3 (1951), nr. 1: J. Klatter schrijft over de algemene kenmerken van het Gronings, H. Arink over provincialismen in de cultuurtaal van het oosten, H. Entjes over de schommel. W.H. Dingeldein besluit zijn opgaven van spreekwoorden en zegswijzen in het Denekamps. - Nr. 2 - Chr. Stapelkamp behandelt de genit, ‘'s warreldaags’ (in de bet. op werkdagen) in het Gronings, A.R. Hol vervolgt haar artikel over de Oude IJselstreek als grensgebied en J. Broekhuysen schrijft over ‘verspochten’ in de betekenis ‘bedorven’. - Nr. 3 - A.M.J. Deelman en P.J. Meertens huldigen K. ter Laan ter ere van zijn 80ste verjaardag, Tj. W.R. de Haan vervaardigde een bibliografie van diens geschriften. C.G.N. de Vooys geeft taalkundige opmerkingen over het werk van 17de eeuwse Deventer dichters, J. van der Veen en H. Arink vervolgen de opmerkingen over provincialismen in het oosten en C.B. van Haeringen schrijft over merkwaardige vormen van de ww. doen, gaan, slaan, staan en zien. - Nr. 4 - G.G. Kloeke mengt zich in het gesprek over de provincialismen, J. Poortman schrijft over merkwaardige deelwoorden in Zuid-West-Drente, J. Naarding over de uitdrukking: ‘over de puthaak trouwen’.
Levende Talen 1951, nr. 159: N. Wijngaards schrijft over het Indonesisch en de invloed van het Nederlands. - Nr. 160 - M. Berveiller behandelt taalkundige problemen in de Elzas.
Neophilologus XXXV (1951), nr. 2: M. Valkhoff schrijft over Nederlandse woorden in het Spaans.
De Nieuwe Taalgids 43 (1950), nr. 1: A.G.J. Hermans, de schrijver van het Jagerswoordenboek, geeft opmerkingen bij het Jacht-Bedrijff, door A.E.H. Swaen, A. Weijnen schrijft over een syntactisch verschijnsel in de volkstaal, n.l. de scheiding van object en voorzetsel. - Nr. 3 - C.G.N. de Vooys schrijft over de omgangstaal in het begin en tegen het einde van de 17de eeuw, P.C. Paardokoper over ‘als’ en ‘dan’ bij vergelijkingen. - Nr. 4 - H.L. Bezoen en L.C. Michels behandelen de volksuitdrukking ‘voor schut staan’, ‘verschut staan’.
44 (1951), nr. 4: J. Naarding schrijft over de uitdrukking ‘de kop is mij oranje’. - Nr. 5 - K. Kooiman wijst op de onbetrouwbaarheid van streekromans als bron voor de kennis van het dialect. - Nr. 6 - C.G.N. de Vooys geeft een uitvoerige bespreking van Die Afrikaanse Woordenboek.
Pompeblêdden 21 (1950), nr. 4: In dit nr. en de beide volgende schrijft P. Sipma over de verhouding van het Fries en zijn dialecten. - Nr. 5 - H. Tsjepkema behandelt Friese uitdrukkingen over het weer. - Nr. 6 - Kr. Boelens geeft mededelingen over veranderingen in de Friese dialecten.
22 (1951), nr. 1: P. Sipma vervolgt zijn art. over het Fries en zijn dialecten, in dit nr. en in nr. 2 schrijft J.J. Hof over tegenwoordige klank- en vormveranderingen, in beide nrs. vervolgt Tsepkema zijn behandeling van de uitdrukkingen over het weer.
De Speelwagen 5 (1950), nr. 6: G. Karsten schrijft nog eens over ‘eenvorme’, ‘informe’, ‘yefforme’.