Edgard Blancquaert 60 jaar!
Hoe hem te schetsen in zijn vele menselijke, wetenschappelijke en sociale hoedanigheden?
Zijn studielust: hij wil immers altijd alles doorzien en doorgronden. Zijn standvastig karakter: hij is onwankelbaar trouw aan het eenmaal gegeven woord, aan de moeizaam, maar definitief geschonken vriendschap. Zijn mildheid in het oordelen: die is spreekwoordelijk! Terecht staat hij als een trouwhartig man bekend; hoe ontoereikend het woord ook is, geen kenschetst hem wellicht juister. Een partijganger is hij in het geheel niet; wat niet betekent dat hij geen partij zal kiezen. Hij doet dit met een koene scherpte - en vergist zich daarbij somwijlen, zoals wij allen overigens, wij arme mensen...
Hoewel een zestiger thans, is hij, gelukkig enkele idealen - of zijn het slechts illusies? - rijk gebleven. Die dient hij dan ook levenslang, naar zijn beste kunnen, met een steeds doelmatiger wordende slagvaardigheid. De vanouds demokratische Vlaamse Beweging. De cultuurintegratie van Noord en Zuid. De Nederlandse taalkunde, vooral die hulpwetenschappen, fonetica en dialectologie, welke nog niet zo heel lang geleden beschouwd werden als een legkaart van woorden en klanverschillen, een geleerd patience-spelletje. Wat er uit dit zgn. wetenschappelijk tijdverdrijf is gegroeid, welke nieuwe perspectieven het ons opent, leert vandaag ‘zijn’ reeks Nederlandse Dialectatlassen!
Voor de buitenwereld is de hoogleraar zowat de verpersoonlijking van zijn Universiteit geworden. Aan de geschiedenis ervan blijft zijn naam onverbrekelijk verbonden: als rector, pro-rector, administrateur, regeringscommissaris...
‘Gent’, riep Sneyssens, de romantische vaandrig van Rodenbach, en hij gaf de geest. ‘En Gent?’ vraagt nuchter de zakelijke vaandrig van heden, op het gepaste moment; en Blancquaert schuift zijn pion op het discussie-schaakbord vooruit... Het nog jonge Vlaamse Huis van de Wetenschap kon op geen solieder petra gebouwd worden. Ook al is deze steen, zoals gebruikelijk in onze lage landen, slechts baksteen; maar dan van Klein-Brabantse klei, uit Opdorp.
Voor jaren heeft mijn vriend Blancquaert mij eens gehoor gegeven toen ik bij hem aandrong op het schrijven van zijn Phonetica. De vierde