Taal en Tongval. Jaargang 6
(1954)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 119]
| |
De plaatsnaam OpdorpHet is een bekend verschijnsel, in de toponymie, dat twee of meer plaatsen, die dezelfde naam kregen, ter onderscheiding vaak bepaald werden door een voorvoegsel op (of over) en neer. Grammaticaal gezien zijn dit adjectivisch gebruikte bijwoorden, geen voorzetsels. Zulke plaatsnamen zijn van drieërlei aard: 1. de twee namen bestaan naast elkaar, de ene geldt dus voor een hoger gelegen plaats t.o.v. de andere, wat onmiddellijk duidelijk is wanneer ze aan hetzelfde riviertje liggen, bvb. Opvelp en Neervelp, Overijse en Neerijse; - 2. één van de plaatsen heeft de bepaling, de andere niet, ongetwijfeld omdat ze de belangrijkste was en geen verwarring te vrezen was, bvb. Opbrussel (thans St-Gillis), t.o. Brussel (eigenlijk Neerbrussel, maar nooit aldus genoemd); Oppuurs t.o. het veel belangrijker Puurs; - 3. de plaatsnaam bepaald door op of neer heeft schijnbaar geen tegenhanger. Dit is bvb. het geval met Opwijk, waar geen spoor van een benaming Neerwijk of Wijk overgeleverd werd. Wij hebben nochtans kunnen aantonenGa naar voetnoot1 dat zulke benaming wel kan bestaan hebben, vermits er aanvankelijk twee parochiën op het grondgebied aan te wijzen zijn (in de 12de eeuw resp. Opwic en Ingersbrugge geheten). - Wanneer dan de bepalingen op (over) of neer in plaatsnamen voorkomen mag men zeker zijn dat er een dualiteit te onderscheiden viel. Dit was ook het geval met de plaatsnamen Opdorp Ovla. en Oppendorp te Leuven. Zij moeten ongeveer in dezelfde tijd ontstaan zijn, d.i. in 't begin van de 11de eeuw. Opdorp Ovla. werd als territorium van Malderen gescheiden en bij het graafschap Vlaanderen gevoegd, al bleef het, tot op het einde van het Oude Regime, parochiaal van Malderen (Brabant) deel uitmakenGa naar voetnoot2. Er was een kerk, maar er mocht niet begraven worden; van daar het spreekwoord ‘Opdorp: levend Vlaanderen, dood Brabant’Ga naar voetnoot3. Opdorp staat dus tegenover Malderen, opgevat als Neerdorp, maar nooit zo genoemd. | |
[pagina 120]
| |
Een gelijkaardige toestand ligt aan de oorsprong van Oppendorp te Leuven: een nieuwe agglomeratie, ontstaan buiten de oudste vesting der stad, op een enigszins hoger gelegen terrein, in de 11de eeuwGa naar voetnoot1. Dus hier weer een Opdorp, in functie van een oudere plaats waarvan het deel uitmaakte. De betekenis van Opdorp zal dan wel zijn ‘hoger gelegen dorp t.o.v. een andere agglomeratie in de nabijheid’. Nochtans is er twijfel ontstaan over de juistheid van deze verklaringGa naar voetnoot2, en wel op grond van de oudste vermeldingen waar geregeld upen- of oppen- geschreven werd: voor Leuven, ca 1106-1132 Arnoldus de Upenthorp, RAB, Kerk. arch. Brab., nr. 5404; 1125 Arnulphus de Oppendorp, Cart. Afflg., éd. de Marneffe, bl. 66; 1154 Godefridus de Oppendorp, ib. 91; ca 1160 Arnulfus dapifer de Oppenthorp, ib., 172Ga naar voetnoot3; - 1260 apud Oppendorp; 1250 in vico... Oppendorpstrata; 1294 in opgendorpstrata; 1299 in doppenstrata; 1302 in dorpstrate; 1383 neest der vrouwen van op ghendorpeGa naar voetnoot4. Voor Opdorp Ovla. zijn de oude vermeldingen schaars: 1236 in parochia de Malre in loco qui dicitur Oppendorp, B. Regaus, Bona abbatiae Hafflighemensis, fo 263; 1258 apud Hupdorpe, Miraeus, Op. dip. I, 427; 1479 Updorp, SA. Gent, Acten en contracten, Keur, 1479-81, fo 11. L. Goemans ziet in oppen- een samenstelling op den, waaruit de enclitische d licht verdwijnen kon. Maar zijn er wel andere voorbeelden van dit verschijnsel zo vroeg als het begin van de 12de eeuw? Het is wel zonderling dat geen enkele grafie opdendorpe overgeleverd werd. Wel duiken vormen met op gen op tussen 1250 en 1295, en nog éénmaal in 1383; dit zal wel klerkenetymologie zijn, om het ongewone, uit de taal verdwenen oppen een zin te geven. De uitdrukkingen, waarin het tot lidwoord geworden demonstrativum gen voorkomt, behoren ten andere tot het taaleigen van Limburg en waren niet gebruikelijk in het Leuvense. Ons voornaamste bezwaar tegen de etymologie oppen = op den is echter het feit dat op hier een voorzetsel zou zijn en dat het tegen het regelmatig taalgebruik zou indruisen zulke samenstelling door een tweede voorzetsel te laten voorafgaan, bvb. in een familienaam. Namen als | |
[pagina 121]
| |
Opdebeek, Opdenbosch, Uitendale, Uitenhove, Aangenent, Ingenbleek, en dgl., mogen niet ingeleid worden door het voorzetsel vanGa naar voetnoot1. Daaruit volgt dat, zo men de of van Oppendorp zegt (zoals steeds het geval is) oppen = op den uitgesloten is. Het moest dan zijn van den dorpe, Lat. de Dorpe of de Vico, zoals Uit den Hove in lat. acten de Curia wordt. Oppen komt nog voor in andere plaatsnamen: 1275 Uppenhem (Oppem, te Oplinter); - 1356 Oppensele (thans Opperzeel, te Ossel onder Brussegem); - 1315 Openhoven (te Hoeselt); - bij Förstemann, Ortsnamen3 II, 1097-98, 1137, 1142, vindt men: Oppenheim (9de e. Uppenheim), in Hessen; Ubbenberch, Uppenvelde, Oppenhuizen (Gron.), Uppenfleth, Uppanwalda (thans Upwalde) en zelfs tweemaal Obbendorp (in Gulik en Hannover). Wat is dan ten slotte dit oppen? Het is eenvoudig een afleiding van op, met hetzelfde suffix dat voorhanden is in bachten (achter), beneden (neder), binnen (in), bonten (onder), boven (over), buiten (uit), maar zonder het praefix be-, zoals in de nog in het Mnl. bekende bijwoorden-voorzetsels neden (neder) en oven (over), vermeld in het Mnl. Wdb. In andere germ. talen zijn vormen zonder be- zelfs zeer gewoon, bvb. Hd. auszen, hinten, innen, oben, naast drauszen, enz.; Ags. niđdan, innan, ufan, ûtan. Een mnl. oppen is dus zeer goed mogelijk. Jan Lindemans |
|