Taal en Tongval. Jaargang 1
(1949)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 166]
| |
sk en schBij de opmerkingen van Prof. Blancquaert in: Na meer dan 25 jaar dialectonderzoek op het terrein (Kon. Vl. Academie, Reeks III, nr 28, 1948, blz. 28 vlgg.) wil ik een kleine aanvulling geven. Bij mijn onderzoek van het Amsterdams en het Wierings dialect heb ik hetzelfde verschijnsel opgemerkt, nl. dat dezelfde spreker sk en sch in dezelfde woorden kan gebruiken. Dit viel mij ook meer dan eens op bij sprekers uit Noordholland benoorden het IJ. Maar zover ik met het oor kon nagaan is het verschijnsel fonetisch minder eenvoudig dan een naast elkaar gebruiken van de beide klankgroepen. Ik twijfelde nl. heel dikwijls of ik een sk- of een sch- verbinding hoorde en meende tenslotte te moeten concluderen dat in vele gevallen de sluiting van de k heel zwak was en gevolgd werd door een gutturaal geruis. Wanneer ik een enkele maal aan een proefpersoon vroeg of hij sk of sch zei, herhaalde hij noch een duidelijke sk noch een sch, maar dezelfde bovenbeschreven klank. Eykman beschreef deze klank voor het Hindenloopens dialectGa naar voetnoot1 en Dr. Kaiser voor het UrksGa naar voetnoot2. Beiden werkten met de fonetische toestellen van Rousselot en trokken hun conclusie waarschijnlijk op grond van een klein aantal gegevens. Voor de Noordhollandse dialecten zou het verschijnsel verklaard kunnen worden uit het feit dat de dialectsprekers aarzelen tussen beide klanken door de invloed van het Algemeen Beschaafd. Maar voor Hindeloopen in 1913 en voor Urk in 1930 ligt deze verklaring niet zo voor de hand. Maar zelfs wanneer ook hier deze invloed van het A.B. gewerkt heeft, dan wekken deze verschijnselen uit verschillende dialectgebieden sterk de indruk, dat de overgang van sk naar sch niet sprongsgewijze, maar geleidelijk gaat en het zal waarschijnlijk heel goed mogelijk zijn dit probleem door een fijnere fonetische analyse van veel meer gevallen op te lossen. Wanneer dit zo is wordt ook de oude oorspronkelijke overgang van sk tot sch veel begrijpelijker, al is het niet noodzakelijk dat deze zich op dezelfde wijze heeft ontwikkeld. Maar van fonetisch stand- | |
[pagina 167]
| |
punt ligt de verslapping van een sluiting tot dat een geruis ontstaat wel zeer voor de handGa naar voetnoot1. Jo Daan |
|