Taal en Tongval. Jaargang 4
(1952)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 164]
| |
Schoof en garfOp dialectlijst 10 (1941) van de Dialectencommissie te Amsterdam werd, in vraag 15, gevraagd: Hoe noemt men de korenschoof? Uit de vaak onduidelijke antwoorden bleek weer eens, dat het verkeerd is niet het gehele woordveld te vragen, een aan velen bekende, maar nog niet algemeen erkende noodzakelijkheidGa naar voetnoot1. De fout werd gedeeltelijk hersteld op volkskundelijst 9 (1943), waar werd gevraagd: Hoe noemt men één bos samengebonden roggearen, zoals ze op het land staan te drogen (vr. 3). Hoe noemt men één bos samengebonden tarwearen, zoals ze op het land staan te drogen (vr. 4). Noemt men de rogge- (resp. tarweschoven) met een andere naam, wanneer ze gedorst zijn? (vr. 15 en 16). Door deze splitsing werd het materiaal doorzichtiger en handelbaarder, maar volledig bleek het nog niet. Er kwamen n.l. nog drie andere begrippen te voorschijn: de ongebonden schoof (een bos halmen die in één slag wordt afgemaaid), de bundel gezuiverd stro, zoals die voor dakbedekking en bedstro wordt gebruikt, het samengebonden korte stro. Bovendien werd nog hier en daar een naam opgegeven voor het stro, dat maar even vluchtig gedorst of uitgeslagen is. Ook hier blijkt dus weer uit dat de man van het vak meer onderscheidingen nodig heeft dan de buitenstaander, wat wel voor de hand ligt, maar ook dat hij analytischer denkt, dat hij een afzonderlijke naam geeft waar de buitenstaander zich beperkt tot dezelfde naam met een nadere bepaling. Tegenwoordig, nu het graan machinaal gemaaid wordt, de schoof gebonden uit de machine en het stro na het dorsen veelal in pakken uit de dorsmachine komt, zal een aantal termen die nog zinvol waren toen er met de hand gezicht en met de vlegel gedorst werd, zeker spoedig vergeten worden. In de oudste tijden, ook nog in de latere Middeleeuwen, heeft men een bos halmen met de hand bijeengepakt en afgesneden met een mes of sikkel. Dit is b.v. te zien in de Sassenspiegel (eerste kwart van de 14e eeuw)Ga naar voetnoot2. Garf en schoof beide worden door Kiliaen vertaald met manipulus, evenals sange = handvol na de oogst gelezen korenaren, een woord dat in de M.E. voorkwam, maar ook nu nog in Limburgse en | |
[pagina 165]
| |
Duitse dialecten. Evenals manipulus zullen ook schoof en garf voor een grotere hoeveelheid zijn gebruikt. Het Vlaams kent ook pikkeling, een hoeveelheid graan die de pikker in eens met zijn pikhaak op de grond legt. Volgens De Bo maken twee pikkelingen één schoof. Het ww. pikken komt in de M.E. wel voor, n.l. in de bet. zichten = afsnijden met een zicht, o.a. in een rijmalmanak uit de 15e eeuwGa naar voetnoot1, maar pikkeling en pikhaak niet. Het oudste citaat van dit laatste woord in het WNTGa naar voetnoot2 is uit Plantijn. Dit maakt dus wel waarschijnlijk dat het werktuig vrij jong is. De zicht of pik en de pikhaak zijn afgebeeld in de Très riches heures du Duc de Berry (begin 15e eeuw)Ga naar voetnoot3, in het Breviarium Grimani (begin 16e eeuw)Ga naar voetnoot4, evenals in andere getijdenboekenGa naar voetnoot5. Volgens Lindemans zou nog in de 13e eeuw in Vlaanderen de oogst zijn gesneden met de sikkel, maar zelfs in de 16e eeuw, toen ook de zicht al werd gebruikt, zou dat nog wel het geval zijn geweestGa naar voetnoot6. We mogen dus wel aannemen dat het woord pikkeling dateert van na de 13e eeuw. De kaart geeft de benamingen van de (nog niet gedorste) roggeschoofGa naar voetnoot7. Zelden of nooit echter wordt onderscheid gemaakt in de benamingen van schoven van verschillende graansoorten. Daarom was het mogelijk de kaart aan te vullen met de gegevens van de Duitse Volkskundeatlas (kaart 88), naar de antwoorden op vraag 148a van lijst 3: Wie nennt man beim Brotgetreide (Roggen oder Weizen), die einzelne Getreidegarbe?Ga naar voetnoot8 Toch schijnt hier en daar wel verschil gemaakt te worden; het Rhein. Wtb. geeft enkele verschillen op: b.v. in de omgeving van Bonn Garbe = roggeschoof, Schobbe = schoof haver, maar in Gummersbach is een Garbe een schoof rogge of tarwe en een Schobbe gerst of haver, enz.Ga naar voetnoot9. Dit lijkt echter eerder uitzondering dan regel en waarom men in sommige streken wel, in andere geen onderscheid maakt, kan ik niet verklaren. Kan het samenhangen met de aard en ontwikkeling van | |
[pagina 166]
| |
de graanbouw? Het lijkt niet onwaarschijnlijk dat, hoe ouder de verbouw van meer dan één graansoort naast elkaar is, des te groter de kans dat een dergelijk onderscheid wordt gemaakt. Meer dan een vage suggestie kan dit echter niet zijn. De gegevens voor Vlaams-België konden slechts ontleend worden aan de woordenboeken. Deze geven alle een of andere vorm van schoof. Schuermans vermeldt echter dat schoof in Brabant een bundel gedorst stro is en in Limburg een bundel uitgekamd stro om daken te dekkenGa naar voetnoot1. Paul Lindemans geeft voor Zuid-West-Brabant nog het woord bundelGa naar voetnoot2 en gerf wordt alleen vermeldt door Cornelissen en Vervliet in de bet. hoeveelheid afgepikt graan, dat nog tot schoof moet worden gebondenGa naar voetnoot3. Daar het oostelijk deel van Vlaams-België aan twee kanten wordt ingesloten door het Noord-Nederlandse garf-gebied, zou het belangrijk zijn te weten of dit woord nog hier in België voorkomt, voorgekomen is en zo ja in welke betekenis. In ieder geval ontbreekt het in het register van Lindemans' Geschiedenis van de landbouw in BelgiëGa naar voetnoot4. Zeer waarschijnlijk is het dus niet, maar aan de andere kant zou het vreemd zijn dat de landsgrens zou samenvallen met de dialectgrens voor deze oude woorden. De meest verspreide woorden voor een bos korenhalmen zijn dus schoof en garf. Het laatste komt voor ten oosten van een lijn noord-zuid ongeveer langs de Utrechts-Zuidhollandse grens; Noordholland valt er echter buiten en in het noorden valt de grens samen ongeveer met de Tjonger en de Gronings-Drentse grens, behalve in het zuiden van Westerwolde in Groningen, waar enkele garf-vormen voorkomen. De grens in het zuiden is op het ogenblik niet te bepalen, maar zal ongeveer langs de Nederlands-Belgische grens lopen. Garbe komt in het hele Duitse gebied voor met meer of minder dichte gebieden van andere woorden er tussen. Het garf-gebied in Nederland is verdeeld in een noordelijk garf- en een zuidelijk gerf-gebied; Westfalen heeft eveneens a, maar in het Rijnland komen a en e-vormen beide voor. Schoof in de bet. bundel korenhalmen komt voor in het overige deel van Nederland, in vrijwel geheel Vlaams-België en in Oost-Friesland (aansluitend bij Groningen); verder enkele zeer verspreide vormen in Westfalen en het gebied ten oosten daarvan en in BeierenGa naar voetnoot5. Evenals westelijk en | |
[pagina 167]
| |
noordelijk Nederland heeft het Engels alleen sheaf, het Angelsaksisch sceaf. De oudste plaatsen zijn van ± 1300, waar het geregeld voorkomt in opgaven van tiendrechten en dus niet anders kan betekenen dan bundel korenhalmen. Bij Chaucer echter vinden we het ook = twee dozijn pijlenGa naar voetnoot1. Het nieuwere Engels kent wel vormen, die verwant zijn aan garf, maar die verschijnen eerst in 17e-eeuwse bronnen; het is dan ontleend aan het Frans, dat garbe overnam uit het Frankisch garba. In de 13e eeuw is de Franse vorm jarbe, die ook in het Middellatijn voorkomtGa naar voetnoot2. In het garf-garbe-gebied vinden we echter het woord schoof terug in de betekenis bundel stro, die wordt gebruikt voor dakbedekking en bedvulling. Limburgse en Westduitse dialecten kennen de uitdr. op schoof liggen = afgelegd zijn van een dode. Garf en schoof zijn beide germ. woorden. Volgens de etymologie is garf oorspr. waarschijnlijk - handvol (oi grɑ̄bhɑ̄s), dat dus doet denken aan de oudste tijd, toen het graan met de hand werd gepakt en gesneden met mes of sikkel. De etymologie van schoof is minder duidelijk. Men brengt het in verband met schuiven, maar ook wel met got. skuft, on. skopt, hoofdhaarGa naar voetnoot3. Toch neemt Grimm aan dat de oorspr. betekenis van schoof was manipulus, dus gelijk aan die van garfGa naar voetnoot4. Men krijgt dus de indruk dat in het garf-gebied twee woorden hebben bestaan, die in betekenis gedifferentiëerd zouden zijn, en dat het westen alleen schoofvormen heeft gehad. Verder komt op de kaart nog voor bos en het verkleinwoord bussel. Dit is het algemene woord bos, dat voor allerlei bundels wordt gebruikt. De Teuthonista geeft arenbosch = gerve saids, merges. Schop, sjob, dat in Midden-Limburg voorkomt in de betekenis van schoof graan, in Brabant als bos stro is moeilijk. Verwantschap met schoof is mogelijk, maar etymologisch toch niet zeker. In Brabant komt het voor naast gerf, maar in Limburg naast schoofGa naar voetnoot5. Ook in het noorden van Friesland komt skobbe (= bundel stro) voor naast de vorm skeaf | |
[pagina 168-169]
| |
[pagina 170]
| |
(= bundel graan). Het lijkt onwaarschijnlijk dat in twee gebieden, dus Friesland en Limburg, een niet klankwettige vorm van schoof zou voorkomen naast een klankwettige. Ik vermoed eerder dat schop, sjop, skobbe op een ander woord of althans een andere vorm terug gaan dan schoof. Būūt komt in het oosten van Zuid-Limburg enkele malen voor op onze kaart in de bet. schoof graan, bij Roukens echter als bos stroGa naar voetnoot1. Ons materiaal geeft echter weinig of geen aanleiding deze gegevens te wantrouwen. Bovendien heeft ook de Duitse kaart in het aangrenzende gebied enkele Büd- en Böde-vormen. Het Rhein. Wtb. geeft echter op dat dit woord in het Ripuarisch nooit kan betekenen: bos ongedorst graanGa naar voetnoot2 en Jongeneel kent het slechts in de bet. bos samengebonden hooiGa naar voetnoot3. Het is niet onmogelijk dat het woord gebruikt wordt zowel voor ongedorst als gedorst graan, zoals ook wel het geval is met bos, maar de positieve formulering van het Rhein. Wtb. maakt twijfel hieraan wel gerechtvaardigd. Het woord is hier echter slechts volledigheidshalve vermeld. Om een juister inzicht te krijgen zullen tezijnertijd ook de benamingen van de ongebonden schoof, de verschillende bossen stro en eveneens van het schovenhok behandeld moeten worden. In samenhang met de benamingen van de korenschoof zijn die van de bundel stro het belangrijkste; de kaart hiervan hoop ik dan het eerst, in een volgende aflevering te publiceren.
Jo Daan |
|