Taal en Tongval. Jaargang 6
(1954)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermdLosse beschouwingen over het begin van de Middelnederlandse archieftraditie in VlaanderenEr kan niet redelijk aan getwijfeld worden, dat de locale administratie en rechtspraak in de Nederlanden steeds in de volkstaal afgehandeld werd. Daarvan is echter tot in de 11de en zelfs 12de eeuw zelden iets neergeschreven, en dan steeds in het Latijn. Oorspronkelijk immers hielden alleen abdijen, kapittels en hoge vorsten er een archief op na. Daarenboven was alleen de met allerhande symboliek gepaard gaande handeling bewijskrachtig; de eventuele geschreven tekst diende vooral om de herinnering aan het feit wakker te houden. De rationalisering van de rechtspraak en de ontwikkeling, differen- | |
[pagina 94]
| |
tiatie en specialisatie in de administratie in Vlaanderen in de 12de en 13de eeuw, brengen mede dat de geschreven tekst bewijskrachtig en onontbeerlijk wordt. Vorsten, steden, vooraanstaande edelen organiseren in de 12de eeuw een eigen archief. Hoewel de Middeleeuwer weinig of geen belang hecht aan het bewaren van die archiefstukken, die voor hem slechts een tijdelijk nut opleveren (rekeningen enz.), en daarenboven het Middeleeuws archief van poorters, landelijke parochiekerken en adellijke heerlijkheden haast volledig verloren is, zodat slechts een gering gedeelte bewaard is van wat in de Middeleeuwen geschreven werd, toch bereikt de tot ons gekomen dokumentatie, die in de 13de eeuw steeds meer aanzwelt, reeds in de 14de eeuw enorme afmetingen. Ten gevolge van de uitbreiding van de geschreven dokumentatie, die hoe langer hoe meer alle bevolkingslagen aangaat, moet het voor de grote massa onbegrijpelijke Latijn noodgedwongen geleidelijk wijken voor de volkstaal. In Vlaanderen duikt het Middelnederlands in bewaarde bescheiden op om het midden van de 13de eeuw en verdringt het Latijn bijna geheel bij het begin van de 14de. Het voorbeeld van het Romaans gedeelte van het graafschap, waar Franstalige archiefteksten bewaard zijn van het eind van de 12de eeuw afGa naar voetnoot1, en van de Franstalige administratie van de gravenGa naar voetnoot2, heeft daarbij ongetwijfeld bevruchtend gewerkt. De andere vorstendommen volgen. De hier volgende losse gegevens, die alleen het graafschap Vlaanderen en dan nog inz. Oost-Vlaanderen betreffen, berusten niet op een systematisch onderzoek, doch veeleer op practische archiefkennis. Registers van wettelijke passeringen (d.i. koopkontrakten en dgl.) zijn, zodra er bewaard zijn (d.i. ca. 1340: Gent, Oudenaarde, Eksaarde), doorlopend Nederlands. Een voorloper in de vorm van notities, nl. voor het Sint-Baafsdorp, van ca. 1220 tot 1239Ga naar voetnoot3, is in het Latijn, doch bevat allerhande Mnl. zinsneden. Bij de afzonderlijke oorkonden die tot ons gekomen, zijn, zijn de verkoopakte vóór schepenen van Boechoute (onder Velzeke) van 1249 Mei, en de scheidsrechterlijke uitspraak in een geschil tussen de Sint-Baafsabdij en haar schout in het Sint-Baafsdorp 1253 Maart 17, nog steeds de | |
[pagina 95]
| |
oudsteGa naar voetnoot1. Een Mnl. versie van een scheidsrechterlijke uitspraak in een geschil tussen Walter de Marvis, bisschop van Doornik, en gravin Johanna en graaf Thomas van Vlaanderen, aangaande elkanders jurisdictie te Waasmunster, van 1241 Mei, ca. 1411 overgeschreven in een Doorniks cartularium (Bergen, Rijksarchief, cart. no 75, fo 18 ro), is in feite een (blijkens de taal, 14de of begin 15de eeuwse) vertaling van een Latijns origineel, dat gecopieerd staat ib. cart. no 73, fo 5 en 30 ro, eveneens uit het begin van de 15de eeuw. De Vlaamse tekst van een overeenkomst tussen de Gentse Sint-Pietersabdij en haar meier in het Sint-Pietersdorp van 1230Ga naar voetnoot2, is een vertaling (blijkens het schrift) uit het 4de kwart van de 13de eeuw, van een Latijns origineelGa naar voetnoot3. Een Mnl. rentetitel van 1239 Feb. 11, vermeld als no 712 in de gedrukte inventaris van het archief van de abdij ter Duinen (Bisschoppelijk Seminarie te Brugge), werd noch door Laurent Van Werveke, noch later door mij teruggevonden. Ook in andere archiefreeksen duiken om het midden en in de tweede helft van de 13de eeuw Mnl. teksten op. Op een Mnl. regel voor het Rijke Gasthuis te Gent van 1236 of kort daarop, vestigde J. Van Cleemput voor het eerst de aandachtGa naar voetnoot4. De enige (fragmentarisch) bewaarde Gentse stadsrekening uit de 13de eeuw, nl. van 1280, is insgelijks in het Nl.Ga naar voetnoot5. Vroege ambachtskeuren zijn bvb. de Brugse op de saai van 1277-78Ga naar voetnoot6 en die voor de perkamentmakers in het Sint-Pietersdorp van 1280 Oct. 27Ga naar voetnoot7. Een vroege staat van goede (= inventaris van nalatenschap) is bvb. | |
[pagina 96]
| |
een Gentse van 1290 Dec. 18-25Ga naar voetnoot1. En zo is er meer, waarvan een opsomming ons hier evenwel te ver zou leiden. M. Gysseling |
|