Dr. Joseph Dupont was van een heel ander slag, maar even sympathiek en prettig in de omgang. Hij was uitbundiger en hartstochtelijker. Na zijn studies te hebben voleind te Leuven ging hij verder in Duitsland studeren om daarna een volledige loopbaan in het M.-O. te vervullen, voornamelijk aan het Atheneum te Elsene.
Ik heb hem beter leren kennen toen hij in 1948 lid werd van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie. Ik geloof niet dat hij toen, buiten zijn doctoraal proefschrift over het Dialect van Bree, veel had gepubliceerd, wat niet zeggen wil dat hij niet veel had gelezen en gewerkt, want van zodra hij in de Commissie trad, vloeiden de bijdragen uit zijn pen: gezegden over Sint-Katharina met enige principiële beschouwingen over homonymie en synonymie (Hand. K.C.T.D. 1949), Ulenspiegel 1350-1950? (1950), Le Chaînon sémantique ternaire (1951 en 1953), De etymologie van Mnl. versûmen, versoemen, verswîmen en zijn verhouding tot waals forzoûmer (1955), Limburgs êmse stein, naamse steen (1957), over de Limburgse woorden hò:l = niets anders dan, louter en vreigele = wringen (1958) en waarschijnlijk zijn laatste bijdragen: Etymologische studie over Vlaanderen, Vlaming, Vlaamsch (1960) en Limb. êmse stein = naamse steen en Vlêms = Vlaams (1960). Voor dit tijdschrift heeft hij maar één bijdrage geleverd ‘Over enige gevallen van ie > î bij homoniemenverwisseling (1954) omdat wij over niet genoeg plaats beschikten voor zijn eerder lange geschriften. Hij had mij een korte bijdrage beloofd voor het huldenummer aan zijn jongere streekgenoot Jef Leenen, maar de dood heeft dat belet.
Het stokpaardje van Dupont was homoniemenverwisseling en hij was onvermoeibaar in zijn opsporingen. Zijn deductieve gaven zouden hem op een heel ander gebied tot een meester van het detectieveverhaal hebben gemaakt. Hij was van een zeldzame belezenheid en van een fantastische eruditie.
Na de vergaderingen van de Commissie gingen wij soms met nog een paar vrienden een glas drinken in de Old Tom, die nu ook al verdwenen is, om wat na te kaarten. Dit zijn voor mij mooie herinneringen, want hij boeide door zijn kennis en zijn overreding. Hij moet een uitstekend leraar zijn geweest. Hij heeft in het cultureel van Vlaanderen een bescheiden rol gespeeld, maar de leden van onze redactie die hem van dichterbij hebben gekend zullen hem steeds in ere houden.
De Baere, Grootaers, Dupont, drie taalkundigen van de vooroorlogse generatie wier nagedachtenis bij ons zal blijven voortleven.
W. Pée