Taal en Tongval. Jaargang 6
(1954)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 183]
| |
De spelling van de v-klank in Oudwestvlaamse oorkondenGa naar voetnoot1De v-klank werd door de grafieën u en v voorgesteld. Er dient een onderscheid gemaakt tussen de posities; hetzij in de anlaut, hetzij in de inlaut. Een afzonderlijke paragraaf wordt gewijd aan composita, waarvan veel bewijsplaatsen voorhanden zijn en waar de v-klank in de anlaut van het tweede lid voorkomt. | |
§ 1. Inlaut:1110 (paus Paschalis): Neuekerca, Beuensclar; 1114: werui, beuesclara, Gauara; 1115: ultra douiam, Razo de Gauera, Erpulfus Caluekin; 1128: Erenboudus locashouad; 1128: Geruasij; 1129: volcrauen (2 ×), Euerardus; 1130: auinemed, aue; 1131: greuanigga; 1138: Raingerus graua; 1139: Raingervs grava, herbertus de uuluringeem; 1156 (Tornac. epc.) willelmus de seuenberga; 1161: Geruasij de sisela; 1164: clareuallj, clara ualle; 1162: willelmus de Mandeuila; 1171: symon ekeuert, filio ogiue; 1174 (Tornac. epc.) Euerardus; 1175: turuas, everolfi; 1178: willem cauenoga; 1180: waterualla; ± 1180: sudbeuelant; 1183: Razonis de Gauera; 1183: jdaslifeuata; 1183-1205: alardi neuekin; 1184 (Torn. epc) euerardus; 1185 (Torn. epc.) Galterus de beuerhot; 1187: Iggraua de slipen; 1196: suthbeueland; 1196: wuluinus; 1196: Igrauen de slipen, Boidin burgraua; 1196: cristina de rauensberghe; 1197: weuelghem; 1197: greuenigga; 1197: Razonis de gauara, Wluini; einde 12de eeuw (Cartul. Vormezele): eluerdingha, Caluerin, Reingero graue; 1200: Geruasij; 1201: Galterj prouendier; 1201: Baldujno schadeuente; 1203: Wluini; 1205: Caluaketa; 1206: Duuelant, | |
[pagina 184]
| |
Duuinlant, Stauenesse; 1206: waltero de Rauenscoth; 1209: Beuesslare; 1210: Gandauj; 1211: Thomas de Douia, Hugo de beueslar; 1212: Frumaldo de Rauenscot; 1213-39 (Morin. epc.): greuenigga; 1214 (dns de Cruninga): sivelinga; 1215: Beuerna; 1216: Radulfi de hauertun; 1218: dauid; 1218: unum hauoet tritici; 1218: will. filio heluerdj; 1219: nicholaus lochouet; 1219: walterus euerdei; 1220: edelgheua; 1222: Beuerna; 1222: heruardpenghe (glosse); 1223 (com. Holl.) Monin stiueric; 1223: Ingerauen de sclipes; 1223 (com. Holl.) nordbeuelant; 1224: willardo Sauel; 1225 (Torn. epc.) Rogerus de auuleghien; 1225: Thomas de westhoue; 1225: Th. de Beuerna; 1226: willelmo scuuel; 1226: Gerardum de northoue; 1227: Beueslare, Albertus struue; 1227: helvesdico; 1229: Thomas de westhoue; 1229. Beuericsclus; 1231: aua scone; 1231: ereuard (glosse); 1232: walterus boudshovet; 1234 (dns de Cruninghe): Euerdeio; 1234: houerdragh (glosse); 1235: beuerna; 1236: Eguertscapple; 1236: nicholaus filius idsliuen; 1236: veuekaGa naar voetnoot1 1237: Beuerna, Eva; 1237: verdebouds knives; 1238 (dns de Cruninghe) sutbeuelandie; 1238: Beueselare (2 ×), 1238: Bauonis; 1238: Wluerghem; 1238: eguerstcapple; 1238: Eluedic, Euregheem; 1239 (Torn. epc.) westhove, osthove; 1239: mannekinsuere; 1239: Beueselare; 1239: (Torn. epc.) westhove, osthove; 1239: Jakemino veue; 1239: Stacinus dcs. Graue; 1239: eguertscapple; 1239: eurenghem; 1239: scelueringham; 1240: seruatii; 1240: hugonis Rouers; 1240: eggeuerdes capple; 1240: avaschona; 1240: Theobaldus tasteuort; 1240: Eluedich, Eluam (hydroniem); 1240: Heluesdiech; 1241: Inghelrauen (16 ×) (offic. Tornac.); 1241: scelueringhe, sculueringhe, scelueringham; 1241: Beueric; 1241: aua; 1241: Hauene; 1242: heilewiua; 1242: aue; 1242 (dns de Strena) ou(er)draga (glosse) (2 ×), ouerdracht (topon.); 1242: mannekins vere; 1243: Bauonis, Gandauum; 1243: Bauonis; 1244: ov(er)dragh, stenvorde; 1244 (dns de Strena): grauinnen sloed (3 ×); ouerdracht; 1244: R. de Gauere; 1244: Euerg(hem); 1244: Joh. bovlinc; 1245: Joh. Baulinc; 1246: philippus ogeue; 1247: walterus lauardGa naar voetnoot2; 1248 (dns de Scoude): will. wriuers de euerswart, euerdíus, euerdeio, euerswarde; 1249: Geruasij; 1249: uecturam naualem hoc est scipvart; 1250: andreas filius hauen; 1250: gandauo; 1250: Nicholaus f. Idsleuen.
Het materiaal spreekt een duidelijke taal; 145 bewijsplaatsen met u, slechts 13 met v, vooral in het tweede kwart der 13de eeuw. Drie grafieën met v komen in het tweede lid van composita voor. | |
§ 2. Anlaut van het tweede lid in een compositum:-vorde; -voet; -vliet; -velde. De geattesteerde vormen met wgm f (bvb. Budanflit: 1089, 1183) of f ontstaan door assimilatie met voorafgaande s of t (bvb. santfort, cosford) komen natuurlijk niet in aanmerking. -vorde: 1089: ridrauorda; 1089 (Torn. epc.): ridaruorda; 1110 (paus Paschalis): Rideruorda; 1180: hakt de Rideruorda; 1183: Ridrauorda; 1196: chosuorde | |
[pagina 185]
| |
(2 ×); 1196: chosuorde; ± 1202: Rideruord; ± 1202: Ridervorde; 1212: Ridreuorde (2 ×); 1244: stenvorde. -voet: 1166: Riquardo Blauuut; 1173: Riquardi blauod; 1173: blauot; 1214: Riquardum blauot; 1218: Riquardus Blauoth; 1220 (dns de voren): helleuoetGa naar voetnoot1; 1220: Michael RughinuotGa naar voetnoot2; 1221: Riquardus blauoet; 1223: willelmi Blauoet; 1225: Riquardus Blauoth; 1226: blauoth; 1231: Riquardus blauoet; 1231: arnulpho plateuot; 1232 (com. holl.) arnulphus plauteuoet; 1232: Riquardus blauot; 1236: Blauot; 1238: Riquardus blauoth; 1241: Riquardo Blauot. -vliet: 1165: Rithvlit; 1197: Rithulit; ± 1200: birwlit; 1206: gerulieth; 1213-29 (epc Morin.): Rithulit; 1219 (dns de Breda): witta de Borguliet; 1226: watervliet; 1228: heine de reinghersvlieta; 1238: Biervliet (2 ×); 1239 Bieruliet; ± 1240: Ritulit; 1241: hunkeulite (2 ×); 1246: Rietuliet; 1248: Rietuliet, wateruliet; 1248: Bieruliet (3 ×); 1248: Zued vliet; 1258: Reinghersvliete. -velde: 1109: geleuelt; 1114: Gelauelt; 1173: Geleueld, schereueld; 1180: schiruelda; 1184: skireuelda; 1187: bazceuelde; 1188: scone uelth; 1196: sconaveld; 1201: schireuelde; 1201: Gheleuelt; 1211: noruelde; 1212: Geleueld; 1215: hideuelda; 1217: gheleuelt; 1219: geleuelth; 1225: scireueld; 1228: Gheiluelt; 1228: Lichteruelda.
Uit bovenstaande excerpten blijkt dat de v-klank in de anlaut van het 2de lid van samenstellingen, als de inlautende v wordt behandeld. Toch denkt de scribent nu en dan wel eens aan de voorstelling door het teken v in de anlaut, de normale grafie voor anlautende v in de 13de eeuw. Vgl. in § 3: 1221, 1232: velthem; 1240: vlietum de Moerlode; 1250: arnout de vlittinghem. | |
§ 3. Anlaut:11de eeuw: thietberti de uorde; 1128: Philippus de veenghem; 1129: volcrauen (2 ×); 1130: vogali(n) (fn.), folperti vogal, Raineri uolakiN; 1167: Baldujnus de uectha; 1171: uoplinmét; 1183-1205: uertinga; 1190 (paus Clemens) VesnereheGa naar voetnoot3; 1195; hugonjs ulentGa naar voetnoot4; ± 1200: vlamerthinga, vleneke; 1203 (dns de Scoten): nicholaus de ulache; 1207: gossuinus de vifte; 1210: volcousthord; 1210: volcojort (2 ×), uolcojort; 1215: verdeboudo; ± 1215 (dns de Cruninghe): Harmar vagga; 1218: Giselinus value; 1218 dominus Giselinus valúeGa naar voetnoot5; 1218: varekin stic; 1220: Lambertus de vichtha; 1220: Barsel de uotenbrucga; 1220: vebrucge; 1220: versnara; 1221: will. de vleschhuse; 1221: velthem; 1221 (decan. Traject.) vogela (hydron.); 1222 (com. Holl.): Vanjn f. demoid; 1224: Johannes velemei; 1225: will. valka; 1226 (com. Holl.) Merlinus de vlaca; 1226: Giselinus ualewe; 1227: folquidis cognomine oude uroue; 1228: vogala (hydron.); 1229: vronemeed; 1231: Egidius vlaminc; 1232 velthem; 1235: volgwif; 1235: domina vergina; | |
[pagina 186]
| |
1235: sanctum nicholaum de uerneGa naar voetnoot1; 1235: verdeboudi kniues; 1236 (dns de Vorne): Vlaec(er)scat; 1236: V(er)zeloef; 1236: id.; 1237: Renelmo valewa, Egidyo vais; 1237: Verdebouds kniues; 1238: Egidyus vaisGa naar voetnoot2; 1238: nicholaum vrode; 1239: vagenmet; 1239: walterus velghe; 1239: terra... vadgen; 1239: Jakemino veue; 1240 (dus de Cruninghe): sluesam de vockenkene; 1240: vlietum de Moerlode; 1242: lamkinj veis; 1243: Renelmo value; 1243: Balduinus vroelf; 1243: scabinis de vria; 1243: vorlief; 1244: votenbrigga; 1245 (pbr. de Hontenesse): valkenesse; 1245: Jacobus vligre; 1245: petro de vlake; 1246: volquidi (3 ×); 1247: Egidius vais; 1248: heinricus vromoud; 1248: Colinus vot (2 ×); 1249 uelderleed; 1249: scabinorum de vrien; 1250: arnout de vlitti(n)ghe(m); 1250: verghina. Vos: 1127: heinrici uos; 1178: Basilis uos; 1227: Johannes vósGa naar voetnoot3, walteri vos; 1228: Johannes vos; 1232: Joh. vos; 1234: Johannem voshart; 1239: Johanne vos; 1241: Johannem vossart; 1241: Johannes vos; 1244: weitinus vos filius weitini vos; 1245: Johanne vossart; 1250: Johannis vossart. VrankendikeGa naar voetnoot4: 1232: vrankendike; 1233: urankendic; 1238: vrankedika (2 ×); 1239: vrankendiec; 1240: vrankedich; 1240: vrankedich; 1248: (Scouteta de Scoude): vrankendika. Vormoer: 1164: uormur; 1197: uormoerGa naar voetnoot5; 1213-29 (epc. Morin.) uormoer; 1231: vormoer; 1232: vormor; ± 1240: uormoer; 1246: vormoor; 1246: vormoor; 1248: vormoor; 1249: vormoer; 1252: vormoer. Veveca (hydroniem): 1163: vevercam; 1197: ueuecamGa naar voetnoot5; 1231: veuecam; 1236: veueka; 1236: veueca; ± 1240 veuecam; 1246: veuecham; 1252: veuecam. Venepa (hydroniem): 1140: uersus uenepe; 1163: venepam; 1190 uenepa; 1204: venepe; 1223 (epc. Morin.): venepe; 1239: venepam (2x). Voorne: 1167: Frorentjus de uorne, hugo de uorne, ± 1180: Florentij de uorra; 1203: H. de Uorren; 1204: hugo de vorren; ± 1205: id.; ± 1213; id.; ± 1213: id.; ± 1213: id.; 1213: Hygo de vorren; ± 1215 (com. Holl.): hugo de vorren; ± 1215: Hugo de vorren; 1217 (com. Holl.) Th. de Vorne; 1220: Theodoricus de voren; 1226: Th. dns de Vorne; 1236: Henricus de vorne; 1236: hoestvorne, vorne; 1242 (dns de Strena): paruum vorre; 1244 (id.) paruu(m) uorre. | |
[pagina 187]
| |
In de 12de eeuw overheerst de u-grafie. In de 13de eeuw daarentegen treft men haast uitsluitend v in de anlaut aan. Grafieën als: Veueca, Veue (1239), Verdebouds kniues (1235, 1237), waar tegenover v in de anlaut, u in de inlaut staat, schijnen er op te wijzen dat het systeem tamelijk consequent werd toegepast. | |
§ 4. De spelling van de vocaal u:Het zou onvolledig zijn, moest er niet een woord gerept worden over de spelling van de vocaal u in mnl. toponiemen en antroponiemen. Het systeem is hetzelfde als voor de v. Dus in de inlaut steeds u-spelling en in de anlaut (13de eeuw!) v. Een duidelijk voorbeeld hiervan is het toponiem Utkerke: 1100 (Tornac. epc.) uthkerca; 1177 (paus Alexander): vtkerca; 1178: utkerke; 1183-1205: utkerca (2 ×); 1237: vtkerca; 1237: vtkerca (3 ×)Ga naar voetnoot1; 1238: vtkerca (2 ×); 1242: vtkerca; 1244: vtkerka; 1248: vtkerka. utfancGa naar voetnoot2: 1119: solitudinis seu deserti quod teutonice uocatur utfang u(e)l wostina; 1156 (Torn. epc.): que utfang u(e)l uuostinia d(icitu)r; 1176: duas garbas tocius solitudinis q(ue) teutonice uocatur utfang u(e)l wostina; 1195 (paus Celestinus): decime vtuanc de Bekengem; 1224 (dns de Auelghem - actum Tornaci): vtfang uel wostinia. Verder nog: 1220 (dns de Voren): vtdiko. Nu en dan komt het voor dat de grafie v in de inlaut wordt aangetroffen doch meest daar, waar ze als diacritische letter noodzakelijk wordt bvb.: 1193 (Torn. capitul.) Gvmomarj; 1233: Dvnkerka; 1175: Gvidonis, Baldvjni. In dit laatste woord doet de j ook dienst als diacritisch letterteken. Vaak echter heeft het letterteken v misschien geen reden van bestaan: 1177: brvgis; 1220 (Mor. epc.) hvgo, cfr. ibidem bvrgensis; 1224: hvsdenna; 1225: sygerus de Mvscra; 1227: Hvgo. Zelfs treft men v aan in een diftong: 1234: echovt; 1245: ovdewerf. Hier raakt men stilaan verzeild in de Latijnse paleografie. Wij menen te mogen zeggen dat de spelling van de v-klank in mnl. toponiemen en antroponiemen in hoofdzaak dezelfde is als die in Latijnse woorden, doch enkel voor de 12de eeuw. In de 13de eeuw echter differenciëren zich beide spellingssystemen enkel voor wat de anlaut betreft. In Latijnse woorden blijft de u-grafie in de anlaut ook in de 13de eeuw overheersen, | |
[pagina 188]
| |
terwijl, zoals we hoger zagen, in Mnl. woorden de grafie v het haalt. Toch komt in de anlaut van Latijnse woorden voor de vocaal u en voor de v-klank vaak v voor. We noteerden: vniuers(is): 1221, 1239, 1247; vniuersitati: 1248, 1250; vxoris: 1217, 1220, 1227, 1228, 1230, 1239, 1245; vt: 1222, 1233. Voor de v-klank: versus: 1220; veteri: 1165; violentiam: 1220. Het feit dat in de 13 de eeuw het letterteken v, soms u, in Mnl. woorden zowel de v-klank, als de vocaal u in de anlaut voorstellen kon, leidde in bepaalde gevallen tot moeilijkheden bij de lectuur. Hier bestond nog een uitweg: het accent. Een typisch voorbeeld hiervan: Henrico de úlateGa naar voetnoot1. Theoretisch kon dit woord met een v of met een yː worden gelezen. De moeilijkheid werd opgelost door het zetten van de acutus op de u. Ofwel betekent dit accent dat de u een silbe uitmaaktGa naar voetnoot2 ofwel wil de scribent in het door hem toegepast spellingssysteem een onderscheid maken tussen de klankwaarde van het letterteken u in de anlaut van úlate en die van het letterteken u in de anlaut van uroue.
⁎ * ⁎
Deze kleine studie bewijst o.i. het grote nut, dat een nauwe samenwerking tussen paleografie en filologie opleveren kan. Accentuatie, bepaalde grafieën kunnen dateringsnormen worden. Het belang hiervan zou aldra blijken, wanneer men bvb. vóór een Mnl. tekst stond uit het tweede kwart der 13de eeuw, waarin in de anlaut uitsluitend het letterteken u voor de v-klank wordt gebruiktGa naar voetnoot3.
Brasschaat. J. van Cleemput |
|