Taal en Tongval. Jaargang 9
(1957)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 24]
| |
Vercoullie en de oude BelgenDe aanhef van Vercoullie's opstel over de taal der VlamingenGa naar voetnoot(1) is gewijd aan het probleem van de taaltoehorigheid van de Oude Belgen. Vercoullie heeft lang alleen gestaan met zijn opvatting dat de Belgae Germanen waren. De mening deed opgeld dat Caesar zich vergist had en de Belgae eigenlijk Kelten waren. Nu ik langs een grote omweg - eerst geloof in het KeltischGa naar voetnoot(2), na een lange weifeling afzwering van het Keltisch en aanvaarding van een verwante, onbekende taal, het ‘Belgisch’Ga naar voetnoot(3), en uiteindelijk het besef dat deze taal Oudgermaans wasGa naar voetnoot(4) - onafhankelijk van Vercoullie tot zijn denkbeelden ben teruggekeerd, is het, naar aanleiding van zijn herdenking, de moeite waard, even zijn argumenten te overdenken. Uitgangspunt van Vercoullie is de bekende passus van Caesar over de taaldrieledigheid van Gallië (Belgen, Kelten en Aquitaniërs) en diverse uitlatingen van Caesar en Tacitus over de Germaanse afstamming van de meeste of van zekere Belgische volksgroepen. Vercoullie tracht deze getuigenissen te onderschragen door taalkundige argumenten. 1o De vroeg-Germaanse overgang o > a in Gond > Gand > Gent, Mosa > Maas en Orolaunum > Aarlen. Blijkens het naast elkaar bestaan van Romaans Mosɑ̄ (Frans Meuse) en Germaans Masō (Nederlands Maas) klimt Masō inderdaad op tot Mosɑ̄. Dit sluit echter alleen bekendheid in van de naam bij de Germanen ten tijde van de klankovergang; het wijst er niet noodzakelijk op dat toen aan de oevers van de stroom reeds Germanen woonden; mocht dit toch zo zijn, dan hoeft alleen aan de Batavi gedacht, niet noodzakelijk aan de Belgae. | |
[pagina 25]
| |
De vorm Gond is een fantasie van Vercoullie, blijkbaar ingegeven door de naam Gontrode, die echter eerst zeer laat opkomt (1189 Guntroden, doch reeds 980 Rothen). Het is uiterst onwaarschijnlijk dat de vorm Gond kan bestaan hebben. Blijft Orolaunum, 1052 de Arlo. In dezelfde streek heeft de Moezel (Mosellɑ̄, diminutief van Mosɑ̄) bedoelde klankovergang niet meegemaakt. Deze treedt wel weer op in Waskenwalt, Duitse naam van de Vogezen (ouder Wasagus naast Wosagus, Vosagus) en in Mainz (Magontia heb ik reeds in een origineel van 874; ouder Mogontia). Misschien is de overgang o > a in Aarlen, Waskenwalt en Mainz eerst Middeleeuws en eventueel te vergelijken met de latere evolutie o > a in voortonige syllabe (arduin, karwei, kantoor, enz.). 2o de overgang d > t in Gent naast ‘latijn’ Gandavum. Dit is beslist onjuist. De oudste vorm is Gand, datief Ganda; met e voor het eerst in 880 kopie ± 891 Gend in de Angelsaksische kroniek (uitgave Plummer, p. 76) en met t voor het eerst in een afschrift van 1121 van hetzelfde: Gent (ib., p. 77); nog 1127 Gend, Gendenses bij Galbert van Brugge. Dus het bekende stemloos worden van d in de auslaut (land, enz.). 3o de overgang t > þ > d in Demer, Dender, Drongen, Doornik, waarvoor Vercoullie ook een andere uitleg mogelijk acht. Hetzelfde in Dijle, doch niet bv. in Temse. Met Vercoullie verbrand ik liever voorlopig mijn vingers niet aan deze namen. 4o de overgang k > h in de riviernaam Waal (Caesar Vacalus, Tacitus Vahalis) en in Walcheren, waarin Vercoullie Walhas = Keltisch volk Volcae zoekt. Bij Waal dezelfde opmerking als bij Maas. De etymologie van Walcheren (837 kopie 11e Walicrum, 976 Walacra, 1040 Walachra, 1138 Walechron) is duister; hoogstwaarschijnlijk is er geen verband met Walhas. Ook al was dit zo, dan hoeft de naam nog helemaal niet op te klimmen tot de 3e eeuw. 5o de naam Batavia, waarin Vercoullie een latinisering ziet van Germaans agwjō > Nl. ooie, ouw, en dit weer identisch acht met oog in Schiermonnikoog. M.i. is echter de volksnaam Batavi (bat-avi ‘de goeden’, bij beter; spreek v uit als w) primair en is -jō- een locatief suffix, te vergelijken met het in de Nederlandse toponymie uiterst vaak optredende locatief suffix -ja-. Zoals Batavi zijn nog talrijke namen van Germaanse en Keltische volksstammen gebouwd (Chamavi, Frisiavi, Pictavi, enz.). Anderzijds is oog, dat van Oye bij Calais (1121 kopie 14e apud Oyam), een voormalig duineiland, tot de Noordduitse kust | |
[pagina 26]
| |
optreedt in namen van zeeëilanden, m.i. augjō-, een afleiding van auga-‘oog’, evenals munþjan- ‘riviermonding’ bij munþa- ‘mond’; een ooie ‘vruchtbaar alluviaal land langs een waterloop’ is niet hetzelfde. Ook indien Vercoullie's etymologie van Batavia juist was, dan zou zulks alleen wijzen op het Germaans karakter van de Batavi, niet van de Belgae. 6o het suffix apō in waternamen, waarvan het verspreidingsgebied (in hoofdzaak tussen Somme, Main en Wezer) helemaal niet wijst naar het Keltisch. Dit is inderdaad een sterk bewijs voor de stelling van Vercoullie. Zijn etymologie is echter zeer betwistbaar; m.i. is apō een suffix. Een grondige studie over bedoelde namen gaf onlangs Heinrich Dittmaier, Das Apa-Problem, Leuven 1955. Ten onrechte tracht Dittmaier ze aan de Franken toe te schrijven; m.i. behoren ze tot de eerste eeuwen na Christus. Hetzelfde apō zoekt Vercoullie ten onrechte in Haspengouw. Alleen reeds een vergelijking met Heesbeen, dat dezelfde oude vormen oplevert (eind 10e Hasibenni) doet het onmogelijke van deze stelling uitschijnen. Ten slotte wijst Vercoullie er op dat uit het getuigenis van de H. Hiëronymus, dat de Galaten ongeveer dezelfde taal spraken als de Treveri, niet volgt dat deze laatsten Kelten waren in plaats van Germanen. Stond die passus alleen, dan kon er inderdaad over geredetwist worden. De toponymie in het land van de Treveri wijst echter onmiskenbaar naar het Keltisch, niet naar het Germaans. De studie van Vercoullie bevat dus slechts één stevig argument. Het is hier niet de plaats om andere argumenten te ontspinnen; zie daarvoor mijn artikel Germaans contra Keltisch. Onwillekeurig vergelijkt men met Petri: op de bewijsvoering valt veel aan te merken, de conclusie is in hoofdtrekken juist. Intuïtie?
M. Gysseling Wat nu zijn etymologische kennis aangaat, die was verbazend en zijn Etymologisch Woordenboek is en blijft, naast dat van Van Wijk, een monument dat den naam Vercoullie voor de toekomst zal bewaren. |
|