Boekbespreking
W.A. de Ruijg, Phonétique et morphologie du patois de Neerheylissem. Amsterdam, Allard Piersonstichting, 1949. (VI + 106 pp.).
Neerheylissem is een Waals dorp, vlak tegen de taalgrens gelegen, ten zuiden van Tienen, op ongeveer gelijke afstand van Luik, Namen en Nijvel. De naam wijst op Germaanse oorsprong. Het dorp was dan ook nog Vlaams op het eind van de 17e eeuw. Zelfs in het begin van de 19e eeuw werd er nog veel Vlaams gesproken, thans echter door ten hoogste 2% van de bevolking. Opvallend zijn nog steeds de Nederlandse, althans Germaanse, elementen. Het woord mèskìn bijv. betekent meisje, sùprouw: spreeuw, cràp: korst, clap: klap, gàt: geit. Ook een uitdrukking als le samèn ki vẽŋ herinnert aan: de komende week. Maar zelfs de klankontwikkeling vertoont parallellen: veel vocalen hebben hun nasalisering verloren, stemhebbende ploffers en glijders werden in auslaut stemloos, en in de sandhi heeft men progressieve assimilatie van de stem als in Ned. grafzerk. Alle zeer interessante kwesties om te onderzoeken of ze substraat- of superstraat-verschijnselen zijn. Maar daaraan is dhr De Ruijg niet toegekomen.
Het boek behandelt de ontwikkeling van de Neerheylissemse klanken vanuit het Latijn en vergelijkt deze constant met die in het Naams, het Luiks en het Westwaals. Daarbij bevindt hij dat het dialect conservatief is, inzoverre het vaak met het Oostwaals overeenstemt, maar dat het ook veel westelijke vernieuwingen met het Naams en het Westwaals gemeen heeft. Daarna volgt nog de vormleer, met historische verklaringen.
Gaarne hadden wij ook nog een phonologie en een syntaxis in deze monografie aangetroffen. Maar De Ruijg, een leerling van M. Valkhoff, is als Rode-Kruisvrijwilliger gesneuveld voor hij zijn studies heeft kunnen voltooien.
Op pag. 2 van zijn posthuum werkje had hij nog een syntactische studie in het vooruitzicht gesteld.
Interessant zou ook een meer stilistische behandeling van de stof geweest zijn, maar als Nederlander verkeerde de auteur natuurlijk al in een heel ongunstige positie voor zulk een onderzoek.
A. Weijnen