Taal en Tongval. Jaargang 6
(1954)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe Mechelse ɑ:Het Mechels bezit voor Professor Blancquaert wel een bizondere aantrekkelijkheid. Het wekt herinneringen uit de tijd toen hij als leerling van het Koninklijk Atheneum voor het eerst kennis maakte met de taal van onze sympathieke Maneblussers. Van jongsaf geraakte hij aldus vertrouwd met deze eigenaardige Mechelse ɑː. De Mechelaars zijn prat op hun ‘zuivere’ ɑː, wat de Antwerpenaars - naar men mij vertelde - niet best kunnen velen en hun buren schertsend nabootsen met een: dɑ stɑ▴ fʌːl wɑːtər in də straːt fɑn ɑn də stɑːsə tɔt ɑn tse▴minɑːrə.... Ik ben niet de eerste om over deze ɑː te schrijvenGa naar voetnoot1. Er is nu gelegenheid, dank zij de Dialect-Atlassen en archief materiaal, dit probleem definitief op te lossen. | |
[pagina 165]
| |
In de Dialect-Atlas van Klein-BrabantGa naar voetnoot1 vinden wij menig voorbeeld van deze lange aː ən ɑːΧ - ən ɑləfmɑːn - sə vɑːdər enz... Maar ook de verkorting van deze ɑː treffen wij er aan: dɑ - stɑːtɑ (staat daar) - gɑːn/Χɑdə - sprɑkt/sprɑːk - mɑ (maar). Deze verkorting staat niet onder invloed van een consonantisch complex maar is een natuurlijk gevolg van het dynamisme van de omgangstaal. Zij versterkt reeds ons vermoeden dat waar de ɑ verkorting noodzakelijk teruggaat tot ɑː, de andere verkortingen, die in het Mechels voorkomen - niet ontstaan zijn uit een ɑː. De tweede verkorting is de ʊ. In de Dialect-Atlas van Kl. Br.: vʊlmʊkt/ mʊkt. Hier nog een reeks ander vbb.Ga naar voetnoot2: ə kʊrtʃə - krʊkt - əm blʊskə - ə krʊmᵊkə - ən ʊrᵊkə nɑ zə vʊrᵊkə (een aartje naar zijn vaartje). Deze ʊ verkorting kan blijkbaar slechts teruggaan tot een lange o of een o-diftong. Er is nog een derde verkorting nl. de ʌ. In de Dial.-Atl. van Kl.-Br.: nʌst▴ɑːr (naast daar). Andre vbb.Ga naar voetnoot3: ən ʌntʃə - sɔldʌtʃə - plʌts - ə strʌtʃə - strʌltʃə - ʌstəΧ - ə Χrʌtseltʃə (raadseltje). Dr. L. GoemansGa naar voetnoot4 merkt hierbij aan dat deze laatste verkorting voorkomt vóór mouillerende consonanten, bvb. tʃə. En ook, zoals uit de hier medegedeelde vbb. blijkt vóór ntʃ, ltʃ, st, ts. Deze ʌ kan slechts de verkorting zijn van een lange o (of o-diftong), ofwel van een ʌː (of: ʌ▴ᵊ). In dit laatste geval zou te Mechelen de oorspronkelijke lange a (Ndl. â en ā) in sommige gevallen (vóór tʃə, ntʃ,... z. boven) eerst een ʌː (of: ʌ▴ə) zijn geworden. Oorspronkelijk zou aldus het Mechels een lange o (of: o-diftong) en vóór zekere consonanten een ʌː (of: ʌ▴ᵊ) hebben gekend. In allen gevalle zijn deze oorspronkelijke ʊː/ʊ▴ᵊ en ʌː/ʌ▴ə terug ɑː geworden. Het onderzoek van het Mechels archief bracht bewijzen dat de ʊ en ʌ verkortingen reeds van ouds in het Mechels voorhanden waren. Een stadsklerk, na honderden malen (Stadsr. 1390-91) geschreven te hebben: dat maect / die maken / dat maect te gadere..., schrijft plots éénmaal: dat moct te gadere. In de rekeningen van de beenhouwers (Sta. M., Ambachten): betalt (1555-56), betelt (1684-85), in de plùts (1690-91) (cfr.: plʌts) - van den wyn gehùlt (1690-91) (cfr.: gʌlt = gehaald), betùlt (1700-01) (betaald). Het is boven alle twijfel dat de Mechelse ɑː geen relict maar een ‘nieuwigheid’ is. De grote vraag is waarom kwam het Mechels terug tot | |
[pagina 166]
| |
deze ɑː in: vɑːdər - mɑːkə - blɑːs - enz., in al de gevallen waar men in het Nederl. aː heeft, met uitzondering van de aai en enkele andere als sΧʊːᵊ (schade) en: mʊːə (made). Nauwkeurig vast te leggen wanneer dit gebeurde is moeilijk uit te maken. Wel kunnen wij vermoeden naar zekere tendenzen in de spelling dat het verschijnsel modern is. In Mechelse teksten is er in de 16de en 17de eeuw een streven merkbaar naar een meer algemeen Nederlandse norm. Zo bvb. de Ndl. oe verdringt meer en meer de ue/eu; de Ndl. ă en lange a verdringen de e/ee spellingen. Ging dit streven soms niet gepaard met een neiging om ook het Mechels beter - althans voor de aː - aan de schrijftaal aan te passen? Werd de ʊː, bvb. in vʊːdər niet als ‘plat’ aangevoeld? De aldus binnendringende ɑː adapteerde zich eerst aan de diftongische ʊ▴ə als: ɑ▴ə. Hiervan vinden wij een bevestiging in de Proeven van Belgisch-Nederduitsche DialectenGa naar voetnoot1. De steller van deze tekst levert het bewijs dat hij het Mechels dialect goed kende. Zo lezen wij: om de verkes goy te slagen - nar hoïs - in hult (cfr. boven: gehaald). Voor de lange a schrijft hij: danigen / 'k gane kik / nar. Hij kende dus ook de ɑ verkorting. Maar verder: vâïder, stâïn, gâïn, gedâïn. Twijfelloos hoorde de steller in sommige woorden een ɑː en in andere nog een diftong. Blijkbaar wil hij op dit verschijnsel de aandacht vestigen door het aanbrengen van een trema op het tweede element. De algemene neiging van het Mechels tot monoftongerenGa naar voetnoot2 bewerkte in de loop van de 19de eeuw de volledige overgang tot ɑː. De ontwikkeling zou dus zijn: ʊː en ʊːᵊ > ɑː en ɑːᵊ > ɑː, in een periode gaande van de 17de tot de 18de eeuw. Hoe het verdringen van de ʊː/ʊːə ook langzaam doorsijpelde op het platteland leert ons de Dialect-Atlas van Klein-Brabant, Londerzeel (275), Klein-Willebroek (319), Willebroek (320), Blaasveld (321), Tisselt (322), Ramsdonk (323), Heindonk (326), Heffen (327), Leest (328), Hombeek (329) en Terhagen (Dial.-Atl. van Vl.-Br., K. 326a) vertonen alle mogelijke schakeringen: ɔː/ɔ▴u/ʱ▴u/ɑ▴ə/ɑː/aː. In de diftongen ɑ▴u en ɑ▴ə leeft nog als tweede element een rest van de oude diftong. In dezelfde plaatsen hebben wij ook volgende varianten: ɑ▴⫞/ɔː˫/ɑ˔ː/œː/aː. Al deze vocalen zijn locale aanpassingen van de oorspronkelijke norm: ɑː. Heffen kent zelfs de Ndl. aː. Het zou ons te ver leiden al deze plaatsen grondig te willen onderzoeken. In menig opzicht leveren zij nog meer bewijsplaatsen | |
[pagina 167]
| |
dat de oorspronkelijke toestand een o-monoftong of diftong was. De evolutie te Mechelen is eenvormiger en vermoedelijk oorspronkelijker. Het voorbeeld van Mechelen werkte aanstekelijk. Eerst in enkele woorden, stilaan komen er meer, maar overal blijft er een gebied waar de ɑː nog niet is doorgedrongen, nl. de aai en de verkortingen. Maar ook dit komt... Dat Mechelen deze ɑː op zijn beurt zou ontleend hebben is uitgesloten. Noch Antwerpen noch Brussel noch Leuven kennen deze ɑː. De verklaring moet te Mechelen zelf gezocht worden. Dr. L. Goemans meent dat men waarschijnlijk met een innerlijke evolutie van het dialect te doen heeft. Hij sluit beslist alle schoolse invloeden uit. Ik ben het met hem niet eens. Dat het Mechels evoluëerde naar een ɑː uitspraak kan noch fonetisch noch toevallig zijn, maar het resultaat van een evolutie in de richting van een duidelijke norm: de a/aa spelling van de geschreven taal. De nieuwe richting kon slechts uitgaan van tweetaligenGa naar voetnoot1. En voor de vorming van de tweetaligen is de school in de eerste plaats verantwoordelijk. Dat het Mechels uit eigen kracht - zij het dan op een zeer beperkte schaal - een hogere taalnorm ontleent aan de geschreven taal en er in gelukt deze ɑː tot gemeengoed van de volkstaal te maken legt getuigenis af van zijn dynamisme en sluit in zich de belofte van een komende vernieuwing van de dialecten onder de invloed van het A.B. Dank zij het werk van Professor Blancquaert zullen de komende generaties philologen in de Atlassen het onmisbaar en accuraat instrument bezitten om deze nieuwe evolutie van de volkstaal wetenschappelijk te toetsen aan de onmiddellijk voorafgaande periode.
Ninove. H. Vangassen |
|