Taal en Tongval. Jaargang 6
(1954)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdNederlandse en Franse woorden in een Liviuscommentaar van Justus LipsiusIn een uitgave in mijn bezit van Titus Livius' derde boek Titi Livii Patavini Historiarum ab Urbe condita decadis primae liber tertius, Lovanii, Servatius Zassenus Diestensis excudebat, 1545, -8o, heeft een zestiende-eeuwse hand onderaan op de titelpagina de aantekening geschreven: Decima sexta Calendas Martias Anno. 1576. incepit Doctissimus Vir. D. Justus Lipsius J.C. clarissimus huius Libri explicatio(n)em. Het boekmerk bovenaan de bladzijde en van dezelfde hand luidt: Sum | |
[pagina 68]
| |
Danielis J.F. Sosij. In het boek liggen drie kleine inlegvellen, beschreven met excerpten van brieven van Justus Lipsius aan zijn vriend Jacobus Susius of Suys (1520-1592), een Noordnederlandse naar Luik uitgeweken humanist, een biografische aantekening van Valerius Andreas' Bibliotheca belgica over Jacobus Susius en (van de hand van Daniel Susius) andermaal het boekmerk Sum Danielis J.F.D.N. Susy (naast enkele taalkundige opmerkingen en citaten). Hieruit blijkt, dat de eigenaar van het boek en de auteur der aantekeningen Jacobus Susius' zoon, de Luikse humanist Daniel Susius is, die te Leuven bij Lipsius studeerde. Bij de dood van Jacobus Susius in 1592 schreef Lipsius aan zijn oudleerling Daniel te Luik een brief van rouwbeklag (Epistolarum Selectarum Centuria tertia miscellanea, VI). Sosij (op de titelpagina) voor Susii is blijkbaar naar Sosius, naam van een bekende Romeinse gens, vervormdGa naar voetnoot1. De uitgave zelf, die met witte bladen is doorschoten, bevat een groot aantal Latijnse aantekeningen van de hand van Daniel Susius in gothisch en renaissanceschrift, verdeeld over de tekst, de bladrand en de ingevoegde witte bladen en zich uitstrekkend over de hoofdstukken 1 tot 33 van het derde boek. Deze aantekeningen hebben voor het merendeel betrekking op de realia, in hoofdzaak Romeinse publieke, godsdienstige en militaire instellingen naast tekstcritische, taalkundige en etymologische opmerkingen, citaten uit de classieke auteurs, de uitgevers en commentators van Livius, verwijzingen naar eigentijdse gebeurtenissen (zoals het beleg van Szeged) alsook overvloedige tekstverklaringen (veelal in de tekst). Blijkens toevoegingen als Lipsius (afgekort Lips en Lip) aan het slot der aantekeningen en vermeldingen in de tekst als Lipsius putat, malit, (ap)probat, improbat, censet, colligit, dicit, ut Lipsio placet, Lipsio videtur, quod non credit Lip, Lipsius hanc differentiam ponit, sic etiam vetustum exemplar Lipsii et bene ut putat, Pr(ofessor) dictum putat enz. en bovenvermelde aantekening onderaan de titelpagina, gaat deze handschriftelijke commentaar zeer waarschijnlijk terug op een collegedictaat van Justus Lipsius, die inderdaad in 1576 licentiaat in de rechten (juris consultus op de titelpagina) en hoogleraar te Leuven werd en er college hield over Titus Livius en de Leges regiae et decemviralesGa naar voetnoot2. In 1577 | |
[pagina 69]
| |
publiceerde Lipsius zijn Epistolicae Quaestiones (met aantekeningen op Livius) en in 1579 zijn T. Livii Historiarum ab Urbe condita liber primus. Een gelijkaardig collegedictaat van Lipsius' commentaar op het 21ste boek van Livius van de hand van een genaamde Pyndenius en dagtekenend van 1589, dus uit Lipsius' Leidse periode, is bewaard in een Liviusuitgave te WolfenbüttelGa naar voetnoot1 en werd in 1837 door de bekende latinist en Liviusuitgever J.Th. Kreyssig onder de titel Meletematum criticorum specimen II quo Justi Lipsii Adnotationes ad T. Livii Lib. XXI in bibliotheca Guelpherbytana repertae continentur in Memoriam anniversariam..... scholae regiae afranae ..... pie celebrandam indicit D.C.G. Baumgarten-Crusius, Meissen 1837, met overvloedige tekstcritische aantekeningen uitgegeven. F.A. Ebert, die de Wolfenbüttelse Liviusuitgave ontdekte, schrijft hierover: ‘Invenitur in bibliotheca Guelpherbytana exemplar huius editionis: T. Livii historiarum decadis tertiae liber primus. L(ugduni) B(atavorum), ex off. Plantiniana, apud Franc. Raphelengium, 1588,8. ad cuius marginem notata sunt a manu sec. 16 ea, quae deinceps sequuntur. Exarata esse videntur manu Alberti PynsseniiGa naar voetnoot2, qui a. 1589 hoc libro usus est’ (Kreyssig o.c., 9) en t.a.p. ‘Ohne Zweifel rühren die hier bemerkten Varianten und Emendationen aus Vorlesungen des Justus Lipsius her’ (l.l. 3).
Op vier verschillende plaatsen van de bewaarde commentaar van het derde boek vermeldt Lipsius (of Daniel Susius) een Nederlands of een Frans woord ter verklaring van een Latijnse uitdrukking. Zo allereerst bij hoofdstuk 13 (tegenover blz. 20 van de uitgave): Juventutem grassantem. Grassari latine dicitur quod vulgo ruijsschinare a gradiendo cum impetu incedere et obvios quosque percutere, vide Tacit. Lib. 13 Annal. Voor ruischen (hier met Latijnse uitgang!) ter verklaring van Lat. grassari ‘straatslijpen’ vgl. Kiliaan, s.v. ruyschen ‘impetum facere, impetere, irruere, grassari’, ruysscher ‘grassator’ en WNT, s.v. ruischer. Hoofdstuk 24 (tegenover blz. 36) wordt Lat. commeatus door paspoort vertaald: Sine ullo com(m)eatu. commeatus est et alia militaris significatio, ponit(ur) eni(m) pro venia illa discendendi, quam nos hodie vulgo dicimus Paspoort. sic dicimus, dare militi commeatu(m) .i. venia(m) discedendi. Hoofdstuk 22 (tegenover blz. 33) leest men bij de verklaring van | |
[pagina 70]
| |
lustrato exercitu ‘na het leger te hebben geschouwd’: Latine et recte dicit(ur) lustrare exercitu(m) quod nos dicimus passer monstre. Hoofdstuk 28 (tegenover blz. 41) wordt Lat. civilis met Fr. courtoijs vergeleken: Civilem esse clamorem. haec vox ita solet Similis courtoijs, non erat ultra alios cives. Voor Lat. navale ‘scheepswerf’ verwijst Lipsius naar Ital. arsenale (waaruit Nl. arsenaal, niet in het Mnl., reeds bij Kiliaan [arcinael], niet bij Plantijn, en Fr. arsenal, in de XVIde eeuw overwegend nog voor het arsenaal te Venetië): Proprie et(iam) sunt navalia quod Venetiis arcenale appellat(ur).
Blijkens de publicatie van Kreyssig is de Wolfenbüttelse commentaar van het 21ste boek in hoofdzaak van tekstcritische aard. Opmerkelijkerwijze vermeldt de bij Kreyssig, o.c. 4, afgedrukte veilingscatalogus van Lipsius' bibliotheek in 1722 in den Haag o.m. Livii liber III. Lovanii 1545 (zelfde datum als onze uitgave). 4. cum permultis J. Lipsii notis mss’. Voor de studie zowel van het Liviusonderzoek in het algemeen als van Lipsius' onuitgegeven Liviusuitgaven en -commentaren in het bijzonder is dit tot nog toe onbekend collegedictaat van het derde boek van uitzonderlijke betekenis. Een uitgebreid onderzoek wordt thans door een Leuvense classica voorbereid.
Antwerpen, 23 April 1954. Walter Couvreur |