Taal en Tongval. Jaargang 6
(1954)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdIets over de assimilatie van dIn het Vlaams geldt voor de stem-assimilatie van d aan voorafgaande stemhebbende cons. dezelfde regel als in het A.B.: de assimilatie is regressiefGa naar voetnoot2 en de voorafgaande cons. wordt stemhebbend. Steeds in het | |
[pagina 148]
| |
Vla., bezit deze regel een belangrijke uitzondering; wanneer nl. de eerste cons. t of d uit de in ausl. is, is de assimilatie progressief en beide dentalen smelten samen tot een t, zowel in zinsverband als in samenstelling: antoek, handdoek, dootoen, dooddoen, uitroge, uitdrogen, nieteug, nietdeug (= deugniet), tligtaar, het ligt daar, nieteure lope zulle; niet doorlopen (= weg lopen), hoor; profijtig voortoen, zuinig verder leven, etc. Bij enclise ook na mee = met: mee te lepel, meetandGa naar voetnoot1, met de hand; in het verouderde, nu platte Gents ook zonder enclise: wɑ▴⫞Χʊ▴idədʊ▴irme▴tu͊ŋ = wat gaat ge daar mee doen? Behalve na t, waar zij regelmatig is, komt de progressieve assimilatie van d nog voor in een paar oude en opmerkelijke samenstellingen met dag als 2e lid: ʹyΧtɑ⫞ΧGa naar voetnoot2 = kerkelijke hoogdag, ʹa▴ləΧtɑ⫞Χ = heiligdag, mɛstɑ⫞Χ = misdag, d.i. een dag die geen zondag of hoogdag is, maar waarop de gelovigen verplicht zijn mis te horen. In de overige samenstellingen met dag geldt de normale assimilatie: ʹklʊ▴izdɑ⫞Χ = Klaasdag, ʹwø͊▴ŋzdɑ⫞Χ = Woensdag, ʹwɪrgdɑ⫞Χ = werkdag, etc. Hoe zijn deze uitzonderingen te verklaren? Het schijnt niet mogelijk door klemtoonverhoudingen noch door invloed van verwante vormen. Alleen het Gentse toen voor doen zou desnoods op rekening van het affekt kunnen gesteld worden, want het wordt steeds gezegd met een zekere geringschatting of afkeuring. Het wil me voorkomen dat we hier te maken hebben met overblijfselen van een heel oude toestand. D. w.z. dat de stem-assimilatie van d aan voorafgaande stemloze cons. algemeen moet geweest zijn, in een periode die met grote waarschijnlijkheid in het oudere Mnl. te situeren is. Immers, de bovengemelde gevallen staan niet alleen, maar het Nl., het Mnl., de Vla. dialecten dragen daarvan nog de onmiskenbare sporen. Daar is vooreerst de preteritumuitgang van onze zwakke werkwoorden die, uit -ede ontstaan, na syncopering van de middenvocaal met de grootste regelmaat. -te werd na stemloze auslautcons. van de werkwoordstam; was deze integendeel stemhebbend, dan werd de oorspronkelijke d bewaardGa naar voetnoot3. Hetzelfde geldt voor het sufflx -de, -te, uit -ede, dat abstracta vormt bij bijv. nw. De oorspronkelijke dentaal werd bewaard of ver- | |
[pagina 149]
| |
scherpt naar gelang het adj. eindigde op een stemhebbende of stemloze cons.: vreugde, lengde (Vla. dial.), diepte, grootte, etc. De Vla. dialecten hebben uit het Mnl. bepaalde inversievormen bewaard die bedoelde oude assimilatiewet alweer met alle gewenste duidelijkheid laten zien: zegde, edde (hebde), wedde, maakte, weette, slaapte = zegt ge, etc. Deze vormen zijn nl. ontstaan uit enclise van het in onbeklemtoonde positie tot i geworden pron. plur. 2e pers. ji bij de -ed uitgang van het vervoegde werkwoord; nadat de vocaal van de persoonsuitgang was weggevallen, werd de d na stemloze cons. tot t, maar bleef onvernaderd na stemhebbende. In zinsverband hebben assimilaties niet zo regelmatig plaats als in samenstelling of woordvormen. Waar zij dan als gevolg der enclise plaats vonden in het Mnl. was de richting weer dezelfde: opte, mettien, uyten, alstie, nochtan, nochtoe. Toen en toch uit doe en doch worden eveneens uit de zinsfonetiek verklaard. Al de hier aangehaalde gegevens, behalve wellicht de dial. samenstellingen heilig-, hoog-, mestag zijn in feite overbekend. Toch scheen het mij niet overbodig ze hier nogmaals samen te brengen, om er dan verder de nadruk op te leggen, dat in het oudere Mnl. (West-Mnl?) de assimilatie van stemloze cons. + d progressief moet geweest zijn. De huidige regressieve assimilatie van genoemde cons. verbinding is dus jonger. Meteen is dan de vraag van het wanneer en het waar met betrekking tot het jongere verschijnsel gesteld. Mevr. C. Tavernier-Vereecken |
|