De lijdende vorm in het Aarschots dialect
I. Hulpwerkwoorden
In de lijdende vorm gebruikt men de enkelvoudige tijden word(t) - worden, werd(t) - werden, de infinitief worden en het verleden deelwoord geweest. In een schoolse vorm uitgedrukt luidt de regel: het hulpwerkwoord van de lijdende vorm is worden in alle onvoltooide tijden (onv. teg., onv. verl., onv. toek., onv. verl. toek. tijd), zijn in alle voltooide tijden. Met zijn worden hier de volledige tijden van zijn bedoeld, het verleden deelwoord inbegrepen. Voorbeelden:
A. |
1. | Dat kind wordt alle dagen niet gewassen. |
2. | Dat kind werd alle dagen niet gewassen. |
3. | Dat kind zal alle dagen gewassen worden. |
4. | Dat kind zou alle dagen gewassen worden, als het niet ziek was. |
|
B. |
1. | Het huis is verleden jaar nog geverfd geweest. |
2. | Daar was gezegd geweest, dat alleman weg moest. |
3. | Daar zal wel gezongen en gedanst geweest zijn in de late uren. |
4. | Hij zou wel verraden geweest zijn, als ze zo'n grote schrik niet gehad hadden. |
|
In alle gevallen van groep B is geworden i.p.v. geweest mogelijk. Ik geloof, dat geen enkel Aarschottenaar geworden zou aanvoelen als een fout tegen het dialect. Toch meen ik, dat dit geworden aan invloed van de school en van de beschaafde taal moet toegeschreven worden. Het dialect kende m.i. oorspronkelijk slechts geweest in zulke zinnen. Misschien ook is er analogie-invloed van zinnen zoals vermeld onder A in het spel, zodanig dat het p.p. geworden, in het dialect normaal gebruikt als verleden deelwoord van worden = devenir, in de plaats van het afwijkende geweest kwam te staan.
Evenals in het Nederlands kan het verl. deelw., in casu geweest, in al de zinnen van groep B verzwegen worden. Of men het bij voorkeur verzwijgt, weet ik niet. Persoonlijk meen ik, dat het liefst uitgedrukt wordt.