Taal en Tongval. Jaargang 1
(1949)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 168]
| |
Enige opmerkingen over het verleden deelwoordIn deel LX van het Tijdschrift voor Ndl. Taal- en LetterkundeGa naar voetnoot1 geeft Mej. Dr. Hol een uitvoerig overzicht van de prefixen der verleden deelwoorden in ons taalgebied. Ze spreekt haar verwondering uit over de toestand op Noord-Beveland (blz. 273), waar volgens haar gegevens het prefix ge- (he-) wordt gebruikt, ofschoon veertig jaar geleden de participia met e- gevormd werden. (A. Verschuur, Klankleer van het Noord-Bevelandsch, 1902). Nu is op Walcheren, een afgerond geheel, e- in het participium vervangen door ge- (he-), behalve in Westkapelle. Ik concludeerde, dat hetzelfde proces zich in de laatste decenniën had afgespeeld op Noord-Beveland, eveneens een afgerond gebied. Maar toen ik ten overvloede enige Noordbevelanders op Walcheren raadpleegde, bleek me, dat het deelwoord nog steeds met e- gevormd wordt. Vervolgens heb ik, in 1948, een tocht door Noord-Beveland gemaakt en bevonden, dat de toestand nog precies zo is als in de tijd van VerschuurGa naar voetnoot2. Mej. Hol heeft zich dus volkomen terecht verbaasd. Bij mijn onderzoek leerde ik ook nog eens, hoe gemakkelijk foutieve gegevens verstrekt worden. Daarom moge een korte uitweiding volgen. Ik verzocht drie H.B.S.-ers uit Noord-Beveland na schooltijd gezamenlijk bij mij te komen. Ik vroeg hun bij dat bezoek, of het verleden deelwoord in hun dialect met ge- of e- gevormd werd. Zonder aarzelen antwoordden ze: ‘met ge-’ ‘Dus geweest?’ vroeg ik. ‘Nee, gewist’ - en elkaar aankijkende: ‘nee, ewist’, en daarna vertelden ze over verschil in lengte van de vocaal in de tweede lettergreep van dit deelwoord in verschillende dorpen. Nu waren ze pas thuis. Ik noemde nog een aantal infinitieven, waarvan zij het deelwoord gaven b.v. op-eteld, uut-erokken en toen ik bij hun vertrek zei: ‘Je wordt er niet uut-egooid’, verbeterden ze mijn gebrekkig Zeeuws in ‘uut-ehooid’. Wanneer ik dus terloops deze H.B.S.-ers naar de toestand gevraagd had, zou ik dezelfde onjuiste inlichtingen gekregen hebben als Mej. Hol. Deze leerlingen kwamen juist uit school, ze waren nog in de stad, ze | |
[pagina 169]
| |
kwamen bij een stedeling. Ze waren dus volkomen op stad en school ingesteld. Ze moesten eerst hun verdedigende houding in den vreemde afleggen en zich in de intimiteit van hun eiland verplaatsen, voordat het eigene voor de dag kwam. De manier, waarop ik de zaak inleidde, deugde ook niet. Ik had zelfs H.B.S.-leerlingen niet naar de school terug moeten brengen door termen als ‘verleden deelwoord’ te gebruiken. Het deelwoord met e- (ezien) verdwijnt in Zuid-Holland tamelijk snel. Zo zelfs, dat Mej. Hol tegenover de gegevens langs de Oude Rijn met e- een gepaste reserve in acht wil nemen. Dit is evenwel niet nodig. Veertig jaar geleden, toen ik in het zuiden van Zwammerdam woonde, was de vorm met e- algemeen gebruikelijk bij arbeiders; boeren gaven in 't algemeen de voorkeur aan ge-. Het ligt voor de hand en bij navraag is me gebleken, dat e- in die streken nog niet geheel verdwenen is en dus de gegevens van Dr. Hol juist zijn. Maar het is zeker, dat de participia met e- in Zuid-Holland en het zuiden van Noord-Holland geen lang leven meer beschoren is en ge- zal gaan grenzen aan het stevig staande deelwoord zonder prefix in Noord-Holland. Bij een verblijf in het noorden van Noord-Holland kan men opmerken, dat de welgestelde boer er niet over denkt de vorm zonder voorvoegsel op te geven. Hetzelfde kan men waarnemen in Groningerland. De vorm met e- geldt ongetwijfeld als de minst aanzienlijke naast de beide andere. Bezoen verklaart de verandering van het participium in het Enschedees - verlies van e-, dus ehòwn wordt hòwn (houwen) - door het versnelde tempo, dat stedelingen eigen is of wordtGa naar voetnoot1. De e-vorm wordt evenwel in het hele oosten van Twente vervangen door de prefixloze vorm blijkens de Leidse Taalatlas, nr 70Ga naar voetnoot2. Trouwens, ook in het Westen is in groeiende steden een sneller tempo een gewoon verschijnsel zonder dat bij mijn weten iets prijs gegeven wordt. Rad sprekende Westerlingen uit het volk geven b.v. toch melleke(n), Hilleversum, bewerrekelijk, enz. het volle pond van hun drie, resp. vier, resp. vijf lettergrepen. Het zou me niet verwonderen, als de bevolking van Enschede en van geheel Oost-Twente de overgang van e- tot prefixloos, aansluiting aan het in dit opzicht homogene Noorden, als een stap ‘omhoog’ beschouwde. Ook in het aangrenzend gebied van Duitsland wordt het participium met e- snel opgeruimdGa naar voetnoot3. K. Kooiman |