Uitdrukkingen met dik - dikte
Het doet niet dik betekent te Aarschot: het is maar schraal, er is niet veel voorhanden, enz. Vooral gebruikt als er minder is dan men verwacht. Voorb.: Liggen er nog patatten in de kelder? Het doet niet dik meer. - Hebt ge gewonnen? Het doet niet dik. - Heeft die man geld achtergelaten? Het doet niet dik. - De uitdrukking kan ook met een subst. als onderwerp gebruikt worden: Het vlees doet niet dik in hun keuken. - De vis doet niet dik hier, zegt de teleurgestelde visser. - De klanten doen niet dik vandaag (er komen er niet veel).
In de laatste twee zinnen kan ook een ander werkwoord gebruikt worden: de vis zit niet dik hier, de klanten komen niet dik vandaag. Aldus zien we hoe de uitdrukking het doet niet dik kon ontstaan, want met die andere werkw. heeft dik duidelijk de betekenis ‘dicht bij elkaar, zonder grote tussenruimte’, als in: de sneeuw valt dik, de bomen staan hier veel te dik, het gras komt uit zo dik als het haar op 'nen hond.
Het begrip ‘ruim’ voor een telwoord wordt uitgedrukt door dik: Hoeveel leerlingen zijn er in de school? Een dikke driehonderd, of dik driehonderd. - Hoe oud is uw vader? Een dikke zestig of dik zestig. - Hoe laat is 't? Dik zeven ure; dik half zeven; een dik kwartier of dikke tien minuten na zeven ure. - Dat zal nog dikke veertien dagen duren.
Van een dungesneden boterham met veel boter zegt men dun van leer en dik van smeer. Op de niet al te beleefde vraag watte? antwoordt men vaak schertsend: 'nen dikke mee 'ne platte! De bedoeling is ofwel ‘ge moet dat beleefder vragen’ ofwel ‘daarop wens ik niet te antwoorden’.
Als er getwist wordt en iemand blijft koppig op zijn standpunt, voegt men hem, ten einde geduld, kleinerend toe: Allee toe, 't is goed, ge hebt den dikste! Wat zoveel betekent als: ‘Nu ja, ik wil er niet verder over twisten, ge moogt denken dat ge gelijk hebt, al is 't dan ook niet waar!’
Van iemand die zich opwindt en dan drukte maakt, zegt men niet alleen a mǫktəm dik (hij maakt zich dik), maar ook hij maakt van zijnen dikke of zelfs hij draait van zijnen dikke.
Zich van dikte trekken betekent ‘zich uit de slag trekken’. Voorb.: Als de baas er op uit komt, dat we hem bedrogen hebben, steekt het dan maar op mij; ik zal me wel van dikte trekken!