Vlaenderen |
Flandres |
15. Vlaenderen |
49 |
regel 14 |
Vlaenderen |
Flandres |
blz. lvi voetnoot 2 r. 1 bij Fr. Ignatius Vinck toevoegen: Z. de beschr. van een ex. Gulden Passer. 1926, IV, 4, p. 232 (Bibl. E. Van Heurck). Omtrent 1780 (zegt V.H....?).
r. 2 bij J.H. Heyliger toevoegen: Ex. E. Van Heurck (Gulden Passer 1. c. beschreven: omtrent 1800, zegt Van Heurck).
r. 4 bij L. van Paemel toevoegen: Ex. E. van Heurck (beschr. in Gulden Passer, 1. c.: omtrent 1820 zegt V.H.).
blz. lxix r. 1 na 1o RF = Reinhart Fuchs toevoegen: Z. Foulet.
Na 6o RK = r of Reinke de Vos RKc = uitgave van 1539, toevoegen: RKa = hs. van de Hollandsche bewerking van RKc.
| |
| |
blz. lxxi Schema I (2) wijzigen als volgt:
Schema I (2)
blz. lxxi voetnoot 2 aan het einde toevoegen: En thans (1917) zijn stemma in zijn Crit. Commentaar, blz. 36.
blz. lxxii Schema III, bij d Culemann 1850 een voetnoot toevoegen: (1) De ontdekker is eigenlijk Ed. Tross. Z. Prien, Vorrede. En L. Willems, Versl. en Med. K. Vl. Ac. 1920, blz. 372, nota. Omtrent 1852, zegt L. Willems.
blz. lxxiii Schema IV, bij Culemann 1850 voetnoot toevoegen: (1) Naar L. Willems in 1854. Versl. en Med. Vl. Ac. 1920, 372, voetnoot. Deze uitgave is echter niet gedateerd. Zeker niet vóór 1852, want Hoffmann, die er, in 1855, over sprak in Kunst- en Letterb., gewaagt er niet van in zijn 2e uitg. van r, in 1852 (Is. T.). Gödeke (D. Wochenschrift, 1854) schreef over dezen Culemannschen afdruk; doch dat bewijst nog niet, zooals L. Willems beweert, dat dit afdrukken in 1854 plaatsgreep. Waarom niet veeleer in 1853?
blz. 1 kol. 2 r. 23, naast Eene hout-makigghe van lanternen toevoegen: Eens hout-makigghe.
blz. 2 kol. 1 r. 15, noot bij abscale: *Er staat absdale! Vgl. de d van daer, de twee d's van dander b.v. met de t van otrams voet, cloet; het Streepje van t is (nagenoeg overal) horizontaal.
| |
| |
blz. 2 kol. 1 r. 31, noot bij Absdale: *En dit is een datief van nom. sing. neutr. Abtsdal. Muller, Crit. Comm. 94, noot 2.
blz. 4 kol. 2 bij Rein II, b. vs. 2296: De lezing uit f stemt overeen met die uit b. Zie het fac-simile.
blz. 5, kol. 1 r. 32 na Aken een voetnoot toevoegen: (4) In de hgd. vertaling van r (1545, Fr. a. Mein) staat blz. xlvi recto: ‘Die andern solten hin gen Ach.’
r. 35 i.p.v. Vs. 2174: Vs 2174 (uitg. Lübben).
blz. 6, kol. 1 r. 5 v.o.: bij Parijs, Kolen ende Duwa hoort een voetnoot: (7) Achter Parijs staat een punt in 't hs.
blz. 6 kol. 2 r. 3: Lupke: Luͤpke (Prien).
r. 4, Vs. 2484, toevoegen: (uitg. Lübben)
r. 25, vs. 2781, toevoegen: (uitg. Lübben).
voetnoot 1 aanvullen als volgt: Uitg. Scheltema, blz. 168. Reeds die 5 steden in de hgd. vertaling van 1545, lij: ‘Ich hab hoͤrn nennen mannlich landt. // Luͤbeck/Aach/Coͤlln/Venedig/Parisz.’
voetnoot 2 aanvullen: Vs. 2637, a.
blz. 7 kol. 1 r. 3 toevoegen: Z. hierover Prien blz. 242; Lörsch.
blz. 7 kol. 1 vóór Allegarben invoegen: Albia. - Aldus in l. Zie Elve.
Alckmer. - Over Hinrek van Alckmer (r. vorrede, Prien, blz. 3), zie Lotryngen.
blz. 7 kol. 1, aan het einde van het art. Allegarben toevoegen: Of ziet het op de verovering van Algerbe (1520) door de legers van Keizer Karel? Gaillard, Versl. & Med. Vl. Acad. 1912 (blz. 1168-1169).
blz. 7 kol. 2, naast r. 15 Sint leedickene staat in inkt: In hs. Zint?
blz. 7 kol. 2 voetnoot 3: Na vs. 1453 toevoegen: (uitg. Lübben).
blz. 8 kol. 2 r. 2 bij Muller een voetnoot toevoegen: Zie thans ook Crit. Comm. 248-9: Muller erkent ook nu nog niet te weten welke plaats in den Reinaert bedoeld en waarom die genoemd wordt. ‘Doch de thans voorhanden gegevens der hss. en het samentreffen met den Elegast pleiten 't meest voor B(o)lois als oudsten bereikbaren vorm, waarschijnlijk een Franschen plaatsnaam in de Nederlanden, evenals Bethune, Charlois, Marquette, Montfoort e.a.’.
blz. 9 kol. 1 r. 5 bij Amplosis een voetnoot toevoegen: Voor Muller,
| |
| |
Crit. Comm. 249, is Amplosis in l een uit B(o)lois door misverstand geboren ‘verhaspeling’.
blz. 15 kol. 1 na 1e voetnoot: En Muller, Comm. 249, verwijst nog naar Gembloys, lat. Gemblacum in Brabant (zie bv. Maerlant, Sp. H. IV1 29, 17, doch dit Gembloys, evenals Amblise, lat. Ambligia voldoen hem ‘althans stellig niet beter’ dan de ander bekende gissingen.
blz. 15 kol. 2, na 1e r. Franckryk (Prien)
na Vs. 307 (3e r.): (uitg. Lübben).
na r. 41, na Aken invoegen: Arabie. - Enkel in p., blz. 71: Corbant die roeck verhaalt den Koning hoe Reynert zijn wijf Scerpenebbe doodde en opat, en hij spreekt van den grooten angst dien hij daar leed: Ic en wonde noch in sulcken anxte niet stoen als ic daer leet om dusentich marck des fijnsten goudes dat wt arabien ye ghequam. p, blz. 71. Zie over deze geleerde wijziging: - Rein. II heeft den plaatsnaam niet. - Muller-Logeman, Hyst., blz. xxi.
blz. 16 kol. 1 r. 20 Ardennen: na (uitspr. árdeuénə): Het ia eene een niet-Vlaming kenmerkende verknoeiing zegt Muller (Crit. Comm. 138). En die verknoeiing naast andere van vele plaatsnamen laat hem toe aan f een Hollandsche herkomst toe te kennen. In b - ook waarschijnlijk van Hollandsche herkomst - staat Ardennen, wel zeker de oorspronkelijke plaatsnaam - dus geen argument voor Muller's hypothese: de verknoeier zou de Vlaamsche vervaardiger van hs. a zijn!
blz. 16 kol. 1 na Vs. 2147: ed. Lübben.
blz. 16 kol. 1 r. 41 na wilde lant voetnoot (3) toevoegen: Hgd. vertaling van 1545, xlv verso: ‘In Ardeam das wilde land’.
blz. 16 kol. 2, 5de regel vóór l en h: Le Renard ou le Procès des Bêtes schrijft blz. 32: ‘Il envoya Moustache le Chat dans les Ardennes...’.
blz. 22 kol. 2 onder aan voetnoot 1 toevoegen: Te Temsche bestond het Kasteel van Harques (Van Lokeren, op. cit. II, meermaals geciteerd).
blz. 25 kol. 1 r. 15, na In r, vs. 307 toevoegen: (uitg. Lübben).
blz. 25 kol. 2 na 1ste voetnoot: Zie thans zijn eenigszins gewijzigde meening in Crit. Comm. 14-16.
blz. 27 kol. 1 r. 13 na Breukelen: 11o. J.W. Muller, Crit. Comm. 1914, blz. 173-5. Hij meent bij zijn opvatting te mogen blijven en ‘hier
| |
| |
de namen van twee Utrechtsche dorpen te zien, als blijken hetzij van een vroeger verblijf van Willem, den dichter van R.I.A., in Utrecht (en Holland) - verg. ook Portegael en Scouden - hetzij van een latere Hollandsche interpolatie, waaraan ook Bolois zijn aanwezigheid in onzen tekst zou danken, maar waarvan ik de waarschijnlijkheid overigens niet zou weten aan te toonen’; zie Ojb 201, Nh 32 en 74. Td. 205-6 ‘Hij voegt erbij dat wijlen Mr. S. Muller Hz., een kenner onzer middeleeuwsche aardrijkskunde’ die opvatting heeft onderschreven.
blz. 27 kol 2 r. 33: Ook de meening van J.C. Ramaer (z. Crit. Comm. 175).
blz. 27 kol. 2 na laatste regel toevoegen: 5a Portaengen = Bourtange (in Groningen!), Polanen een riviertje in de heerlijkheid van dien naam in Delfland. Richthofen (Untersuch üb. friesische Rechtsgesch. II, 1291). Een en ander aangehaald, doch bestreden door J.C. Ramaer in Het hart van Nederl. in vroegere eeuwen (in Tijdschr. v.h. Aardrijksk. Genootsch. 2de serie xxx 281). Zie over dit alles J.W. Muller, Crit. Comm. 175 nota).
blz. 28 kol. 2 r. 26, na voetnoot 1: In ed. van 1596 ook Bandelo en in de Fra. vert. Bandelot (K).
blz. 31 kol. 2: na vs. 2002: (uitg. Lübben).
blz. 33 kol. 1 r. 16 na van Gent: Over Basingasele, dat echter hier niet kan in aanmerking komen, zie Mansion, Oudg. Naamkunde.
blz. 34 kol. 1 r. 14 na Belsele: Indien dit waarheid is, dan is de lezing van f niet eene verknoeiing van een Vlaamschen plaatsnaam; het zou integendeel eene herstelling van den echten vorm zijn. En de verknoeier zou niet de vervaardiger van f, wel die van a (die l van Belsele weglaat) zijn. Een argument tegen Mullers hypothese: de schrijver van f is een niet-Vlaming! Vgl. Muller, Crit. Comm. 138.
blz. 35 kol. 1, Bohemi, na r. 4 toevoegen: (uitg. Knorr.).
blz. 35 kol. 1 Boloys na ‘handschrift f’ toevoegen: met protonische o ontstaan uit ə: Blois > Bolois > Bəlois. Muller, Comm. 248-9.
blz. 35 kol. 1, bij Boloys voetnoot: Boloys komt ook voor ‘Karl meinet bij Carel ende Elegast, ed. Jonckbloet, 200’, Muller, Comm. 249.
‘Bolloys (Hd. volksboek van de Heemskinderen: zie Loke, Les
| |
| |
Versions néerl. de Renaud de Montauban 48.’ Id. ‘Boloys (Carel ende Elegast 1090, A; B: Bollonoys, C: Bollognoys)’. Id. 249.
‘Bulloys (superscriptie in een der hss. van Dat Kaetspel ghemoralizeert, ed. Roetert Frederikse. cii, civ, cix; Guicciardini, Belg. Descr. ed. 1616, 292 sq.: comites Bulosii etc.).’ Id.
En nog: Van deze vormen trekt Baloys uit Carel ende Elegast wel 't meest onze aandacht, wegens de nauwe betrekking tusschen dit werk en onzen Reinaert (zie voorshands Bergsma's ed. 44 vlgg. en T. en Lett. xiv, 493-4).’ Id.
blz. 35 kol. 1 Brugae (Brugge) na vs. 5: (uitg. Knorr).
blz. 35 kol. 2. Den Dam - na b, vs. 6888 toevoegen: (uitg. Grimm)
- na Bij Honrebroet, recht an deme dam toevoegen: Niets gelijkends in de hgd. vertaling van 1545.
blz. 40 kol. 1 - na laatste regel ‘Van Sassen’ voetnoot toevoegen: Niets hiervan in hgd. vertaling van 1545.
blz. 43 kol. 2 r. 21: ghescreven wordt ghescreuen [wesen] (Emend. Muller Log.)
blz. 44 kol. 1 bij r. 27, ter Elmaren, voetnoot toevoegen: Over dezen datiefvorm op -en, zie Muller, Crit. Comm. 94 en wat voorafgaat en volgt, en 248.
blz. 44 kol. 2 bij r. 36 bij der Elemar voetnoot (1) toevoegen: In uitg. 1545, hgd. vertaling, xxxiiij ‘Kam er zu mir gen Elemar’ . Dus zonder 't lidwoord.
bij r. 44, bij quaetbestier voetnoot (2): Florianus vertaalt door Malgouuerne, in 1596 (uitg. Sabbe-Willems, D 4).
blz. 45 kol. 2 r. 15 na ‘dat r’ toevoegen: Reeds weggelaten in de hgd. vertaling van 1545.
r. 36:... hem aen de live - u aenden liue.
blz. 53 kol. 2 na vierde laatste regel: Ook aldus in de hgd. vertaling van 1545 xlv iij recto: ‘Zwischen der Elb vnd dem Rein’.
blz. 54 kol. 2 na Elverdinghe toevoegen: Eluerdyngen, aldus in r, vs. 3738. - na ‘alleen in p’ toevoegen: en in r:
blz. 57 kol. 2 na r. 7 toevoegen: En Evrignies (mededeeling van K. de Flou).
laatste regel, in voetnoot 5: Perth wordt Pertz.
| |
| |
blz. 58 kol. 2 bij voetnoot 6 toevoegen: In de hgd. vertaling (1545), lxxij verso: ‘Solt ich nicht alles lesen fein / Es wer Deutsch / welsch/ oder Latein. Vnd hab zu Erfurt lang studiert / Vnd offtmals hefftig disputiert.’
blz. 59 kol. 2 onder F toevoegen: Flanderen. - Aldus in r vs. 2493, 2528. Zie Vlaenderen: In de hgd. vertaling van r (1545), blz. lij recto, staat Flandern (echter niet in r): ‘Ich bin in Flandern vnbekant’.
blz. 59 kol. 2 r. 30, na ‘in vs. 1171’ toevoegen: (Knorr).
blz. 62 kol. 1 in r. 10, na (1280) toevoegen: Gerardus de Floresberh, ao 1096 (Cart. S.P. Lille 17).
blz. 66 kol. 1 bij r. 8 ‘Franckryk’ voetnoot: In de hgd. vertaling van 1545, x: ‘Zwischen Holand und Francken reich’.
blz. 66 kol. 2 r. 9 bij ‘Gent’ voetnoot bijvoegen: (2) Ook Gent in de hgd. vertaling van 1545, iiij recto.
blz. 67 kol. 1 bij r. 26 ‘vnde Ghent’ komt voetnoot (6): Deze plaatsnamen werden weggelaten in de hgd. vertaling (1545, 2de ed.).
blz. 67 kol. 2: r. 22 bij Greken: Niet meer in de hgd. vertaling (1545).
blz. 68, kol. 2, na r. 8: 3. In eene glosse van r (Prien blz. 52) dat de priesters, manckt den Greken vnde Rutzen echte vrouwen en kinderen hebben.
na laatste regel van voetnoot 3: In hgd. bewerking van 1545 xxxiiij verso: ‘im Juͤlcher landt’.
blz. 71 kol. 1, r. 23 bij ‘r heeft hiervoor’ voetnoot toevoegen: De hgd. vertaling van 1545 heeft hier noch grave noch lant.
blz. 72 kol. 2: in r. 27 bij ‘Honreborch’ voetnoot toevoegen: Ook aldus in uitg. 1604/6.
blz. 74 kol. 2, na 3de r. van voetnoot (1): Cron. et Cart. Dun., 628, 629, 635, 676.
blz. 80 kol. 1, r. 20 na IJfte toevoegen: Ook niet rijfte (zooals Muller, Comm. 138 meent). Misschien wel was de afschrijver voornemens te schrijven risel en had hij, naar 't hs. te oordeelen, reeds werkelijk r geschreven, letter die hij onmiddellijk door een fijn l en j tot h ver- | |
| |
vormde. Hij wilde denkelijk in dit vers ook risel als in 't volgende (of rijsel) schrijven, doch werd algauw de begane of begonnen fout gewaar, misschien dank het vorige rijmwoord wijfte (= vijfte, vijfde?). Voor Mullr, l.c. zijn f(yste), rijfte, risel verknoeiingen van den oorspronkelijken plaatsnaam hijfte te wijten aan den (waarschijnlijk) hollandschen afschrijver.
blz. 88 kol. 2, in r. 21 van voetnoot (2), na hoghestende: Naar Muller, Comm. 138, een verschrijving van den waarschijnlijk Hollandschen afschrijver van f.
blz. 89 kol. 1, bij r. 37 ‘In r’, voetnoot (7) toevoegen: (7) Verkort in de hgd. vertaling van 1545, li, verso:
‘Der ligt in Flandern/ in ein wald.
Der wirt geheissen husterlohe/
Sein rechter nam der heist also.
Im selben Wald ein Brunnen ist/
Dabei zwo Birken stehen wist.
Unter den ligt der schatz begraben/’.
blz. 89 kol. 2 bij voetnoot (3): Zie ook wat Muller, Cr. Comm. 308-9 over dit Oostende van Vlaenderen aanmerkt.
blz. 90 kol. 2 bij r. 17 ‘r, vs. 2506 en 2509’ voetnoot toevoegen: In de verkorte vertaling van r in 't hgd. (uitg. 1545), 3-maal Husterlohe en 2-maal Kreckelpfutz:
‘Reinicken hoͤrt diese wort nicht gern/
Er sprach ich weise euch nicht fern.
Als etwa hin zu dem Jordan/
Halt jr mich noch in boͤsem wan.
Es is ja nicht weit in Flandern/
Ich will mein reden nicht verandern.
Hie will ich andre auch wol fragen/
Die euch van Husterlohe solln sagen.
Damit rieff er dem hasen her/
Er sprach Lamp sagt bei ewer ehr.
Wist jr nicht auch wo husterlohe/
Ein waldt genennet wirdt also.
Vnd Kreckelpfutz ein Brun dabei/
In einer grossen wuͤstenei,
| |
| |
Lamp sprach: Reinicken auff ewer fragen/
Kan ich euch wol gesagen.
Kreckelpfutz ligt bei husterlohe/
Das ist ein strauch der heist also.
Da Simon der krum/muͤntzt sein gelt/
Damit betrogen ward die welt.
Vnd lag da mit den gsellen sein/
Ich hab da offt gelitten pein.
Von hunger und von grossem frost/
Wenn ich in noͤtten lauffen must.
Vor Reinen dem hund der war mir hart/’.
blz. 91 kol. 1 - in r. 1, na ‘Krekelput’, toevoegen: Hier geen plaatsnaam in de hgd. bewerking van 1545.
- vóór vierde laatste regel bijvoegen: 5. Enkel in r, en wel een toevoegsel aan Rein II, vs. 2497.
blz. 91 kol. 2 na r. 13 toevoegen: Husterlohe (ed. 1545).
blz. 92 kol. 1 na r. 6 toevoegen: En J.F. Willems, in zijn nieuwndl. bewerking, blz. 111, heeft de volgende verzen:
Dan, o vorst, des banvloeks los,
Ga'k met u naer 't Hulsterbosch.
En in noot: ‘Hulsterloo en Hulsterbosch is het zelfde.’
blz. 96 kol. 2, na r. 17: Hier de akte van 1231.
- aan voetnoot (1) toevoegen: J.B. Krüger, Kerkelijke Geschiedenis van het Hertogdom Breda, iv, 533-34 (z.j.). Men vindt hier nog: ‘Volgens anderen was dit beeld van Maria hier komen aandrijven uit de groote kerk van Teruane vernietigd in het jaar 1552.’
blz. 98 kol. 1: aan voetnoot (3) toevoegen: Zie thans (1912) J.W. Muller, Tijdschr. xxxi blz. 177-275 alsook volgende latere toevoeging: Zijne crit. uitg. (1914) blz. xl-xlvi en zijn Comm. (1917) op meer dan één plaats.
blz. 99 kol. 1, r. 3, na ‘had’ toevoegen: (door hem natuurlijk).
blz. 110 kol. 2: - India; Yndia: r. 11 na In r staat: Niets in ed. 1545.
blz. 111 kol. 2 r. 42, na ‘Yherusalem’ voetnoot (3) toevoegen: (3) Hgd. vertaling (1545): Jerusalem lx verso.
| |
| |
blz. 112 kol. 1: na r. 9, bij ‘Yherusalem’, toevoegen: Niet in de hgd. vertaling van 1545.
- r. 21: na Yherusalem: Niet in de hgd. vert. van 1545. Er staat, lxxxvj:
‘Wenn du heim komest/soltest zhand/
Wandern in das heilig Land:
Vnd zuͤ S. Jacob vber Meer/
Von dann gen Rom / vnd widder her.//
Vgl. met dezen tekst dien van Schopperus.
blz. 114 kol. 1, aan voetnoot (6) toevoegen: Doch thans (1919) dat ik de uitg. van 1545 (nl. de hgd. vertaling, 2de ed.) te zien kreeg, moet ik zeggen dat hier staat: ‘Zwischen Kallis vnd Eluerdingen’.
Ook in de Zeseniaansche omwerking (1650), p. 246:
‘Wie wir alle beyd mitteinander gingen/
Zwischen Kallis/und zwischen Elverdingen;’
En in de uitg. 1604/1606 (z. Prien xxxvii, nr. 11):
‘Zwisschen Kallysz und Eluerdingen’ .
blz. 114 kol. 2: aan voetnoot (6) toevoegen: De uitg. van Gottsched (1752) wordt bedoeld.
blz. 116 kol. 1, r. 25; na ‘blz. 115’ toevoegen: en in de hgd. vertaling (1545) lxxij.
blz. 122 kol. 1 - na r. 3 toevoegen: Aussi large que d'ici à Pâques. Molière, Don Juan ou le Festin de Pierre (II, 1).
- na r. 17 toevoegen: Tusschen Kalis en Sinte Reynuit. Tuinman, I, 370. Vgl. art. van Gittée, VK, vi, 108 en vgg.
blz. 122 kol. 2 bovenaan bij 2. toevoegen: In de Zeseniaansche omwerking (1650) p. 183:
‘Ich habe sonst gar manches Land/
all meine Lebens-Tag durchreiset:
das Lůbeck, Cölln weis ich zur hand/
Paris/Venedig seyn bepreyset/
das Flandern ist mir unbekant/
Drum kommet mit/und mir das weiset.//
blz. 124 kol. 1, r. 26 na vs. 2558: Muller, in zijn crit. uitg. van Van den Vos Reinaerde schrijft Criekenputte en eenmaal rijmshalve Criekenpit. Comm. 114.
blz. 125 kol. 2 - na laatste regel (uitg. Prien): In Z (Zeseniaansche omwerking van 1650), p. 184, staat: Krekkelbuͤt (met een kleine e op de u).
| |
| |
blz. 126 kol. 1 r. 16: na ‘niet meer’: Doch in r, v. 2509 zegt Lampe:
‘Krekelput is by Husterlo’.
Z (uitg. 1650) heeft p. 184:
‘Bey Husterlo liegt Krekkelbut/
das ist ein Strauch also genennet/
Da Simeon můntzt falsches gut/’.
En hier is Krekkelbut (zonder umlaut-teeken) een struik!
blz. 127 kol. 1 na 8., onder ‘r, vs. 3495’ bijvoegen: 9. In de prozabewerking vindt men nog eenmaal den naam, ditmaal kryekenputte. De koning neemt aan dat hij met den Vos, die te banne is, niet mag uitgaan; men zou het mijnre croenen verwyten, zegt hij; en hij voegt er bij: Ic sal dan cuwert of enen anderen met my te kryekenputte laten gaen. p, blz. 56.
a, vs. 2741, f, vs. 2710 hebben hier toten scatte, b vs. 2749, ten put, r vs. 2561, to der putte. Vgl. l 1352-53.
10. Enkel in r vs. 2497 (hier geen bekorting van Rein. II, wel ee toevoegsel):
Horet, ick wyl hir vragen etlyke ghesellen,
De ok dat sulue scholen vortellen,
Dat Krekelput by Husterlo,
Dat de dar is vnde heth alzo.
blz. 127 kol. 2, na r. 3 bijvoegen: Kryekenputte, blz. 56.
- r. 6: na Krekelput bijvoegen: In de hgd. vertaling (1545) staat een paar maal Kreckelpfutz. Zie den tekst, hier blz. 90.
- - Links onder Kriekenput, In rechthoek blz. 54 (2 maal), bijvoegen: Kryekenputte blz. 56.
- Rechts onder Krekelput, tussen 2507 en 3495 tussenvoegen: 2509.
- voorlaatste regel: bijvoegen: naar uitg. e van Martin (2659 a).
blz. 128 kol. 1 - na r. 4 bijvoegen: Kryekenputte, eenmaal in p, 56.
- tekst : ...vormen naar het slotdeel putte, put, pit vervangen door ...vormen naar het begindeel.
blz. 129 onmiddellijk onder 2, Kryekenputte, p.
- tekst : ...vormen naar het begindeel Krieke-, Krieken-, Criec-, Krekel- vervangen door: ...vormen naar het slotdeel.
| |
| |
blz. 130 kol. 2, aan voetnoot 5 toevoegen: Vgl. ook b, vs. 3167, waar de Vos van Kryeken pit spreekt als van eene van Ermeline welbekende plaats. En vs. 3977, b, waar hij echter den Das toevertrouwt dat hie het loog al wat hy zeide!
blz. 132 kol. 1, tussen 5. Lübben (3). 1867 en 6. Martin (4). 1874 inlassen: G.J.B. Krüger. 1872-77 (Kerkel. Hist. v. het Hertogdom Breda, iv, 535). Hij schijnt, in een nota, de borne van a te vereenzelvigen met ‘een Steenenput, die aan het klooster heeft toebehoord’ staande ‘aan den weg, die naar de Zeedijkstraat leidt’, en die het ‘eenige zigtbaar overblijfsel’ van het klooster van Hulsterloo is.
blz. 135 kol. 1: onderaan laatste regel, na (1910, blz. 42) bijvoegen: Flobecq ligt niet ver van Krekelberg, zegt Wolf, N. Sagen, blz. 464 (naar eene mededeeling van L. Eeckhout, die te Segelsem geboren is en onderwijzer te Schoorisse was).
blz. 141 kol. 1: na Krummesse voetnoot toevoegen: De hgd. bewerking van 1545 heeft het w. niet.
blz. 143 kol. 1 r. 10 na ‘corrupt’ voetnoot toevoegen: Deze ‘een niet-Vlaming kenmerkende verknoeiing’ van deze twee eigennamen laat Muller (Comm. 138) toe ‘aan f (en b) een niet-Vlaamsche, waarschijnlijk een Hollandsche herkomst toe te kennen’.
blz. 144 kol. 2, r. 18, na ‘Lomberdyen’ voetnoot toevoegen: Weggelaten in de hgd. vertaling (1545).
blz. 145 kol. 1, na voetnoot (*) Blz. 16 uitg. Prien toevoegen: Weggelaten in de hgd. vertaling (ook in rC).
blz. 151 kol. 1, r. 2, bij ‘Lotryngen’ toevoegen: Luisprand de Crémone, in zijn Antapodosis gebruikt het eerst den naam Lotharingia (Pirenne, I, 34, voetnoot 2).
blz. 154 kol. 2: r. 9: 1873 wordt 1473.
blz. 155 kol. 1, r. 28 bij van voetnoot toevoegen: Is de dichter Heyn van Aken niet vermoedelijk in Brussel - niet in Aken - geboren en was hij niet pastoor van Korbeek bij Leuven? Z. Kalff, Gesch. Ned. Lett., I, 1298.
blz. 158 kol. 1 in voetnoot (1) toevoegen: En thans ook: Versl. en Med. Vl. Acad. jr. 1911 p. 446.
blz. 160 kol. 1 r. 34 bij Luneborch voetnoot (3): hgd. vertaling van 1945 heeft hier geen plaatsnaam.
| |
| |
- kol. 1, 4de laatste regel, na ‘plaatsnaam in r.’ toevoegen: Niet meer in hgd. vert. van 1545.
blz. 164 kol. 1 na Malcroys voetnoot toevoegen: Zie wat Muller thans schrijft in Crit. Comm., 114-15 ‘Na herhaalde weifeling, ...’ enz.
blz. 165 kol. 1: na voetnoot (3) bijvoegen: Zie thans wat Foulet, 492-3, over Malcrues mededeelt. Wat vooral voor ons van belang is, is dat Foulet tracht te bewijzen dat de branche xxiii (waar de naam Malcrues voorkomt) reeds in 1229 ‘circulait déjà parmi les lecteurs contemporains’.
blz. 165 kol. 2: - na Malepertus; Malepertusz bij voegen: In de hgd. vertaling Malepertus (xv verso, 2 maal en xvj); Malepartaus (xxv verso, om te rijmen met hausz); ook aldus, om dezelfde reden, lxix en lxix verso, en lxx, en cxiv verso.
- na Malperdu voetnoot toevoegen: En in de fr. vert. van Florianus (1596). Eenmaal Malpardui (op het einde van kap. xliij), Vgl. een Malperduut in den Malegrijs. G. Busken Huet, in Romania. 1897 blz. 503 (Muller, Crit. Comm. 115, nota).
- r. 6 van Malperdu: na ...uit p? toevoegen: Het vervormingsproces zal wel geweest zijn: (Renart) Malpertuis > (p) Malperduys > (h) Malperduys > (1596) Malperdus < (in de fr. vertaling) Malperdu.
- na Malperduys; Malperduys. inlassen: Malperdus. De gewone vorm in de uitg. van 1596. Bl. D 3 en G 3 Malpardus. F 3 verso Malperduys. Dit laatste is de gewone vorm in h (uitg. van 1564) en is in de uitg. van 1566 Malperdus geworden.
blz. 165 kol. 2 r. 37, na ...vorm in p, voetnoot toevoegen: En in h altijd Malperduys.
blz. 166 kol. 1: bij Maperthuus voetnoot toevoegen: Muller, in zijn Crit. uitg. Van den Vos Reinaerde, verkiest den vorm Maupertuus. Zie zijne gronden, Crit. Comm. 115-16.
blz. 168 kol. 1 punt 4. r. 5 bij ‘Des’ noot toevoegen: Tes in hs.
blz. 169 kol. 2 r. 39, bij ‘Malperduys’ voetnoot: Malpardus (D 3) uitg. 1596.
blz. 170 kol. 1, r. 25 ‘h’ toevoegen: Florianus heeft hier weer Malperdu.
r. 26: Ook aldus uitg. 1596 F 3 verso.
r. 28: Malperdus (1596).
| |
| |
blz. 172 kol. 1, r. 3 toevoegen: Malpardus (1566).
blz. 172 kol. 2, r. 4 van voetnoot (2), na Malperduys toevoegen: Fr. vertaling van Florianus Malpardu (G 3 verso).
blz. 173 kol. 1 r. 3 na h toevoegen: (1596) Malperdus, → (Florianus) Malperdu.
blz. 174 kol. 2 r. 5 van 5. 1834. Grimm (4) na ‘Übelloch’ voetnoot toevoegen: Naar dit Übelloch verdietscht Hansen (p. 32): Euvelloch.
blz. 179 kol. 2, r. 32 tussen Bruyne en een myle inlassen: ontrent.
blz. 195 kol. 2 na r. 5 toevoegen: Vgl. wat Muller thans schrijft in zijn Crit. Comm. 174. Hij schrijft o.a.: ‘Met Polane zou wel het land Polen bedoeld kunnen zijn: zie de plaatsen bij V(erdam) (en verg. F(ranck)'s aant. op de merkwaardige parallelplaats Maerl. Alex. V 85). Maar mijne opvatting (Pollanen nabij Portengen in Utrecht) wordt ook door f geenszins weersproken en blijft evenzeer mogelijk’ .
blz. 197 kol. 1 na r. 37 toevoegen: Zie Crit. Comm. 174. En thans (in 1932 nl.). De Flou's toponymisch Wdb.
blz. 197 kol. 2 bij Portegale toevoegen: Etym. Portugal ‘naar de haven van Portus cale, nu Oporto’ Mod. Wdb.
blz. 199 kol. 1, na voetnoot (2) toevoegen: Livre des Mestiers (uitg. Gessler): le roy de Portingal, eng. the kyng of Portingale.
blz. 201 kol. 1 na r. 6 van Prouijn: vool i.p.v. volen.
blz. 207 kol. 1 r. 12: bij Ryne voetnoot toevoegen: De verkorte hgd. vertaling van 1545 heeft hier geen plaatsnaam.
blz. 207 kol. 2, bij punt 8o, r. 25, toevoegen: Zie thans ook Muller, Crit. Comm. 138.
blz. 212 kol. 2: Links: Romen blz. 55 (2 maal) wordt
Romen blz. 54-55 (2 maal).
Rechts: Rome vs. 2546 ...inlassen: 2740, 4492.
Midden onder Rein II, b. Romen... inlassen: 2653
Rein II, c. Rome → Romen.
| |
| |
blz. 212 kol. 2: tekst na schema voetnoot toevoegen:
Dit schema toont dat f den vorm Romen, a en e Rome hebben. Over deze enkelvoudige genitief- en datiefvormen van vrouwelijke substantieven, -e, -en, zie b.v. Muller, Crit. Comm. 79 en vvgg. Verwonderlijk is 't dat deze nauwkeurige Reinardist op blz. 94, dezen datief op -en niet vermeldt.
blz. 213 kol. 1 na r. 6 ‘h, blz. 14.’, toevoegen:
Ook in r vs. 5305: Alle de arsten twysschen hir vnde Romen.
Ook in b: van Romen tot Valeye vs. 2653.
blz. 213 kol. 2, bij r. 3 voetnoot toevoegen: ‘redelijke twijfel aan de echtheid van Somme is m.i. onmogelijk’. Muller, Comm. 302. Hij beschouwt Ronne als een schrijffout van den waarschijnlijk niet Vlaamschen’ (wèl Hollandschen) vervaardiger van hs. f Id. 138.
blz. 214 kol. 2, na r. 9 toevoegen: Rutzen. - In r (uitg. Prien blz. 52), in eene glosse wordt er gesproken van de Greken en Rutzen wier priesters echte vrouwen en kinderen hebben.
blz. 215 kol. 1, bij r. 4 van 3de ‘strofe’ voetnoot toevoegen: ‘Im land zu Sachssen’. Hgd. vert. 1545, xlix.
blz. 216 kol. 2 r. 15, na ‘Sassenlant’, noot toevoegen: Weggelaten in hgd. 1545.
r. 21, na ‘Sassen’, noot toevoegen: Sachsen (ed. 1545).
blz. 219 kol. 2, r. 23 na Scoudee voetnoot toevoegen: ‘Jan van Sylli, heere Van der Ryst ende van Barnissaert’ geeft, in 't jaar 1449, aan ‘Meester Anthonis, Cornelissone, een capelrie puerlic om Gods wille, liggende voer onser Vrouwen binnen der prochyen van Scoudee...’. Akte op perkament, met zegel in rood was, bewaard in het archief van Hoogstraten, (Mededeeling van G. Seghers). Naar die akte lag Scoudee in 't bisdom Utrecht.
blz. 221 kol. 1 na Sint Jacob voetnoot toevoegen: Verwonderlijk is 't wel eenigszins dat de hgd. vertaling van 1545, lxxxvij ook S. Jacob gebruikt
‘Vnd zuͤ S. Jacob vber Meer/
Von dann gen Rom/vnd widder her.//
Doch niet terzelfder plaatse, want h, blz. 81 heeft hier geenen plaatsnaam. Doch Schopperus, (332 mijner uitg.) gebruikt ook dezen naam.
| |
| |
Vgl. met Renart I, 778-79:
‘Tybert’ ce dist Renart, welcomme!
Ou de seint Jaque frescement
Bien soiez venus hautement
Comme le jor de pantecoste'.
blz. 221 kol. 2 r. 16 na ...van uitg. r (1539) toevoegen: r C nl., de zoogenaamde protestantsche glosse. Zie Brandes, p. 86. De glosse behoort tot I, 29.
blz. 221 kol. 2 bij r. 36 toevoegen: Vgl. hiermede wat Schopperus schrijft, blz. 171-3.
blz. 224 kol. 1, r. 31: bij Slukup voetnoot toevoegen: De hgd. vertaling van 1545, veel korter dan de oorspronkelijke r laat den ingebeelden plaatsnaam weg.
blz. 226 kol. 1 onderaan, bij voetnoot 2, toevoegen: In de hgd. vertaling van 1545, lix verso: ‘schwaben land’.
blz. 227 kol. 2 r. 19, na ‘Trere’, voetnoot toevoegen: In hgd. vertaling van 1545, xciij verso:
‘On allein meister Abrion /
Ein Juͤd zů Trier mocht sie verston’ .
blz. 238 kol. 2 na r. 23 punt 4 toevoegen: 4. In de glosse die volgt, wordt in r (Prien, blz. 179) nogmaals de ystorie van Parijs van Troye vermeld.
blz. 238 kol. 2, onderaan toevoegen bij voetnoot 2: Naar Franck, Zur Überl. 318 en Verdam is Trompboem een cromme birne (z. Muller, Cr. Comm. 309).
blz. 239 kol. 1 bij voetnoot (1) toevoegen: Zie thans wat Muller schrijft in zijn Comm. 138 en 309-10; hij beschouwt het ook als een schrijffout van den (waarschijnlijk) Hollandschen handschriftmaker.
blz. 239 kol. 2 r. 17, noot toevoegen: Naar Muller, Comm. 138, wijst dit Valeye op den (waarschijnlijk) Hollandschen vervaardiger van hs. b.
blz. 241 kol. 1 r. 3 van Venedy, toevoegen: De Zeseniaansche omwerking ook heeft Venedig (uitg. 1650, p. 183).
blz. 245 kol. 2 na Vlaenderen...Flanderen, voetnoot toevoegen: In hgd. vertaling 1545 zesmaal (in r vijfmaal, maar hgd. vert. heeft het eens meer op blz. lij recto: ‘Ich bin in Flandern vnbekant’ zegt de Koning): Flandern.
| |
| |
blz. 251 kol. 2 bij punt 15. J.W. Muller (5) 1908, toevoegen: Vgl. wat thans Muller schrijft in Crit. Comm. 314-15.
blz. 258 kol. 1 bij Wancellae toevoegen:
Hgd. Wanzell is overigens niet onbekend in de Germ. toponymie. Oostwaarts vindt men het dorp Wanzell (Fra. Vancelle), tevens de naam van een vallei. Dicht erbij heeft men de welbekende ruïne Hoh Königsburg (Elzas). Is. T. 1932.
Meer naar 't zuiden in 't noorden van Colmar, ligt Siegelsheim (dat beantwoordt aan mijn geboortedorp Segelsem).
blz. 264 kol. 2, na r. 18 inlassen: blz. 236, kol. 1, voetnoot 1. qui i.p.v. que.
blz. 265: aanvullingen bij Geraadpleegde bronnen. I. - Hoofdbronnen:
- De titel is: ‘Reynaert de Vos. Een seer ghenouchlike ende vermakelicke historie: in Franchoyse ende Neder Duytsch. Reynier le Renard. Histoire tresioyeuse et recreatiue, en François et bas Alleman, t'Antwerpen. By Christoffel Plantijn, in de gulden Passer. In t iaer m.d.lxvi. met privilegie’.
‘Le contenv dv Privilege’ draagt den datum: ‘Le xii. Nouembre L'an m.d.lxv’.
- In 1924 verscheen te Antw. een facsimile van dit enig exemplaar. De dubbele titel luidt:
Reynaert de Vos, herdruk van de Plantijnsche uitgave van 1566 met een voorbericht van Dr. Maurits Sabbe en een Inleiding van Mr. L. Willems A Z. Uitgave van het Museum Plantin-Moretus, Groote Boekhandel N.V., 46, Huidevettersstraat, Antwerpen, 1924.
Reynier le Renard. Réimpression de l'édition Plantinienne de 1566 avec un avant-propos par Maurice Sabbe et une introduction par Léonard Willems A Z. Edition du Musée Plantin-Moretus, Grande Librairie, Sté. An., 46, rue des Tanneurs Anvers, 1924.
blz. 265 kol. 1 punt 4. r. 8, na Brusselsche voetnoot toevoegen: Na den dood van A. Willems (1913) werd dit exemplaar verkocht te Parijs (Mei 1914, Hôtel Drouot) voor 8500 fr.!
blz. 265 kol. 1 punt 5., na laatste regel toevoegen: In 1919 kon ik ook nazien de doorslechte hgd. vertaling van r, nr 2 van Prien, blz. xl, nl. de uitg. van 1545, verschenen te ‘Franckforth am Mayn, bei
| |
| |
Cyriaco Jacob zum Barth’. Dit defekt exemplaar berust in de Kon. Bibl. te Brussel. Z. hierover Prien, xviii.
blz. 265 kol. 2 r. 5, na Van Keerberghen, voetnoot toevoegen: Doch gedrukt door C. Plantin, voor rekening van den boekhandelaar Peter van Keerberghen (Z. de uitg. van de Plantijnsche uitg. van 1566, Inl. xxii).
- punt 7. (b toegevoegd aan 7), r. 3 bij Chr. Plantyn, voetnoot toevoegen: Reynaert de Vos - Reynier le Renard. Antw. 1566, Chr. Plantin. Deze uitg. verscheen te gelijker tijd in het Nederlandsch en in het Fransch. Het Nederl. volgt letterlijk de uitg. van 1564 (door Plantin gedrukt voor P. van Keerberghen); de Fr. vertaling is het werk van Johannes Florianus. Zie over dit alles de Inl. van L. Willems voor den herdruk van 1924. Het eenige bekend ex. berust in de Bayerische Staatsbibliothek te München.
Over deze fr. en vl. uitgaaf, zie Brunet, iv, 47a en 49a. Z. ook Marchand, I, 278.
- r. 6, na 1614, noot toevoegen: Brunet, loc. cit. vermeldt ze.
- r. 7, na 1712, noot toevoegen: 1710 (Brunet, 49a).
- punt 9. toevoegen: Den grooten ende nieuwen Reinart de Voss. uitg. Is. Teirlinck 1926-1930. Aangeduid door G.
| |
Volgende paragrafen alfabetisch inlassen:
blz. 266 - Bedier, légendes epiques.
- De Vooys, In: de Nieuwe Taalgids, V, p. 199, noot 2.
- Enklaar: (D. Th.) Reinaert en Hadewych (in: Tijdschr. v. ndl. Taal- en Letterkunde, deel 43. afl. 1, blz. 77-79 (1923). Dame Hawi = dichteres Hadewych?
- Evans (Joan): Magical Jewels of the Middle Ages and the Renaissance. Oxford 1922.
blz. 267 - Goethe (Wolfgang von): Reineke Fuchs, miet Zeichnungen von Wilhelm von Kaulbach, gestochen von R. Rahn und A. Schleich. München. Verlag der Literarisch-artistischen Anstalt 1846.
- Graf (Adolf): Die Grundlagen des Reineke Fuchs. Helsinki, 1920 (in Suomalainen Tiedeakatemia (Academia scientiarum Fennica, no 38 van: F.F. Communications), 135 pp.
- Hansen (C.J.): Over Reinaard den Vos en het Nederduitsch. Dietsche Letterkunde, Brussel 1864.
| |
| |
- Jellinek (M.H.): Zwei Dichter des Reinaerrt? in: Beiträge zur Geschichte der Deutschen Sprache und Literatur, t. xlv (1920-1921) p. 51-58.
- Kloeke (G.G.): Het aandeel van Willem en Aernout in den Reinaert I. In: Tijdschr. v. Nederl T. en Lett., uitgegeven vanwege de Maatsch. d. Ndl. Lett. te Leiden, 38ste Deel, Nieuwe reeks, 30ste deel, 1ste afl. blz. 34-64.
Leitzmann (Alb.) z. Prien.
blz. 268 - Oosterhoff (P.A.E.), Reinaart de Vos. Oorspronkelijke teekeningen van W. Heskes. Berijmd, voor kinderen. Bussum, Gebroeders Koster, 1922, Prijs 1 fl. 50.
- Poll (Max): Van den Vos Reinaerde, in 't hgd. vertaald: in University of Cincinnati Studies, Series 2, Vol. vii, Part 3)
- Grimm's Theory of the Origin of the Animal-Epic and the ensuing Controversy (in: Publications of the University of Cincinnati, Bulletin no 25). Z. hierover een woord van W. de Vreese (in: Versl. en Med. Vl. Acad., Aug. 1914, blz. 695-7).
blz. 269 - Schulze E.: Ueber Reinardus Vulpes ed. Knorr. Ein Beitrag zur Reinhartssage. In: Jahresber. d. Erziehungs-Anst. in Züllichau 1862.
- Stracke (Dr. D.A.) S.J. Hulster loe - Krieke(n) putte (in: Leuvensche Bijdragen, xide jaarg. 1ste afl.). Overdruk (20 blz.), Lier, Leipzig.
blz. 270 - Willems L.: Over den Teirlinck-Codex der 17de eeuwsche Noord-Nederlandsche bewerking van den Reinaert. In: Versl. en Med. Vl. Acad., 1919, blz. 53-75.
- Id.: - De Nieuwe Proloog van den Reinaert en het Arnout vraagstuk. Gent, 1920. (Overdruk uit Versl. en Med. K. Vl. Ac. jaargang 1920, blz. 157-203).
- Id.: - De verhouding van den Reynke de Vos tot den Nederlandschen Incunabel Rijm-druk. In: Versl. en Med. Vl. Ac. 1920, 372-388.
vlz. 266 bibliografie: Het Recht in den Reinaert. Z. Buitenrust H., lxxxm-iv
| |
| |
1. J.C.H. Dreyer. Nebenstunden 1768; pp. 1-256 (Abhandlung v.d. Nutzen d... RV. (= Reinke Vos), in erklärung d. teutzen RA. insonderheit d. ehemaligen gerichts-wesens).
2. Böhlau. Rechtsgeschicktliches aus RV. in: Neue mitth. d. Thür. Sächs. Vereins f. Erforsch. d. Vaterl. Altert. IX (1860) 77 vv.: strafrecht en rechtsvordering, nalezing op Geyder en Dreyer.
3. C. Wiessner. Ueber einige D. RA. in Willems gedicht, Gymn. Programm Breslau 1891: voornamelijk in 't ogerm. gebruik bij Moordaanklacht.
4. A.F.H. Geyder, R(eineke) F(uchs) a.d. Mndl. i.d. Hgd. übersetzt (1844): met tal van rechtsgel. noten vooral uit duitsche en noorsche rechten, en uit de Weist. (van Grimm).
Meening van B. Hettema: ‘nederl. en vla. waren vrijwel onbekend; veel is overbodig aangehaald, doet 't tegendeel van ophelderen’.
5. Geyder. Abhandlung... in wiefern sich particularitäten des deutschen, niederl., u. nordfranz. Rechts i.d. Dichtungen nachweisen lassen’.
Door Geyder in 't vorige werk beloofd; doch Buit. Hett. heeft het niet kunnen vinden. Is 't verschenen?
| |
Aanvullingen bij de opgegeven werken:
blz. 267 kol. 2 onder Kaakebeen (C.G.) en Ligthart (J.) bijvoegen: 5de druk, 1926.
blz. 268 kol. 1 onder Muller (J.W.) na r. 5 toevoegen: In 1886, zegt Muller, Comm. viii.
blz. 268 kol. 1: onder Muller toevoegen:
- Reinaerts avonturen en rollen in en na de middeleeuwen. In: Versl. en Meded. der Kon. Vl. Ac.v.T. en Lett, 1926, April, 306-222.
- Reinaerts avonturen en rollen in en na de Middeleeuwen: (In: Versl. en Med. K. Vl. Ac. April 1926, pp. 306-52).
blz. 268 kol. 2: onder Muller toevoegen:
- Van den Vos Reinaerde, naar de thans bekende handschriften en bewerkingen critisch uitgegeven met eene inleiding. Uitg. van de Kon. Vl. Acad. Gent en Utrecht, 1914.
- Critische Commentaar op Van den Vos Reinaerde, Utrecht, 1917.
| |
| |
- De Roman de Renard en de Folklore. Voordracht gehouden in de maandvergadering van maart (1916) van de Mij. van Ndl. Lett. te Leiden.
blz. 268 kol. 2: Prien (Fr.), na r . 6 - Reinke de vos, Halle, 1887 toevoegen: Nieuwe uitgave van Alb. Leitzmann, ‘Einleitung’ van K. Voretzsch, 1925, Halle.
Prien (Fr.), na r. 14 toevoegen: Brunet, IV, 47a, vermeldt een Brusselsche uitg. van 1739.
blz. 268 kol. 2 Reissenberger (K.) op het einde toevoegen: De 1ste uitg. is van 1886.
blz. 269 kol. 2 Teirlinck na r. 10 toevoegen: - De Toponymie van den Reinaert, Gent, 1910-12.
blz. 269 kol. 2 Voretzsch toevoegen: - Voretzsch, Z.: Prien.
blz. 270 kol. 2 Winkel (J. Te) na r. 2 toevoegen: - Beoordeeling der dissertatie van Muller (Ojb) in: Litbl. f. germ. u. rom. Philol. vi, 228.
Alfabetisch inlassen:
blz. 274 - Michaud (Pierre François): Biographie universelle, 1811 en vgg. Tome 17, p. 331; en t. 39, p. 335 (naar Oct. Delepierre).
blz. 276 - Stracke D.A.: Meester Jufroet in den Reinaert (in: Tschr v. Ndl. T. en Lett. deel 43 (1924) afl. 2, blz. 145-160.
- Stracke D.A.: Iets over de bronnen van den Reinaert (in: Tijdschr. v. Ndl. Taal- en Lett. deel 44, afl. 3 (1925) blz. 207-219.
|
|