Taal en Tongval. Jaargang 1
(1949)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zuidlimburgse sleeptoon en stoottoon in samengestelde woordenGa naar voetnoot1De dialecten van Oost- en Centraal-Limburg (en bij de eerste rekenen we natuurlijk die van Nederlands Limburg) vormen samen met het Rijnland een gebied, waar de betoning een rol speelt, die in het overige Nederlands (resp. Duits) onbekend is. In het Nederlands, Duits, Frans, Engels, enz. (nl. in de zgn. beschaafde vormen van deze talen) wordt stijgende of dalende betoning gebruikt ofwel om gevoelens uit te drukken, ofwel om de delen van een zin te verbinden en te ordenen. Ook het Limburgs wendt deze betoning aan, maar daarenboven heeft elk Limburgs woord van enig belang in beklemtoonde positie zijn eigen accent, dat het nooit loslaat. Een Zuid-Limburger zal b.v. twee woorden als het mannelijke woord va.l ‘duivenslag’ en het vrouwelijk va:lGa naar voetnoot2 (muizen-)val steeds door een verschillende muzikale en dynamische betoning onderscheiden: het eerste spreekt hij op een tamelijk lage, slepende toon uit, die op het einde even stijgt, het tweede begint muzikaal hoger en daalt plotseling: het einde wordt als afgebeten, zodat het woord ook dynamisch geheel anders wordt behandeld en daardoor ingekort is. Op dezelfde wijze onderscheiden we de gezegdevorm van de attributieve vorm in sommige adjectieven; b.v. in də ku: es brau.n ‘de koe is bruin’ heeft het adj. sleeptoon, in də brau:n kū: heeft het stoottoon. Elk dialectspreker houdt deze vormen volkomen duidelijk (alhoewel geheel onbewust) uit elkaar; de verwisseling er van zou de taal voor een Limburger onverstaanbaar maken: moest iemand in de zin de muis zit in de val het laatste woord als va.l (met sleeptoon) uitspreken, dan zou de hoorder onmiddellijk aan een duivenhok en niet aan een muizenval denken; omgekeerd zou iemand, die de Tongerse zin də dau:f zit op də va.l ‘de duif zit op de duivenslag’ horen uitspreken... op də va:l, dan zou hij zich afvragen wat een duif met een muizenval te maken heeft; even- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
min zou een kind iemand verstaan, die zou zeggen: ix spē.l mẹt də ba:l (stoottoon), in plaats van... mẹt də ba.l (sleeptoon) ‘ik speel met de bal’; ba:l met stoottoon kan niets anders zijn dan een dansfeestGa naar voetnoot1. Uit deze feiten blijkt dat het verschil in betoning een phonologische rol speelt, even belangrijk als b.v. het timbre van de klinkers. Het onderscheid tussen va.l en va:l is zo relevant als het verschil tussen val, vol, vel, enz. De historische achtergrond van deze intonatieverschijnselen heeft men slechts gedeeltelijk kunnen blootleggen: zo weten we dat de stoottoon o.a. voorkomt in twee gevallen: 1o bij de klinkers, die de ontwikkeling zijn van bepaalde Germaanse oorspronkelijk lange klinkers; b.v. Tong. druọ:t ‘draad’, pluọ:x ‘plaag’ Hass. drǭ:t plǭ:x Dezelfde dialectklanken hebben sleeptoon wanneer zij voortkomen van oorspronkelijk korte klinkers; b.v. Tong. buọ.və ‘boven, kuo.n ‘koren. Hass. gǭ.t ‘goud, stǭ.t ‘stout’. 2o bij de klinkers van veel woorden, waarvan de laatste syllabe in de loop van de ontwikkeling afgevallen is; b.v. in meervoudsvormen als: Tong. bøy:m ‘bomen’, mv. van bọu.m. Hass. bī:m ‘bomen’, mv. van bū.m of in Tong. šā:n ‘schande’, naast kā:nt ‘kant’ Hass. sxā:n ‘schande’, naast ā.p ‘aap’Ga naar voetnoot2
⁎ * ⁎
Nu doet zich echter dit eigenaardig verschijnsel voor, dat de toon vaak wordt gewijzigd, wanneer het woord als eerste lid van een samenstelling optreedt. Wij geven hieronder een aantal voorbeelden: in de meeste wordt een stoottonig woord sleeptonig als eerste lid van een samenstelling. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In zeldzame gevallen geschiedt het omgekeerde: het sleeptonige woord wordt stoottonig in de samenstellingen, b.v.:
⁎ * ⁎
Hoe moeten deze wijzigingen in het accent verklaard worden? Indien de wijziging steeds in dezelfde richting geschiedde, b.v. indien de stoottoon steeds in sleeptoon overging zouden we kunnen aannemen dat de phonologisch onderscheidende rol van de stoottoon overbodig wordt in de samenstellingen, en dat het woord meer de sleeptoon, d.i. het als normaal | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gevoelde accent aanneemt; de sleeptonig betoonde woorden vormen inderdaad de grote meerderheid (waardoor deze dialecten een slepende, zingende indruk maken op de buitenstaander). Deze verklaring gaat echter niet op, zolang we de uitzonderingen, namelijk de wijzigingen van sleeptoon in stoottoon in de tweede reeks voorbeelden niet kunnen ophelderen.
Uit de aangehaalde feiten blijkt o.i. dat het dubbel en vast accent nog een andere rol speelt, dan de phonologisch onderscheidende, die we hierboven hebben aangegeven: het syllabe-accent wordt in samengestelde woorden in het rhythme van een langere eenheid ingeschakeld en ondergaat daardoor een wijziging: waarom deze wijziging nu eens in één richting gaat en dan weer in een andere, blijft voorlopig duister. L. Grootaers |
|