Taal en Tongval. Jaargang 1
(1949)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
Wat is een hereboer?Hoeveel woorden worden niet dagelijks gebruikt zonder dat men merkt dat de betekenissen die spreker en hoorder er aan hechten elkander niet dekken! In een gesprek tussen een Zuidafrikaner en drie Nederlanders (een Groninger, een Zeeuw en een Noordhollander, alle drie alleen afkomstig uit de genoemde provincie, maar reeds lang daar niet meer woonachtig en sinds jaren alle drie volkomen vertrouwd met het zogenaamde Algemeen Beschaafd) bleek dat het woord hereboer ongetwijfeld tot deze categorie behoort. Het spreekt vanzelf dat er verschil was tussen de betekenis van het Zuidafrikaans en die van het Nederlands, maar ook de drie Nederlanders vatten dit woord verschillend op. Volgens het Wdb. d. Nederl. Taal (VI, 356) is een hereboer in Vlaanderen een rijke landbouwer, die leeft gelijk een heer, in Groningen iemand die een grote boerderij heeft maar het bestuur overlaat aan een knecht, in Holland iemand die door zijn afkomst niet tot de boerenstand behoort, maar uit liefhebberij het landbouwers- en veehoudersbedrijf uitoefent, dus een heer, die ook boert. De voorbeelden uit de literatuur die het Wdb. geeft zijn bijna uitsluitend 19de-eeuws, behalve één enkel Zuidnederlands 18de-eeuws met een andere betekenis. Ze zijn ontleend aan Bosboom-Toussaint (Majoor Frans), Busken Huet, Cremer en de GenestetGa naar voetnoot1. De dialectwoordenboeken zijn, voor zover ze het woord geven, vrij vaag in de omschrijving. In het Nieuw Groninger Woordenboek van Ter Laan (316) is een hereboer een rijk man, die 't boerenbedrijf uitoefent, doch zelf niet werkt; in het Antwerpsch Idioticon (Bijv. 278) een rijke boer, die zelf niet werkt, iemand die het landbouwbedrijf uit liefhebberij beoefent, een heer die boert; in het Zuid-Oostvlaandersch Idiotocon (II, 22) een rijke boer, die leeft als een heer; bij De Bo (414) een rijke landbouwer die leeft gelijk een heer, in het Algemeen Vlaamsch Idioticon van Schuermans (180) een boer die als een heer gekleed gaat, een rijke pachter. | |
[pagina 4]
| |
Een kleine enquête onder de medewerkers van het Dialectbureau van de Kon. Nederl. Akademie van Wetenschappen te Amsterdam heeft wel duidelijk gemaakt dat het begrip hereboer verschillende facetten vertoont, die niet veroorzaakt worden door dialectverschillen. Men kent de hereboeren overal, behalve in Utrecht, Westelijk Noordbrabant en Drente (misschien ook elders niet, maar daarvoor ontbreken dan de opgaven). In ieder geval kent het grootste gedeelte van Nederland ze wel en er zijn eigenlijk maar twee kenmerken die in alle beschrijvingen terugkeren: een hereboer is rijk en doet weinig of geen handenarbeid. Uit zijn rijkdom vloeit voort dat de inrichting van zijn huis over het algemeen kostbaarder is dan van de echte boer, dat hij vaker of altijd als heer gekleed gaat, omdat hij geen vuil werk hoeft te doen. Volgens de meeste opgaven is de hereboer eigenaar van zijn bedrijf, alleen voor Zeeland en Limburg wordt vermeld dat hij ook pachter kan zijn; weer volgens de meeste opgaven is hij van huis uit boer, maar voor Noordholland en één keer voor Limburg wordt opgegeven dat hij dat niet is, maar dat hij uit een ander milieu vandaan komt, dat zijn vader dus b.v. dokter, notaris, industrieel enz. was. Een medewerker uit Noordholland schreef: meestentijds zijn ze als student mislukt. Meestal voert de hereboer de administratie van het bedrijf zelf en controleert hij zijn arbeiders. Daarentegen werd voor Aalten weer opgegeven dat de hereboer zijn bedrijf heeft verpacht en nu als burger leeft en dat hij slechts van tijd tot tijd wat contrôle uitoefent. Doordat hij niet meewerkt of althans veel minder dan de gewone boer, heeft hij òf tijd om bijbaantjes te vervullen zoals burgemeester, dijkgraaf òf in het bestuur te zitten van plaatselijke verenigingen. Wel dikwijls, maar lang niet altijd moet de hereboer bestaan van zijn landbouwbedrijf. Van al deze opgaven kwamen de beide voor Noordholland het meest overeen met de opvatting van de bovengenoemde Groninger en Zeeuw, die van oordeel waren dat een hereboer iemand is die voor zijn liefhebberij boert, die het niet behoeft te doen om in zijn levensonderhoud te voorzien, een opvatting die veel overeenkomt met die van Cornelissen en Vervliet (II, 278). Zonder deze laatste getuigenissen zou de overeenkomst tussen beide opgaven voor Noordholland merkwaardiger zijn geweest. De opvatting van het woord hereboer vertoont bij de stedelingen nog weer een ander aspect; voor hen is n.l. de hereboer een heer wat betreft zijn ontwikkeling en belangstelling, iemand die een zekere cultuur heeft. Volgens deze opvatting moet hij een intellectueel zijn, maar de graad daarvan zal in elk geval afzonderlijk verschillend zijn. Hij zal | |
[pagina 5]
| |
misschien belangstelling hebben voor literatuur, voor muziek, of meer wetenschappelijk georiënteerd zijn als landbouwkundige, als econoom enz. Hij zal b.v. directeur van een boerenleenbank kunnen worden of minister van landbouw. In het laatste geval is de term hereboer een appreciatie, waarmee de stedeling de afstand tussen hem en de boer verkleint. Boer heeft immers in verscheidene uitdrukkingen de onaangename bijklank van: lomp, onbeschaafd, die hereboer niet heeft. Maar aan de andere kant klinkt hereboer in de oren van de echte boer, die meewerkt in zijn bedrijf en die van alles op de hoogte is, zeker niet als appreciatie; meer dan één voelt er zich door beledigd omdat hij terecht trots is op de arbeid die hij doet en minachting heeft voor degeen die deze arbeid aan een ander overlaat. Maar ook voor menige niet-boer heeft de term hereboer een klank van: onecht, geen vlees en geen vis.
De conclusie van dit kleine onderzoek kan zijn dat de meest voorkomende opvatting van het begrip hereboer is: een rijke boer die geen of weinig handenarbeid verricht, met alle boven besproken nuances. Een andere, die minder voorkomt is: een rijke heer, die uit liefhebberij boert. Regionaal is er geen sprake van dat de ene of andere opvatting overheerst. Het woord is te veel gevoelswoord dan dat een juiste omschrijving van de betekenis mogelijk zal zijn, want bij het onderzoek bleek het zelfs mogelijk, dat dezelfde boer door de één een hereboer werd genoemd en door een ander niet. Om de betekenisontwikkeling van het woord na te gaan zou het misschien de moeite waard zijn een groter aantal plaatsen uit de literatuur te vergelijken, dan het Wdb. d. Nederl. Taal mogelijk maakt. De enige, meer uitvoerige beschrijving van dit genus hominis is een opstel in de Geldersche Volksalmanak van 1855 door A.C.C. de Jongh uit Waardenburg (113-122). Zijn beschrijving komt zeer veel overeen met de opvatting die in onze enquête het meest voorkomt: de rijke boer, die controleert en bevelen geeft, geen handenarbeid doet en tijd heeft voor bestuursfuncties en liefhebberijen. En zeker zal het de moeite lonen een dergelijk onderzoek te doen met inachtneming van de landbouwkundige ontwikkeling van de verschillende streken.
Jo Daan |
|