Nogmaals: een nieuwe Gallée
Wanneer men onder dialectologen een enquête zou houden, welke noordnederlandse dialectwoordenboeken en -lijsten bevredigend zijn en niet al te vaak in de steek laten, dan zouden waarschijnlijk alleen Boekenoogen's Zaansche volkstaal en Ter Laan's Nieuw Groninger woordenboek met een prijs bekroond worden en dan nog om geheel verschillende redenen. Het oordeel over de andere lijsten, zowel de afzonderlijk uitgegevene als degene, die voorkomen in dialectgrammatica's, zou waarschijnlijk luiden: bruikbaar bij gebrek aan beter. In 1948 is het aantal van deze laatste met één vermeerderd, n.l. het Twents-Achterhoeks woordenboek door G.H. Wanink, dat eveneens door verschillende dialectologen een bruikbaar boek wordt genoemd.
Wie het boek zelf niet heeft gezien en gebruikt en alleen de bespreking las, die H. Bezoen schreef in de tweede aflevering van Taal en Tongval (jg. 1, blz. 62), zou op grond daarvan misschien verzuimen, ten onrechte, het ooit in handen te nemen. Er bestond behoefte aan een woordenboek voor het dialect van deze streek, zoals voor alle streken, waarvoor we nog geen uitvoerige woordenlijsten hebben. Het Geldersch-Overijselsch woordenboek van Gallée geeft woorden uit dezelfde streek weliswaar, maar een vluchtige vergelijking van beide lijsten doet spoedig zien, dat Wanink een belangrijk aantal woorden geeft, die Gallée niet kent. O.a.: slim - pienter, gruun - ongekookt, vat - doodkist, hèènig - zacht, kalm, stroevellen - struikgewas, kammezeultjen - aardappel, die in de schil gebraden wordt, traanseneern - kwellen, behôots - zwijgzaam, bejödden - bedriegen, bekkedeer - vrouw, die veel scheldt, bekweem - soepel, gemakkelijk, beleg - uitvluchten, omhaal van woorden, klapen, haver-klapen - het zaad er half afdorsen, knats - totaal (bijw. ter versterking), pulsken - waden; aan de oppervlakte karnen. (Voor de volledige omschrijving der woorden zie men het woordenboek zelf).
Wie tevreden is met deze uitbreiding van onze kennis van de woordenschat, zal zich verheugd hebben over het verschijnen van dit boek, maar wie er wetenschappelijke eisen aan stelt, zoals Dr Bezoen dat deed, zal onbevredigd blijven. Wat dit betreft is de kritiek voor het overgrote deel juist. Een woordenboek in de geest van Boekenoogen's Zaansche volkstaal, had door Dr Bezoen zelf geschreven kunnen worden, en het valt te betreuren dat hij ver weg en onbereikbaar was toen de heer