3o De z wordt uiterst zelden gehoord in het N.E. De 3 voorbeelden van 14, door slechts één persoon uitgesproken, worden dan ook zeer terecht, als bij Herskovits, met een s geschreven.
4o Van de ŋg komt in de opnemingen slechts één voorbeeld voor. Deze klank komt bij de Djoeka's zeer veel voor. In het stads- en distrikts- N.E. slechts in een paar woorden, b.v. tiŋgɑ, trekkebenen, muŋg(o) Moengo (VP 135).
5o Tenslotte wil ik nog wijzen op een zeer juiste opmerking van L. Lichtveld (W.-I. Gids, Jg. X (1928-29), blz. 519: ‘Finaal-accent leidt tot contractie in het N.-E. evenals in sommige Soedan-talen (N.-E. sdong naast sidòng). Vooral geschiedt dit bij de reduplicaties, die veelal het accent op het tweede deel hebben, wat tot verzwakkingen leidt, als tetà naast tatà (vader), gegò naast gogò (achterwerk) en contracties als k'kwa naast kwakwà (eend), n'njang naast njangnjàng (het eten).’
Zo heeft men:
p'pa naast papà; m'ma naast mamà; b'ba naast boebà (huid)
t'tee naast titeè en teteè (touw); d'doj naast dodòj (wiegen)
k'ka naast kakà (drek); g'go naast gegò en gogò
f'feri naast fe(r)fèri; f'furu naast fufùru; n'naj naast nenàj en nanàj (naald) terwijl naj het werkwoord naaien is.
w'wiri naast wiwìri (haren, bladeren); w'wang naast wangwàng (alleen, slechts); s'sa naast sisà (zuster).
A. Donicie