Taal en Tongval. Jaargang 6
(1954)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOver enkele modaliteitschakeringen in het AalstersIn een kleine bladvullingGa naar voetnoot1 vermeldt C.G.N. de Vooys de zin: ‘Wie weet heeft hij andere instructies gekregen’, waarin ‘wie weet’ gebruikt is als een modale bepaling. Het zou dan als bijwoordelijk bepaling gelijk staan met ‘misschien’ (< 't mach ghescien)Ga naar voetnoot2, ‘blijkens de inversie’. In Zuidnederlandse dialecten gebruikt men naast ‘wie weet’, met dezelfde functie, ook ‘God weet’, vóór een zin. In verschillende idioticons | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||
vindt men deze modale bepalingen vermeld. (P.J. Cornelissen-J.B. VervlietGa naar voetnoot1, A. RuttenGa naar voetnoot2, D. ClaesGa naar voetnoot3, L. Lievevrouw-CoopmanGa naar voetnoot4 met de betekenis ‘misschien’ of ‘het kan wel zijn’. Het Mnl. Wb. geeft voor ‘God weet’, dat in de geciteerde vbb. nochtans nooit vooraan in de zin geplaatst is, de betekenis ‘voorwaar’. Ook het Aalsters dialect kent gʊt̬ wɛ▴it en wi wɛṭ als modale bepalingen. ColinetGa naar voetnoot5 wijst er op dat wɛṭ een jongere vorm is, met een gemouilleerde t, ‘naar analogie der andere ww. op t-stam’. De modaliteit is niet alleen uitgedrukt door gʊt̬ wɛ▴it of wi wɛṭ, maar wordt ook bepaald door de vorm van de volgende zin. We willen hier even de verschillende constructies beschrijven en ook vermelden welke modaliteit ze uitdrukken.
I. De volgende zin is een vragende zin naar de vorm. De vragende intonatie is soms niet zeer duidelijk, gʊt̬ wɛ▴it - wi wɛṭ zijn slechts met een korte pauze gescheiden van de volgende zin. 1. In de vragende zin staat een vragend woord. Modaliteit: Volledige onzekerheid: = ik weet niet...
2. In de vragende zin staat geen vragend woord en er is geen ontkenning uitgedrukt. Modaliteit: Dubitatief: = ik twijfel er sterk aan dat...
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||
3. In de vragende zin staat geen vragend woord, maar wel een ontkenning. Modaliteit: Potentialis.
Het is deze modaliteit waarop in de geciteerde Zuidnederlandse idioticons gewoonlijk gewezen wordt. We kannen deze vbb. omschrijven met ‘het is best mogelijk dat...’. Maar er mag niet uit het oog verloren worden, dat bij deze omschrijving de afhankelijke zin positief moet worden om dezelfde waarde te hebben als de vbb. met gʊt̬ wɛ▴it (wi wɛṭ) + vraagzin met ontkenning. gʊt̬ wɛ▴it̬ (wi wɛṭ) ᵊn esni▴ ni heeft dus de waarde van: ‘Het is best mogelijk dat hij hier is’.
II. De volgende zin is geëvolueerd tot een bijzin met een vragend woord en is door geen duidelijke pauze gescheiden van het voorafgaande gʊt wɛ▴it (wi wɛṭ), waarmee hij dan ook een volledige eenheid vormt. De intonatie van de ganse zin is uitroepend. Modaliteit: Zoals I, 1, drukt een dergelijke constructie een volledige onzekerheid uit, waarbij toch ook nog een subjectieve bijgedachte doorschemert: Hoewel de spreker in de onzekerheid verkeert, toch vermoedt hij dat het iets ergs zou kunnen zijn.
III. Deze groep verschilt sterk van I en II. De volgende zin is een mededelende zin, waarin de potentialis reeds wordt uitgedrukt door een hulpwerkwoord of een bijwoord. De modaliteit van deze zin wordt alleen versterkt door de voorafgaande vraag: wi wɛ▴itn̩t ɑ▴l? = wie weet het al? Het gebruik van gʊt̬ wɛ▴it is in dit geval onbekend, wi wɛṭ uiterst zeldzaam. De vraag en de mededelende zin zijn door een sterk merkbare pauze gescheiden. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||
Ten slotte willen we er in verband met de geciteerde zin van de Vooys op wijzen dat de inversie in: Wie weet heeft hij andere instructies gekregen, niet moet verklaard worden uit de vooraanplaatsing van de modale bepaling ‘wie weet’, maar uit de ganse oorspronkelijke constructie: Wie weet + vragende zin (Groep I). Uit deze kleine bijdrage moge tevens de vormrijkdom en de mogelijkheden tot modaliteitschakering blijken van een dialect. V.F. Vanacker |