Taal en Tongval. Jaargang 3
(1951)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
Kinker over de dialectenToen Johannes Kinker, de dichter-filosoof, zijn advocatuur te Amsterdam verwisseld had voor een professoraat in de Nederlandse letteren te Luik, schreef hij, in 1818, een uitvoerig gedicht: Mijn afscheid aan het Y en den Amstel, bij mijn vertrek naar LuikGa naar voetnoot1, waarin hij o.a. uiteenzet op welke wijze hij zijn leerlingen ‘onzen rijken noordschen tongval’ zal aanleren. We halen enkele regels uit dit lied aan, omdat Kinker daarin een stuk of wat Hollandse steden dialectologisch gekarakteriseerd heeft, t.w.: Henegouwen, Luik, en Namen,
Waar men zelfs het vlaamsch niet kent,
Zal men Hollandsch hooren spreken
Van het een naar 't ander end.
't Zal van alle kanten wezen: -
‘Vrind, hoe vaar je? - Wees gegroet! -
‘Nu - hoe maakt het de Amsterdamsche
‘Huisvrouw? - Vindt ze ons land niet goed?
‘Maalt ze nog van oit en t'hois zijn,
‘Van de botter en de kaas? -
‘Kijk! dan spreekt men hier toch beter
‘Aan de boorden van de Maas. -
‘En de Rotterdamsche deerne
‘GeirtGa naar voetnoot2 die nog de dubbelde Ee?
‘Doen de Gouwsche Jonker Kloassens
‘En zijn dikke tante Keê
‘Nog de scherp-lange Oa-klank hooren,
‘Met een open' bollen mond?
‘Is de spraak der Laijenaren
‘Nog zoo lijm'rig, zout, en bont;
‘Vol met allerhande kleuren
‘Van gemengd vokaal-geluid,
‘Dat den Eburonschen ooren
‘Hier te Luik geweldig stuit? -
| |
[pagina 34]
| |
Uit wat er verder volgt blijkt, dat Kinker ook naar het Luikse dialect zijn oor belangstellend te luisteren had gelegd. In een noot wijst hij er op, ‘dat er vele Nederduitsche woorden in 't Luiksch gevonden worden, gelijk: Forzumé (verzuimen), L'amor nô fai tò forzoumé (De liefde doet ons alles veronachtzamen), Ahasté (aanhechten), Stopé (stoppen) en een menigte andere’Ga naar voetnoot1. P.J.M. |