Taal en Tongval. Jaargang 9
(1957)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 190]
| |
BroodHet is bekend, dat heel vaak een woord dat oorspronkelijk graan in het algemeen aanduidde, later een bepaalde graansoort is gaan betekenen. Het ontstaan van zo'n betekenisovergang schrijft men dan, en wel terecht, toe aan het overwegende belang dat de betrokken graansoort moet hebben gehad en dat kan dan weer veroorzaakt zijn door grondsoort of klimaat. In talrijke getuigenissen van de oudere Noorse en Zweedse letterkunde wordt de gerst zonder meer als koren aangeduid. In een verordening van koning Hakon Magnussons van 14 nov. 1316 worden ‘malt, mioll, rugh, hueite, korn, flur, flesk, ertur, baunir’ vermeld en trouwens ook nu nog wordt in de meeste streken van Noorwegen en Zweden de gerst koren genoemd. Hetzelfde vermeldt het W.N.T. VII kol. 5604 trouwens ook voor N.-Holland en Friesland. DaarnaastKrt.: Betekenis van brood
| |
[pagina 191]
| |
wordt in de Noorse landen de gerst ook bygg genoemd, wat verwant moet zijn met ons (ver-) bouwen en oudengels bēow ‘koren’. Tenslotte wijst er nog een derde groep van benamingen op, dat de gerst eenmaal (bij bepaalde volkeren) het hoofdkoren geweest is, nl. die waartoe bv. gotisch barizeins ‘van gerst’, oudnoors barr en ags. bere behoren. Deze alle toch zouden verwant zijn met gotisch bairan ‘dragen’ en de grondbetekenis van deze gerstbenamingen zou dan zoiets als ‘opbrengst (in het algemeen)’ zijn. In een ander gebied is het oude koren ‘spelt’ gaan betekenen. Hoops lokaliseert dit gebruik in Z.-W.-Duitsland, wat klopt met een opmerking bij M. Heyne, dat ‘das Verbreitungsgebiet des Dinkels oder Speltes nur den germanischen Süden, Westen und England trifft’. Weer elders betekent koren ‘tarwe’. M. de Meyer lokaliseert dat in het Zuidwesten van West-Vlaanderen. Ook het W.N.T. VII 5604 vermeldt een tweetal Hollandse auteurs en lokaliseert het gebruik - wat ons overigens niet verwondert - in de kleistreken. Trouwens ook M. de Meyer wees erop, dat in Veurne-Ambacht ‘bijna uitsluitend tarwe verbouwd wordt’. Krt.: rogge
En dan is er het grote gebied waar koren ‘rogge’ betekent. Blijkens krt. 14 van de Atlas der Deutschen Volkskunde is dat in Duitsland het geval in Midden-Duitsland, Oost-Pruisen, Beieren en | |
[pagina 192]
| |
OostenrijkGa naar voetnoot(1). Het schijnt verder volgens Hoops ook in Denemarken zo te zijn. Op een kaart van De Meyer komt het voor in Limburg, Brabant, Antwerpen en het land van Waas. Voort lokaliseert het W.N.T. VII 5604 het bij ons in de zandstreken. Dit is cum grano salis te nemen, want De Meyer geeft het ook voor Belgisch Brabant en blijkens het op Vragenlijst nr. 9 van de Volkskundecommissie op het Volkskundebureau ingekomen materiaal komt het ook voor in Zuid-Limburg; en daar heeft men toch geen zand. Maar in Noord-Brabant is dat blijkens het kaartje dat ik hierbij voeg, wel waar: de rog wordt daar alleen in de zandstreken koren genoemd. In Nederland dan komt blijkens het Amsterdamse en mijn eigen materiaal de betekenis rogge voor koren voor in Zuid- en Midden-Limburg, tot aan de lijn Lottum-Sevenum en in Noord-Brabant in de als zodanig gekenmerkte plaatsen van het hier afgedrukte kaartjeGa naar voetnoot(2). Voor de plaatsen Halsteren, Steenbergen, Oudenbosch, Zundert, Breda, Bavel, Dorst, Chaam, Huijbergen, Hulsel, Oerle, Valkenswaard, Riethoven, Stiphout, Mierlo, Zes Gehuchten, Bakel, Vlierden, Liesel, Budel, Soerendonk, Leender Strijp en Borkel dank ik de koren ‘rogge’ gegevens alleen aan het materiaal van de Volkskundecommissie. M. de Meyer meent dat dit gebruik pas van het eind der Middeleeuwen dateert. Hij noemt als oudste vindplaatsen voor koren ‘rogge’ Brussel 1417 en Diest 1489. Op de kaart van De Meyer waarover ik het reeds had, is ook sprake van de namen van het roggebrood. Volgens De Meyer wordt dit in de provincie Brabant en twee smalle aangrenzende stroken korenbrood genoemd en in het hele overige gebied roggebrood. Dit lijkt mij niet geheel zuiver. Het W.N.T. VII 1543 vermeldt dat het roggebrood soms ook simpel met brood aangeduid wordt, nl. bij Hoeufft, Schuermans en Cornelissen. Voor Noord-Brabant tekende ik een kaartje, waarvoor ik, zoals ook voor het andere, het materiaal kreeg uit beantwoordingen van mijn Brabantia-Nostra-enquête IX, terwijl ik zeer belangrijke aanvullingen mocht ontvangen van drs. C. Blokland en mijn oudleerlingen T. de Kemp O. Praem. en fr. Wulfram, die ieder op mijn verzoek zelf een kleine enquête hielden. Uit het kaartje blijkt wel dat brood in veel plaatsen reeds naast de oude speciale, ook de (nieuwe) algemene betekenis heeft. Fr. Wulfram schreef | |
[pagina 193]
| |
mij niet ten onrechte: ‘brood voor uitsluitend roggebrood is aan het uitsterven’. Maar ik kreeg het gebruik van brood voor roggebrood toch nog in heel wat plaatsen opgegeven. Opmerkelijk is verder dat men in Asten en Reusel bv. met brood zonder meer ‘roggebrood’ bedoelt en het ‘wittebrood’ mik noemt. Het gaat daar blijkbaar niet zozeer om de tegenstelling roggebrood: tarwebrood, maar om de tegenstelling zwart (= rogge-)brood: wit (= gezifte-tarwe-)brood. De opgave uit Deurne, die luidt: ‘wat geen roggebrood is, heet mik’ en het getuigenis van de zegsman uit Lierop, die schreef naar aanleiding van mijn vraag naar de betekenis van brood: ‘dan bedoelen ze het brood dat ze in dat huis eten bijv. roggebrood, tarvobrood of zoet brood, dochGa naar voetnoot(3) geen mik’, duiden wel op een iets algemenere betekenis van brood, maar toch ook op de oude tegenstelling brood: mikGa naar voetnoot(4). Zoals de betekenis ‘rogge’ voor koren erop duidt, dat rogge het hoofdgraan is en zich in N.-Brabant dan ook, tot de zandstreken beperkt, moet ook de specifieke betekenis van brood ‘roggebrood’ stammen uit de tijd dat ‘men’ alleen zwart roggebrood at. Daarbij valt het op dat de betrokken kaartbeelden in Noord-Brabant elkaar niet geheel dekken. In het westen is het koren-gebied blijkbaar groter dan het brood-gebied. Heeft men daar misschien in tegenstelling tot de Meierij wel rogge verbouwd maar door bepaalde oorzaken (minder armoe, dichter ligging bij de tarwegebieden) minder rogge gegeten? Daartegenover treft ons het ontbreken van de speciale betekenis koren ‘rogge’ in het Land van Kuik en in wijde omtrek rond Heeswijk, eigenlijk in het algemeen in het Noordoosten van de MeierijGa naar voetnoot(5). In dit verband moge ik ook op het door M. de Meyer voor België gesignaleerde feit wijzen dat niet overal waar rogge het hoofdgraan is, het woord koren zijn betekenis gespecialiseerd heeft. De betekenis koren ‘rogge’ komt daar in het simplex zelfs verder voor dan in de samenstellingen. Lit.: M. Heyne, Das Deutsche Nahrungswesen, Leipzig 1901, 13-14; J. Hoops, Reallexikon der Germanischen Altertumskunde II, 196-197; M. de Meyer, Rogge - Koren in: Feestbundel H.J. van de Wijer II, 369 vlg. |
|