Taal en Tongval. Jaargang 6
(1954)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |
De stembandokklusief in Zuid-NederlandHet is zowat tien jaar geleden dat ik, in het Album René VerdeyenGa naar voetnoot1, een bijdrage publiceerde over een verschijnsel, dat mij sinds lang bezig hield en waarvoor ik geen bevredigende oplossing kon vinden. Reeds in 1925 had ik er mijn leermeester Prof. J. Vercoullie over gesproken, maar hij kon er mij geen verklaring van geven. In 1935 lei ik het probleem voor aan Prof. J. Mansion. Enkele dagen nadien deelde hij mij in een brief (van 15 oktober 1935) een ‘inval’ mee, maar toen ik, in 1943, mijn artikel schreef kon ik op deze brief de hand niet leggen en dus ook geen gebruik maken van zijn suggestie. Nu Prof. L. Grootaers in zijn bijdrage ‘Kehlkopfverschluss in Rheinland und Westflandern’Ga naar voetnoot2 ook dat verschijnsel - maar nu op een veel ruimer plan - behandeld heeft, meen ik dat het ogenblik gekomen is om de brief van Mansion, die ik intussen teruggevonden heb, hier mee te delen. Hij luidt als volgt: Toen we op 29 September gezellig samenzaten in het Hotel Majestic te Leuven, hebt gij mij, als ik me niet bedrieg, de vraag gesteld of ik geen uitlegging kende voor de uitspraak oekt enz. in het Brugsch in woorden als oud, hout, goud en dergelijke. Misschien kan u een inval interesseeren, die mij lijkt eenig licht op de kwestie te werpen. | |
[pagina 138]
| |
dering tot zijn vol recht gekomen zijn in de als normaal beschouwde uitspraak en vandaar de afwezigheid van dergelijke spellingen in de meeste teksten. Maar de vroege sporen van vocalisatie van l tot u - 11e eeuw naar ik meen - klimt de kiem althans van de k van oekt zeer hoog op, maar onmogelijk is dat niet. ⁎ * ⁎
Ik kan hier op deze brief niet verder ingaan daar de ruimte zeer beperkt is, maar wil nog even, voor de plaats die mij rest, trachten een van Grootaers' noten - nl. op p. 388 - kartografisch te belichten Na er op gewezen te hebben dat in het groothertogdom en onze provincie Luxemburg ī, ū, ȳ zich tot ĭk, ŭk, y̆k kunnen ontwikkelen, vestigt Grootaers de aandacht op de westvla. vervanging van intervokalische k door stembandokklusief. Hij vermeldt tevens ook dat er nog andere plaatsen zijn waar de substitutie k door ˀ voorkomt en hij citeert verscheiden voorbeelden uit Blancquaerts Dialect-Atlas van Z.O.-Vlaanderen. ‘Ausserdem - zegt hij verder - gibt es im Osten der Provinz Antwerpen noch ein Gebiet, wo nicht bloss k, sondern auch t mit Kelhkopfverschluss wechselt’ en in een voetnoot deelt hij mee dat hij voor dat verschijnsel over materiaal beschikt, maar dat de toestand vooral duidelijk zal worden uit de opnemingen van de Antwerpse dialekt-atlas. Hij wijst er tevens op dat de wisseling t/ˀ ook sporadisch in W.-Vla. voorkomt o.a. te Izegem (N. 45): smælˀŋ - smelten. Nu ik met mijn opnemingen in de provincie Antwerpen klaar ben, maar er toch nog maanden zullen verlopen voor die atlas verschijnt, meen ik dat het niet van belang ontbloot is het gebied waar het verschijnsel zich voordoet, nader te beschrijven. In de vragenlijst komen meer woorden voor met intervok. k dan uit de Nederlandse tekst zou blijken. Ik heb de kaarten van de volgende woorden onderzocht: kiekens (1), krieken (11), klak(ke) (20), boogmaker (77), stekkers (doornen) (78), zoeken (94), beukenhout (109) en bakkengebakken (113), en kaarten laten maken van: stekker (steekvogel) (1), afbreken (23), trekken (plukken) (82), inslikken (89), mikken (92), verkloeken (of versterken) (96), eikels (en eikenboom) (120), koken (121), en maken (123) voor geheel Zuid-Nederland, de Zeeuwse eilanden en Noord-BrabantGa naar voetnoot1. | |
[pagina 139]
| |
[pagina 140]
| |
Ook voor de intervokalische t werden kaarten gemaakt, nl. voor: gieten (2), spitten (4), liters (12), botermelk (100), dat hij (117 en 118), alsook voor de woorden: splinter (6), pinten (10), pereltjes (kraaltjes) (22). Daar het mij onmogelijk was hier al deze kaarten te publiceren, heb ik een synthetische kaart ontworpen waarop alle plaatsen voorkomen waar de k, hetzij gereduceerd en gutturaler uitgesproken wordt, hetzij waar hij door een glottisslag wordt vervangen. Ook de gemeenten waar de t de plaats moet ruimen voor een stembandokklusief worden opgegeven. Op deze verkleinde synthetische kaart kon de frekwentie van het verschijnsel - wat absoluut noodzakelijk is om het juiste beeld ervan weer te geven - niet worden aangeduid. Het is vooral in de Kempen: te Hulshout (K 340), Vorst (K 352), Klein-Vorst (K 352a), Tessenderlo (K 353), Kwaadmechelen (K 314) en Oostham (K 315) dat t door ˀ wordt vervangen; voor de andere plaatsen zijn de gegevens veel schaarser. Er zullen zeker nog andere gemeenten zijn waar dit verschijnsel zich voordoet en die niet op de kaart vermeld zijn. Men vergete echter niet dat de meeste proefpersonen hun dialekt ietwat beschaven als ze tegenover vreemden staan. Nu mijn aandacht op de t/ˀ-wisseling gevestigd werd, acht ik het goed mogelijk dat heel wat West-Vlamingen een soortgelijke substitutie kennen, want een vorm eːˀẽ (eten) schijnt mij niet vreemd. Wie dit verschijnsel grondig wil onderzoeken zal zeer vertrouwd moeten zijn met zijn proefpersonen en vooral naar plaats- en waternamen vragen, omdat de dialektsprekers die namen enkel in de dialektvorm kennen, de betekenis ervan hun meestal ontsnapt en zij daardoor niet zullen trachten de dialektklank te wijzigen. Willem Pée |
|