Hollands ju ‘aan jullie, aan u’
Schönfeld-Van Loey, Historische grammatica van het Nederlands6, 136 zegt: ‘iu (= ju) (in holl. hss sedert 1400)’. Schönfeld steunde hierbij geheel op Vor der Hake, De aanspreekvormen in het Nederlandsch, I, 219 v. In de verdere litteratuur heeft men zich - voor zover ik zie - met de oudste datering van deze vorm niet meer bezig gehouden.
De oudste in de landstaal geschreven hollandse oorkonden leveren echter nog wel iets op. Weliswaar voldoet de uitgave door L.Ph.C. van den Bergh niet aan de noodzakelijke eisen, doch in de laatste delen van het Oorkondenboek van het Sticht Utrecht, door F. Kettner, beschikken we over een betrouwbaar contrôle-apparaat. De direkte aanspreekvorm komt in de oorkonden weinig voor, eigenlijk alleen in de publicatio (‘wi doen u cont’ e.d.) en in aan bepaalde personen gerichte bevelschriften en brieven. Vanaf 1273 vond ik hiervan voorbeelden (Van den Bergh, II, 247, 265, 266, 348, 368, 427, 435, 450, 452, 485, 517, 562, 567, 582, 618, 627, 630, 639, 663, 679, 696, 730, 844, 900, 936, 945, 946, 991, 992, 993, 1036, 1043, 1059, 1060, 1067, 1071, De Frémery, Supplement, 254, 263, 265, 275, 326, 329, 330, Ob. Utr. 2248, 2283, 2288, 2301, 2325, 2745, 2808, 2927, 2928). In al deze stukken is de dativus of accusativus pluralis van de 2e persoon vrijwel steeds u, doch een paar voorbeelden tonen aan, dat ook ju en jou bekend was: Van den Bergh, II, 517 (1284, orig. van Floris V): wi ghebieden ju...; Ob. Utr. 2745 (1296, orig. van Hr. van Amstel): Ic doe jou cont...; Van den Bergh, II, 1036 (1298, copie; van de stad Schiedam); Wy doen u te verstane... also ju was betoeghet... dat hy ju late in sulcken besittinghe...; Ob. Utr. 2927, 2928 (1299, orig. van Jan I): wi doen u te wetene... ende onbieden ju...
Vanaf de oudste Hollandse overlevering blijkt dus ju naast u gestaan te hebben. Het verschil in frequentie is misschien sociaal bepaald.
De nominativus pluralis is steeds ghi. Het bezittelijk vnw. van de 2e persoon komt een enkele maal voor en is dan u, behalve in Ob. Utr. 2301 (1287, orig. van Zweder van Abkoude aan Floris V): ...ic Sveder van Abcoude, iu man ende iu ridder, ombiede u minen dienst. Here, ic doe u dat te wetene... (Van den Bergh, II, 605 las: in man ende in ridder).
D.P. Blok