Taal en Tongval. Jaargang 4
(1952)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Nijmeegse uitstralingsgebied van de stemloze f, s, sj en ch1. Vooronderzoek in Nijmegen zelf.Op de vraag, hoe hij zich een ideale burger van deze stad dacht, antwoordde me een oude Waalkanter: ‘ən nɛ▴ime▴Χənœːr mɛt ən b̭œrəl ɛn ən Χro▴t səΧœːr’Ga naar voetnoot1. Ook deze man uit het volk meende het aan zijn urbaniteit verplicht te zijn, om nɛ▴ime▴Χənœːr i.p.v. nɪmwɛ▴Χənœːr te zeggen en waarschijnlijk ook mɛt i.p.v. mɪt. Dit door de vingers gezien, zijn in zijn bondige typering van een Nijmegenaar op zijn paasbest ook diens taaleigenaardigheden heel aardig vertegenwoordigd. Betreffende het consonantisme zijn het vooral de huig-r en de Χ i.p.v. g die ons opvallen. Er is echter aan dit zinnetje nog meer te onderkennen. De rasechte Nijmegenaar zei n.l. niet bœrəl maar b̭œrəl. Ditzelfde verschijnsel nu heb ik bij tal van andere oorspronkelijke Nijmegenaars kunnen beluisteren. Ze lezen geen bukə maar b̭ukə en ze vrezen geen difə maar ḓifə. Men spreekt de b en de d hier dus uit met een tendentie naar de p en de t toe, maar men laat ze hierin niet overgaan; er heeft wel een proces van verstemlozing plaats maar met achterwege blijven van verscherping. Er gebeurt hier m.a.w. wat Eykman aldus heeft geformuleerd: ‘Aan het begin van een woord komt de b vaak niet tot zijn recht, doordat men de stem geheel of gedeeltelijk verwaarloost. Men duidt zulk een geval aan met b̭ omdat de medeklinker door zijn losheid toch altijd duidelijk te onderscheiden blijft van p’Ga naar voetnoot2. ‘Voor stemloze d aan het begin van een woord vergelijk b’Ga naar voetnoot3. Als men hiernaast nu uit de mond van dezelfde sprekers steeds fut en sa▴k e.d. hoort, lijkt me de gissing niet te gewaagd, dat zich hier in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bovenstaand kaartje is afgetekend van een kaart uit de Dialect-Atlas van Prof. Dr. E. Blancquaert voor dit gebied.
Aanvullingen die ik aanbracht zijn: het zwart kleuren en met een stip vullen van enkele plaatsen; het open laten van alle andere; het toevoegen van Persingen en Berg en Dal en van het Maas-Waalkanaal. 113a is zowel St.-Anna als het vlak daar tegenaan liggende Brakkenstein. deze beide groepen van consonanten eenzelfde fonetische tendentie weerspiegelt, n.l. naar het stemloze. De occlusieven b en d gaan hierbij niet tot verscherping over; de losheid waarmee ze uitgesproken worden, handhaaft ze in het tussenstadium van stemloos en toch niet scherp; en dit labiel evenwicht kunnen ze dan ook alleen maar aan het begin van een woord volhouden. De spiranten v, z, g, die in het Nijmeegs trouw als f, s, Χ worden gepresenteerd, zijn in deze stand tegelijk stemloze en scherpe consonanten. Daardoor staan ze veel sterker en ze komen dan ook in alle posities voor. Naast fut; sa▴k; Χro▴t enz. evengoed lifə; le▴sə, liΧe. Per se genomen, zou men deze spiranten evengoed scherp als stemloos kunnen noemen. Bij de keuze tussen deze twee benamingen verdient in dit geval de laatste zeker de voorkeur, zoals uit het voorafgaande zal zijn duidelijk geworden. Dezelfde tendentie naar het stemloze heeft | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zowel deze f, s, Χ als de b̭ en ḓ hier in het leven geroepen. En onder dit aspect hebben we ze te zien. Een andere klank die ik tot nu toe niet genoemd heb, en die in het systeem van het Nijmeegse consonantisme zeker niet onvermeld mag blijven, is de brede sisklank ʃ. In de gevallen waarin hij in ons taalgebied daartoe de kans krijgt, neemt deze stemloze sisklank in Nijmegen trouw de taak over van zijn stemhebbende tegenhanger ʒ. Als een Nijmeegs tramconducteur u afzet bij het Canisiuscollege, en hij u die halte heeft aangekondigd als kole▴ʒə, kunt u er zeker van zijn, dat die man geen Nijmegenaar is. In alle andere gevallen stopt de tram steevast bij het kole▴ʃə. De verhouding ʃ: ʒ is hier een getrouwe pendant van de verhouding s: z. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. De eigenlijke enquête.Tot zover was ik dus nu geïnformeerd aangaande de spraakmakende gemeente in Nijmegen zelf. Het eigenlijke onderzoek buiten de stad kon nu beginnen. De vraag was deze: strekt de in Nijmegen heersende stemloze uitspraak der stemhebbende spiranten zich buiten de stad uit, en zo ja, hoever en hoedanig? Om dit na te gaan heb ik de volgende ‘plaȧtsen’ bezocht die ik hier in alphabetische volgorde zal noemen. Op Nederlands gebied: Alverna (ongenummerd), Beek (L 116), Bemmel (L 69), Berg en Dal (ongenummerd), Beuningen (L 65), Brakkenstein (L 113a), Doornenburg (L 76), Elst (L 25), Ewijk (L 64), Gendt (L 70), Groesbeek (L 119), Hatert (L 107), Hees (L 66), Heumen (L 114), Kekerdom (L 75a), Lent (L 68), Leuth (L 74), Malden (L 113), Millingen (L 75), Mook (L 115), Nederasselt (L 110a), Neerbosch (L 66a), Oosterhout (L 63), Ooy (L 73), Overasselt (L 111), Persingen (ongenummerd), Ressen (L 67), Slijk-Ewijk (L 62a), Ubbergen (L 72), Valburg (L 62), Weurt (L 65a), Wijchen (L 106). Op Duits gebied: Frasselt (L 128a), Kranenburg (L 128), Wijler (L 118), Zijfflich (L 117). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A. Methode van onderzoek.Wat de door mij gevolgde methode betreft, deze was als volgt: Ik trachtte met een of andere inwoner van het dorp in contact te komen, van wie ik kon veronderstellen, dat hij de plaats voldoende kende. Doorgaans was dit de pastoor of de onderwijzer. Deze bezorgde me adressen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van mensen die in dat dorp geboren en getogen waren, en wier ouders, of tenminste een dier beiden, eveneens uit de plaats zelf stamden. Ik zocht die mensen op en knoopte met hen, thuis of op het veld, een of ander willekeurig gesprek aan. Ik praatte daarbij zelf altijd in het dialect van mijn Noord-Noordlimburgse geboortestreek dat hun eigen streektaal sterk benadert. Dit schiep al dadelijk een vertrouwelijke sfeer, waarin de mensen gemakkelijker los kwamen. Het doel van mijn bezoek kondigde ik pas aan, als het voor mij bereikt was, ofwel ik begon b.v. met te zeggen: ‘Ik zal u zo dadelijk wel verklaren waarvoor ik eigenlijk kwam, maar eerst moeten we eens even praten.’ Na dit even praten wist je doorgaans al meer dan voldoende, en kon je gerust met de zaak voor de dag komen. Je verkreeg op deze manier gewoonlijk wat minder gegevens dan wanneer je systematisch een vragenlijst had afgewerkt, maar de gegevens bij de een vulden die bij de ander aan, en het voornaamste was, dat je er op kon bouwen. Een minimum van opzettelijkheid oogstte op deze wijze een omgekeerd evenredige mate van betrouwbaarheid. Daarvoor meen ik, moet men het odium van wat minder systeem even bereidwillig op zich nemen, als het eindvonnis van de boer, die je bij je vertrek een krankzinnigheidsverklaring achterna geeft, of het medelijden van de boerin die me vroeg: ‘Pater, moet u dat nu voor straf doen?’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B. Resultaten van het onderzoek.Wat was nu het resultaat van deze enquête? Hierop antwoordend zou ik de plaatsen die ik heb bezocht in drie groepen willen indelen, mits men voor ogen houde, dat een dergelijke indeling op papier de levende werkelijkheid altijd enig geweld aandoet. (De Duitse grensdorpen staan als vierde groep apart.) I. Plaatsen waar de stemloze uitspraak van de g, v en z, de per se heersende is, en waar die klanken nog slechts sporadisch, (maar niet incidenteel, d.i. niet vreemd aan het dialect der plaats als zodanig) stemhebbend worden uitgesproken. II. Plaatsen waar deze stemloze uitspraak niet de heersende is, maar toch voorkomt. III. Plaatsen waar deze stemloze uitspraak niet heerst, en waar ze slechts incidenteel, d.i. vreemd aan het dialect der plaats als zodanig, (hoewel niet noodzakelijk sporadisch) optreedt. Volgens deze groepering wordt dan de verdeling als volgt: I. Ubbergen (L 72), Beek (L 116), Berg en Dal (ongenummerd), | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Brakkenstein (L 113a), Hatert (L 107), Hees (L 66), Lent (L 68), Neerbosch (L 66 a). II. Ooy (L 73), Persingen (ongenummerd), Weurt (L 65 a), Beuningen (L 65). III. Leuth (L 74), Kekerdom (L 75a), Groesbeek (L 119), Malden (L 113), Wijchen (L 106), Oosterhout (L 63), Ressen (L 67), Bemmel (L 69), en de andere verder van Nijmegen afliggende plaatsen (zie kaartje). IV. Wat de vier Duitse plaatsen betreft, hier is discrepantie van een stemloze f naast een stemhebbende z en een stemhebbende, soms zelfs occlusieve, g. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C. Nadere bespreking.Groep I.De plaatsen van deze groep die men de stemloze zou kunnen noemen, zijn op bijgaand kaartje als zwart aangegeven. Bij een eerste blik op dit kaartje valt het onmiddellijk op, dat zes van deze acht plaatsen geografisch vlak tegen de stad Nijmegen aanleunen, terwijl Neerbosch practisch één geheel vormt met Hees, en Beek met Ubbergen. Deze situatie is op zichzelf al in staat om de presumptie te vestigen, dat we hier te doen hebben met een uitstralingsgebied waarvan de stad Nijmegen de haard vormt. Maar ‘praesumptio cedit veritati’ en we hebben er de toestand dus nader te bekijken. Het eerste feit dat ik op al deze dorpen constateerde was het steevaste optreden van f, s en ch, i.p.v. v, z en g in de uitspraak van verreweg de meeste autochthonen. Voor hen was hier deze uitspraak zo vanzelfsprekend, dat ze het niet anders meer konden zeggen. Toen ik bij een minder duidelijke articulatie van enkele proefpersonen in Lent (L 68), het dan ook maar eens waagde om het eens een keer rechtstreeks te vragen: ‘Hoe zegt u dat woord zaak en voet nu, met een s of met een z, met een f of met een v aan het begin?’, kreeg ik heel verontwaardigd het prompte antwoord: ‘Nee, wij seche hier cheen s of f. Wij seche hier een echte set en 'n korte fee. Net so as wij 't schrijfe.’ Eenzelfde bescheid kan men eventueel op al deze acht plaatsen krijgen. In zover ik het heb kunnen nagaan, maakt het hier ook geen verschil in welke positie van het woord de v, z en g staan. De v is voor hen nu eenmaal fee en de z set en de g chee, en een andere hebben ze niet. Iets anders is het of deze stemloze klanken in alle posities van het woord evenzeer tot hun recht komen. Afgezien van het optreden in de auslaut, dat vanzelfsprekend geheel buiten kwestie blijft, heb ik in genoemde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
plaatsen, evenals trouwens ook in Nijmegen zelf, graduele verschillen kunnen noteren. Gebrek aan plaatsruimte belet echter hier nader op in te gaan. Dat ik overigens in deze ‘stemloos -sprekende dorpen’ ook wel eens de er bijbehorende hypercorrectie ben tegengekomen, behoeft geen betoog. Dit betrof dan echter in hoofdzaak diegenen, die uit een zeker gevoel van superioriteit geen dialect plachten te spreken. Woorden b.v. als menzen en zuiker glipten er bij hen gemakkelijk tussendoor. Vooral in posities waar wij door assimilatie en sandhi normaal een klank stemloos zullen uitspreken, lieten zij dit wel eens graag achterwege, ofwel ze assimileerden in tegengestelde richting (stravzaak i.p.v. strafsaak, meer az zat i.p.v. meer as sat). Tot zover mijn constateringen aangaande de toestand zoals die in deze ‘zwarte dorpen’ heerst in het algemeen. Hierbij voegde zich nu echter een andere merkwaardige bevinding. In al deze plaatsen, waar de dorpsgemeenschap als zodanig genoemde stemloze uitspraak had, heb ik onder de autochthonen òòk mensen gesproken, die deze uitspraak niet kenden. Opvallend hierbij was, dat het in deze gevallen altijd oude mensen betrof ofwel personen die min of meer buiten de dorpskom woonden. Dit feit was voor mij niet alleen interessant omdat het tevens enige kijk gaf op de datering en localisering van het verschijnsel der genoemde stemloze uitspraak, maar vooral ook omdat het een bijdrage betekende tot interpretatie van dit verschijnsel zelf. Maar laten we eerst enkele van deze bevindingen noemen. In Neerbosch (L 66a) ontmoette ik onder de autochthonen een tachtigjarige man, die overal een onbetwistbare z, v, en g sprak, terwijl zijn zoon van ± 50, bij wie hij inwoonde, in dezelfde gevallen overal resp. een s, f en ch produceerde. (Deze zelfde tachtigjarige vertelde me, dat hij in Neerbosch ook nog de overgang zalt naar zout - en dit wil daar thans in de volksmond zeggen sout - had meegemaakt.) Daarnaast sprak ik er een vrouw van 87 jaar, die een consonantisme had dat tussen v en f, z en s, g en ch in lag. Fonetisch gezien heb ik gemeend dit te moeten verklaren als een aanzet tot verstemlozing tegen een weerstand om niet te verscherpen. In de kom van het dorp Lent (L 68), bezocht ik een oude moeder van ± 80 jaar, die trouw de Nijmeegse f, s en ch sprak evenals haar dochter. Maar op de Vossenpelts, een buurtschap onder Lent in de richting Bemmel (L 69), lieten de beide oude lui die samen ook 160 jaar bij elkaar konden tellen, zo goed als overal de v, z en g tot hun recht komen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daarentegen maakten hun drie dochters er een f, s en ch van, die voor de Nijmeegse niet onder deed. In Berg en Dal (ongenummerd), waar nog slechts betrekkelijk weinig oorspronkelijke bevolking woont, heb ik op buitenafliggende boerderijen uit de mond van autochthonen - ook niet-oude-mensen - een v, z en g kunnen beluisteren die ongetwijfeld stemloos werd uitgesproken maar even zeker niet geheel met de Nijmeegse f-, s- en ch-uitspraak samenviel. En bij een nabespreking met enkele proefpersonen in Hatert (L 107), gaven deze mij terstond toe, dat heel Hatert de v, z en g als f, s en ch zegt, maar als de Nijmegenaars ditzelfde doen, beweerden ze, klinkt dat toch weer anders. Dat ‘anders’ lichtten ze toe met ‘scherper’, en zonder hiermee bewust een technische term uit de fonetiek te bezigen, sloegen ze met deze kwalificatie m.i. de spijker midden op de kop. Met de gegevens voor me, waar ik er hier enkele heb uitgelicht, meen ik de volgende interpretatie te mogen wagen. Wij hebben hier te doen met een taalverschijnsel dat in de gedifferentiëerdheid van zijn optreden alle trekken vertoont van uitstraling vanuit Nijmegen. 1. Locaal gedifferentiëerd: verder af, of min of meer geïsoleerd wonende families buiten de dorpskom, die daardoor ook minder deelden in het contact van hun dorp met de stad, werden over het algemeen minder in dit taalverschijnsel betrokken. ‘Hoe verder ik mij op mijn reizen van de centra verwijderde, hoe vaster het ‘dialect’Ga naar voetnoot1, kan ik, mits op heel wat bescheidener afstanden toegepast, ook van deze enquête getuigen. 2. Temporeel gedifferentiëerd: verschillen tussen jong en oud. En hoewel de oude mensen uiteraard slechts een kleine minderheid vormden in deze dorpen, was het toch een belangrijke minderheid. Velen hunner hadden de stemloze uitspraak van v, z en g niet. En dit bewijst eigenlijk eerst doorslaande dat we betreffende deze plaatsen van een verstemlozing mogen gewagen. Wat in Nijmegen wellicht niet meer controleerbaar is en misschien ook niet zo is gesteld, blijkt, aan de hand van deze getuigen, voor deze dorpen buiten Nijmegen wèl het geval te zijn: de stemloze uitspraak is er, is er zelfs als de heersende, maar hoort er vanouds niet thuis. 3. Gradueel gedifferentiëerd: in al deze acht zwarte dorpen worden er nog autochthonen aangetroffen bij wie de v naar de f, de z naar de s, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en de g naar de ch nog onderweg is. Dit verschijnsel heb ik herhaaldelijk ontmoet. Aan dit onderweg zijn van v naar f, z naar s, en g naar ch kunnen we meer dan één naam geven. We kunnen het noemen een op weg zijn van een stemhebbende naar een stemloze of van een zachte naar een scherpe glijder. Maar misschien is hier in ons geval de eenvoudigste aanduiding nog wel: op weg van het dorp naar de stad. De bevindingen in de dorpen van groep 1 samenvattend kunnen we zeggen: 1o De dorpsgemeenschap als zodanig spreekt er de Nijmeegse stemloze en meestal scherpe f, s en ch. 2o Binnen die gemeenschap zijn er in al die dorpen nog personen die de stemhebbende v, z en g spreken, en hiermee representeren ze de oorspronkelijke uitspraak van hun plaats. 3o Er zijn anderen die een uitspraak hebben die weifelt tussen v en f, z en s, g en ch, en die misschien nog het beste weer te geven is als resp. v̭; z̭; g̭, dus als stemloos en toch niet scherp: met één voet in de stad en met de andere nog in het dorp. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Groep II.De plaatsen van groep II gaf ik op het kaartje met een stip in 't cirkeltje aan. Het zijn de plaatsen waar de v, z en g per se stemhebbend worden uitgesproken maar waar de stemloze uitspraak toch voorkomt. Het zijn: Ooy (L 73), Persingen (ongenummerd), Weurt (L 65 a) en Beuningen (L 65). Zij vormen zowel dialectologisch als geografisch de midden- en overgangsgroep. Er is benadering en afstand tegelijk. De toestand is hier veel minder vast dan in de dorpen van groep I. We kunnen er veel minder algemeens over zeggen, en het is zaak, de situatie in ieder van deze plaatsen even apart te bekijken. 1. Persingen en Ooy. - Persingen is nauwelijks een gehucht te noemen, zoals het er thans nog bij ligt. Enkele huizen dicht rond het oude kerkje gehurkt en verder nog wat verspreide woningen tussen de weilanden. Nadat men eenmaal heeft geconstateerd dat een plaats als Beek (L 116) en Ubbergen (L 72) de Nijmeegse uitspraak der v, z en g heeft overgenomen, zou men a fortiori haast durven zweren, dat de paar families van Persingen dat zeker hebben gedaan. Dit nu bleek niet het geval te zijn. Persingen ligt niets verder van Nijmegen af dan b.v. Beek of Hatert, maar het vormt als het ware een eiland in het weiland. De uitgestrekte | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
graslanden tussen Ooy-Persingen en de stad in, schijnen een relatief groter afstand te scheppen dan geografisch in kilometers ligt uitgemeten. De toestand die ik in Ooy en Persingen, zonder verschil tussen beide te constateren, aantrof, was de algemeen heersende stemhebbende uitspraak van z, minder stemhebbend de g, en vaak duidelijk stemloos de v, dus: als f. Wat de z betreft zou Ooy-Persingen dus rustig bij groep III, d.w.z. die van de stemhebbende uitspraak gerangschikt kunnen worden, met slechts incidenteel optreden van de stemloze uitspraak. Iets anders leek er me de g voor te staan die graag stemloos te voorschijn kwam, maar vooral de v. Het is alleen vanwege deze laatste klank dat ik Ooy-Persingen dan ook tot deze dorpen van groep II reken. Dat de v in Ooy-Persingen zich in een uitzonderlijke zwakke positie bevindt, is b.v. te beluisteren aan de uitspraak van de familienaam Vierboom. Dit geval trof me des te meer, omdat een broer van deze Vierboom in mijn eigen geboortedorp woont. Deze man nu heb ik van mijn jeugd af nooit anders genoemd of horen noemen dan als Vierboom, met een gewone v aan het begin. In Ooy-Persingen noemt men hem - en ook de familie zelf noemt er zich zo - Fierboom, met een duidelijke f. En in deze laatste vorm heb ik deze naam tot over de grenzen van Ooy-Persingen heen kunnen achtervolgen tot in Leuth (L 74) toe. Ook daar woont n.l. een tak der Ooyse familie Vierboom. En waar in heel Leuth de v in alle andere woorden over het algemeen nog wel safe is, praat men er nooit andere dan over Fierboom. Samenvattend kunnen we dus zeggen, dat in Ooy en Persingen een zekere discrepantie is waar te nemen in de uitspraak van v en z. De eerste heel vaak stemloos, de tweede dikwijls stemhebbend. Op het eerste gezicht zeker een enigszins vreemde toestand, maar die misschien wordt opgehelderd door de omstandigheid dat deze plaatsjes door hun ligging niet alleen voor Nijmeegse maar minstens evenzeer voor Duitse invloeden toegankelijk zijn of althans waren. De hierboven gesignaleerde f in het verder van Nijmegen afgelegen, maar aan Duitsland grenzende Leuth versterkt deze conjectuur. Over de Duitse uitspraak en eventueel Duitse invloed wordt straks nog uitvoeriger gesproken.
2. Weurt (L 65a) en Beuningen (L 65). - Ook hier weifelingen evenals in Ooy-Persingen en het naast elkaar optreden van beide uitspraken. Overheersend is het hier stemhebbend v, z en g. Van deze drie staat de v er ook hier het zwakste voor. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zo heb ik in Weurt uit de mond van bejaarde autochthonen naast voeten ook foeten kunnen horen. Daarnaast zeiden deze zelfde mensen echter normaal zy▴neΧ: zuinig, en zy▴pə: zuipen. Dit laatste vond ik hierom merkwaardig, omdat ik in het iets verder afliggende Beuningen waar ik eveneens foeten kon noteren, daarnaast ook nog suinig en versuipen en suiperd hoorde, met een s of iets tussen s en z in. Het is moeilijk, uit deze gegevens enige zekere conclusies te trekken. Mogelijk heeft het feit dat men in Beuningen naast zuinig ook wel suinig hoort, terwijl Weurt meer regelmatif zünig zegt, tot oorzaak dat tussen deze twee plaatsen door de diftongeringsgrens loopt. In Weurt diftongeert men de ie en de uu niet, in Beuningen wel. Hierdoor staat Weurt misschien dialectisch iets vaster dan Beuningen ook al ligt het dichter bij de stad. Ondanks de geografisch-verdere afstand is er voor het Beuningse zuinig - met gelijkluidend vocalisme als het stadse suinig - wellicht gemakkelijker aansluiting bij de stad, ook op consonantisch gebied, mogelijk, dan dit het geval is voor het Weurtse zünig. Vandaar dat het eerste van zuinig suinig wordt maar het laatste zünig blijft. Dit alles is echter slechts hypothese. Ook het plat-Nijmeegse sünig zal op de markt nog altijd wel gehoord worden, even goed als suinig in de winkels. Ook het feit dat dezelfde Beuningse autochthonen naast suinig toch ook weer zaak, zeven enz. zeiden, en dan weer voor de afwisseling van sien, gesicht en gesocht praatten, maakt geheel de indruk van een onvast overgangsgebied. Ook de g is er betrekkelijk labiel. Men kan er de stemloze uitspraak der z, v en g zeker niet de heersende noemen. Zij komt er echter wel voor, en niet louter incidenteel, d.w.z. niet louter door toevallig persoonlijk contact van de een of ander met de stad, maar als ingedrongen of althans indringend in de spraak der dorpsgemeenschap als zodanig. In de meeste gevallen hoort men er echter de stemhebbende spiranten nog stemhebbend uitspreken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Groep III.Deze dorpen zijn op het kaartje blanco gelaten. We kunnen over deze groep eigenlijk heel kort zijn. Er heerst zonder meer de stemhebbende uitspraak van de v, z en g als zijnde de uitspraak der dorpsgemeenschap. Treedt de tegenovergestelde uitspraak er even- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eens op in de mond van autochthonen, dan gebeurt dit altijd zeer incidenteel. Daarom hoeft de stemloze uitspraak er echter nog niet altijd noodzakelijk sporadisch voor te komen. Als voorbeeld neem ik Groesheek (L 119). Ieder die met echte Groesbekers in nader contact komt, kan al heel gauw vaststellen, dat het Groesbeekse dialect de stemhebbende v, z en g heeft. Nochtans heeft Prof. Dr. Jac. van Ginneken Groesbeek beoordeeld als een f-gebied. Althans op zijn ‘model van een kaartje voor het systeem der lichaamsdeelen’ met als voorbeeld, ‘Hij heeft pijn aan zijn voet’, heeft hij Groesbeek, evenals Huissen, aangestipt als foet-gebiedGa naar voetnoot1. Wat Huissen betreft, dit heb ik als buiten mijn terrein van onderzoek liggend niet nader gecontroleerd, wel Groesbeek. Welnu, Groesbeek blijkt heel zeker een voet- en geen foet-gebied te zijn, en toch kan ik mij de mening van Prof. van Ginneken heel goed verklaren. Het is n.l. zo gesteld: Zowel voet als foet komt in Groesbeek voor, evenals geit en cheit en zes en ses enz. Het gaat er maar om, wie dat ‘zus’ en wie dat ‘so’ zeggen. Zoals mij nu gebleken is, zeggen de autochthone Groesbekers, oud en jong, het allemaal ‘zus’, uitgezonderd degenen onder hen, die ofwel in Nijmegen op school, ofwel er al lang in dienst zijn, ofwel behoren tot diegenen die uit een zeker superioriteitsgevoel precies zo willen praten als de vele Nijmegenaars zelf die in Groesbeek wonen: die zeggen het ‘so’. Dit is in Groesbeek aldus gesteld en dito in Malden (L 113), Bemmel (L 69), Leuth (L 74) enz. Niet de frequentie van het verschijnsel op zich, maar dit in verband gezien met de wijze van optreden, heb ik tot criterium genomen bij de indeling van deze dorpen in stemhebbend- en stemloos-sprekend. En volgens deze maatstaf valt Groesbeek, evenals alle andere dorpen van deze groep, buiten het Nijmeegse f-, s- en ch-gebied. Er is echter nog een andere verklaring voor het feit dat inderdaad de f i. p.v. v zich in Groesbeek nog wel eens graag laat horen: ook Groesbeek is een grensdorp. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Groep IV. De Duitse grensplaatsen.Het tijdsbestek dat me tot verblijf op Duits gebied werd toegestaan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
was maar kort, en zodoende heb ik mijn enquête tot de grensplaatsen Zijfflich (L 117), Wijler (L 118), Kranenburg (L 128) en Frasselt (L 128a) moeten beperken. Mijn bevindingen in deze plaatsen waren vals volgt: Men praat er nog algemeen ‘plat’ en dit is in grote lijnen hetzelfde als het dialect dat men ook in de aangrenzende Nederlandse dorpen spreekt. Het feit dat er echter naast dit dialect in dit gebied een ander Algemeen Beschaafd als officiële taal staat, n.l. het Hoogduits, moet onvermijdelijk ook op dat dialect zijn invloed hebben. In de kwestie nu die het object vormt van mijn onderzoek: het stemhebbend dan wel stemloos produceren van v, z en g, bleek dit bijzonder het geval te zijn. Om dit nader te verduidelijken geef ik hier eerst enkele van de voorbeelden die ik noteerde, waarbij zich overigens tussen de vier plaatsen geen verschillen op dit stuk van zaken voordeden. Naast het Nederlandse woord plaats ik in fonetisch schrift het klankbeeld volgens de uitspraak ter plaatse met het daaraan corresponderende Hoogduitse woord er achter.
Wat de g betreft, die in het Hoogduits de klankwaarde g, in het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nederlands g heeft, heb ik geconstateerd, dat men ze in deze grensplaatsen in het dialect soms als g, meestal als g, maar nooit als Χ zegt. Deze klank kan hier dan ook verder onbesproken blijven.
Met de v is het blijkens de voorbeelden zò gesteld: heeft het corresponderende Hoogduitse woord f in de uitspraak, hetzij deze al of niet geschreven wordt, dan heeft het dialect van deze dorpen ook f; heeft daarentegen het Hoogduits daar een andere klank (leben) dan heeft men in het dialect v, (lɛ˔ː-və). Dit belette natuurlijk intussen niet, dat men er mij op de vraag: ‘Zegt u hier f of v?, rustig antwoordde: ‘Wij zeggen hier fau, d.w.z. Vau. Want de v van de naam zelf, waarmee men de v aanduidt, wordt consequent tot f. Ook verdient te worden opgemerkt, dat waar men v zegt (lɛ˔ːvə), deze niet dezelfde is als onze v ook al geven wij die eveneens als v aan. Ze heeft een klankwaarde die enigszins tussen onze v en w inligt. Eenzelfde consequente aansluiting bij de ‘Hochsprache’ als bij de f is er eveneens betreffende de z. De Hoogduitse uitspraak z (althans in deze streken van Duitsland) al schrijft men s, evenals f ook waar men v schrijft, vond ik in het dialect van deze plaatsen trouw weerspiegeld. Het geval s = z natuurlijk alleen voor een vocaal. Alleen naast de Hoogduitse affricaat ts staat hier in het dialect een s, b.v. sy▴kər naast het Hoogduitse Zucker; maar dit is dan ook normaal. (Een analoog geval met pf t.o.v. f doet zich niet voor, omdat men hier in het dialect niet f maar p heeft; hgd.: Pfeil, dial. pi▴l.) In alle andere gevallen is het er z, b.v. fərliːzə naast hgd. verlieren.
Na dit alles ligt de conclusie voor de hand: Van eventuele Nijmeegse uitstraling van stemloze spiranten is er in deze plaatsen niets te bespeuren. Stemloze uitspraak van g en z komt er niet voor, en waar de stemloze klank f als schriftbeeld een f of v representeert, wijst dit op trouwe aanleuning bij het Hoogduits.
Tot zover leverde mijn bezoek aan deze Duitse grensdorpen dus een negatief resultaat op voor mijn onderzoek. Toch meen ik dat het de moeite heeft geloond. Zo er al betreffende de stemloze uitspraak van v, z en g geen invloed van Nederlandse zijde op dit gebied van Duitsland valt waar te nemen, is daarmee niet uitgesloten dat wel het omgekeerde heeft plaats gehad. Ik denk hier in het bijzonder aan de toestand die ik in Ooy-Persingen heb aangetroffen, n.l. de in het algemeen sterke positie der z naast een zeer wankele v (zie blz. 109). Het toeval dat ik ook in Wijler (L 118) dat al heel dicht bij Persingen ligt, bij een familie Fierboom in huis kwam, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die zich eveneens Vierboom schrijft, maakt me hier nog meer opmerkzaam op. Zonder te durven uitmaken, of er in Ooy (L 73)-Persingen - en wat de uitspraak Fierboom betreft, zelfs in Leuth (L 74) - (zie blz. 109) meer invloed vanuit Wijler (L 118) en Zijfflich (L 117) (die resp. aan beide Nederlandse dorpen grenzen) dan wel uit Nijmegen heeft gewerkt, om er de v hier en daar tot f te maken, meen ik toch, dat de Duitse nabuurschap van de f wellicht enig licht op deze stand van zaken werpt. De z in Ooy-Persingen wordt, als we het zo mogen zeggen, alleen van de Nijmeegse kant onder vuur genomen; van Duitse zijde wordt ze ondersteund. De v daarentegen staat er tussen twee vuren in. Dit verklaart m.i. mogelijk het labiele evenwicht waarin daar deze stemhebbende glijder verkeert. Ook in het grensdorp Groesbeek (L 119), zoals wij reeds insinueerden, kan de f van Duitse zijde hier en daar zijn binnengesmokkeld, hoewel dit overigens, zoals gezegd, nog in het algemeen een v en z-gebied vormt (zie blz. 111). Hiernaast staat dan weer Beek (L 116) als f en s sprekend, waar, wat de f betreft, òòk eventuele Duitse invloed niet ontkend behoeft te worden, maar waar de s Nijmeegse uitstraling onmiskenbaar belijdt. Zo gezien heeft dit korte onderzoek over de grens iets positiefs bijgedragen tot verklaring, aanvulling, respectievelijk correctie van de voorafgaande bevindingen in het Nijmeegse uitstralingsgebied.
Als we met een blik op het kaartje het gebied van onderzoek nog eens overzien, constateren we dat het eigenlijke Nijmeegse uitstralingsgebied der stemloze f, s (dito sj) en ch, slechts een betrekkelijk kleine omtrek rond de stad beschrijft.
Als we heel globaal en elastisch dit stemloze gebied zouden willen afpalen, dan zou in het Noorden ‘het Zand’ (dit is tussen Lent (L 68) en Ressen (L 67)) en de ‘Vossenpelts’ (d.i. tussen Lent (L 68) en Bemmel ((L 69) de grensstrook vormen; ten Oosten zou dit de Ooyvlakte zijn en de landsgrens achter Beek (L 116) en Berg en Dal (ongenummerd); in het Zuiden is het ongeveer de ‘Scheidingsweg’ die tussen Brakkenstein (L 113 a) en het Maldense Vlak loopt (Malden = L 113); en in het Westen is het 't Maas-Waalkanaal. Verder strekt, althans tot nog toe, dit ‘Rijk van Nijmegen’ zich niet uit. De blanco dorpen op het kaartje vallen er buiten. En de vier van een stip voorziene behoren er slechts in min of meer los verband bij. In hoever ook de andere bijzonderheden van het Nijmeegse conso- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nantisme, zoals de uvulaire r en eventueel de min of meer stemloze inzet van een b en d aan het woordbegin, zich tegelijk mèt de stemloze f, s en ch buiten Nijmegen verbreid hebben, zou zeker een onderzoek waard zijn, maar mag ik hier als buiten deze enquête liggend onbesproken latenGa naar voetnoot1. Opmerkenswaardig is, dat in alle geval alleen het Nijmeegse consonantisme zijn invloed op de omliggende dorpen heeft doen gelden, terwijl men er het vocalisme van zijn eigen dorpsdialect ongerept bewaarde. Waar het səgɑːr of səgɔːr was, werd het wel səΧɑːr resp. səΧɑːʀ of səΧɔːʀ maar nergens səΧœːʀ.
Deze enquête aan te vullen met een onderzoek van phonologische aard, zou zeker mogelijk en wenselijk zijn. Het geschiedt dan ook niet uit hoofde van onbelangrijkheid als ik hiervan afzie.
Tenslotte moge het onnodig zijn er op te wijzen, dat het positief vaststellen van een taalverschijnsel als in zijn optreden typerend voor Nijmegen en naaste omgeving niet wil insinueren, dat dit iets exclusiefs voor dit gebied zou zijn. Het ook op groter schaal in ons Nederlands taalgebied voorkomende verschijnsel van verstemlozing der stemhebbende glijders, vooral aan het woordbegin, wist echter alsnog de grenzen niet uit, waarbinnen Nijmegen en naaste omgeving zich zowel door intensief als frequent optreden van dit verschijnsel blijft markeren als een apart gebied. L. Terpstra C.P. |
|