Een miskend ingvaeonisme
Voor draaien, zaaien, waaien, kraaien, groeien, bloeien, roeien, *spoeden (groeien) heeft het oudengels drâwan, sâwan, wâwan, crâwan, grôwan, blôwan, rôwan, spôwan. In deze woorden vindt men dus w in plaats van j na lange vocaal. Hetzelfde verschijnsel doet zich ook voor bij ofri. grôwinge van *grôwa = groeien. Kan men nu ook op ons taalgebied iets dergelijks aantreffen?
Wie Van Loey's Mnl. Sprkk. I § 74, 75, Franck's Mnl. Gramm. § 150, Ts. dl III p. 96-97 en Ts dl VII p. 200 bestudeert, stoot op verschillende vormen die in dit opzicht te denken geven. Van waeyen bestaat een praeteritum wieu in de Rijmbijbel en de Cronike van Vlaenderen. Bij draeyen bestaan een praeteritum conj. 3. sing. drieuwe bij Cornelis Everaert en een praeteritum ind. drieu in de roman van de Burggraaf van Couchy, maar bovendien een infinitief drawen in Ieper. Van craeyen levert een plaats in de Rijmbijbel kryen, wschl. een verschrijving voor kryeu. Van groeien kent Praet een praeteritum grieu. Van saeyen bestaan tenslotte een praeteritum sieu en een participium gesawen in de Rijmbijbel, bij Praet, in de Esopet en het Brugse Memoriael. Ik moge hier nog aan toevoegen sieu uit de Spieghel der Sonden (Mnl. Wb. VII 33).
Zoals men ziet, zijn het uitsluitend Vlaamse vindplaatsen. De Rijmbijbel is van Maerlant, Praet is een Vlaming, Everaert een Bruggenaar; de Cronike van Vlaenderen, de roman van de burggraaf van Couchy en de Esopet worden in de Bouwstoffen resp. sterk Vlaams gekleurd, westmiddelnederlands oostvlaams gekleurd, en westmiddelnederlands genoemd. De Spieghel der Sonden is Westvlaams. De gegevens uit Brugge en Ieper spreken voor zich zelf.
Is er echter ook tháns nog iets van dit verschijnsel te bekennen? In ieder geval niet veel. J. Vercoullie zwijgt erover in zijn Spraakleer van het Westvlaamsch dialect (Onze Volkstaal II). Ook De Bo geeft niets en J. Jacobs, Het Westvlaamsch van de oudste tijden tot heden (Groningen-Den Haag 1927) zegt zelfs op p. 282: ‘a + j werd waarschijnlijk te allen tijde aoj als heden: waojen’.
Maar als wij daarna in de Westvlaamse en Zeeuwse Dialectatlas van Blancquaerts reeks gaan kijken, worden wij toch niet geheel teleurgesteld. Op krt 69: gras gezaaid vinden we nl vormen met y als tweede element van de diphthong (type Χəzɔ▴yt) in N 146, 140, 89, 132, 137, H 41, 14, 11, 3, 116, 67, 34, 24, 47, 108, en I 102, 50, 53, 31a, 36,