Taal en Letteren. Jaargang 16
(1906)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 491]
| |
Nog weer Bilderdijk.Wat ik omtrent het tweede huwelik van Bilderdijk veronderstelde, was 't resultaat van een bestuderen van de brieven en bekende stukken daarover, in verband met de omstandigheden in Nederland, en B.'s houding. Van de brieven had ik niets anders dan de bekende uitgave, die sterk in 't belang van Catharina Rebbecca is gecoupeerd.Ga naar voetnoot1) Bij een onpartijdige lezing blijkt echter wel een en ander tussen de regels door. Nu komt de heer J.F.M. Sterck in 't maandschrift Van onzen Tijd weinig of niet bekende dokumenten geven; en zijn kritiek. Ik druk hier een en ander daar van af. Allereerst een gelegaliseerd afschrift van de scheidingsakte van 10 Juni 1796. | |
Copia vidimata
| |
[pagina 492]
| |
de tous les profits et avantages du mariage: il a permis à la Demanderesse de pouvoir contracter (en cas qu'elle le veuille) un autre mariage légitime, et les Sécretaires de ce Comité sont authorisés à en faire la publication ordinaire in forma: Condamne enfin le Defendeur aux depens du Procès, et aux frais du papier timbré, qui sont taxés à la Somme de fl. 36.12, le timbre de la Sentence y compris.
(à côté était mis) Leges fl. 1.16, - Solvit (Zegels vd Notaris) (Signé) H. HELDER. Cette copie traduite est tout à fait conforme à l'original Hollandais, écrit sur un papier timbre d'Hollande 6 sous. Quod attestor Julius Frederich Ludewich Rodemeyer, Brunsvigae, die 29 Septembr. 1803. Notar.-publ.
Dat dit stuk echt is, blijkt uit de mededeling van de heer Sterck.Ga naar voetnoot1) In vorm, handschrift, en inrichting stemt deze kopie volkomen overeen met het dokument, dat opgemaakt werd door dezelfde notaris Rodemeyer in 1801, en dat nog in originali aanwezig is.Ga naar voetnoot2) Waarover nader. Heeft Rebecca de scheiding in '96 gevraagd omdat ze kans zag te hertrouwen? (Le committé de Justice.... a permis à la Demanderesse de pouvoir contracter (en cas qu'elle le veuille) un autre mariage légitime) - of is dit de toenmalige formule? Juist in deze tijd spreekt ze van ‘onheelbare verwijdering’, en ried ze Bilderdijk aan zich maar over te geven aan Wilhelmines vriendschap en liefde.Ga naar voetnoot3) | |
[pagina 493]
| |
B. legt zich hierbij tóen niet neer, blijkens zijn antwoorden. Wist hij toen ook al van de door Rebecca verkregen echtscheiding? In 1797Ga naar voetnoot1) is zij 't die van echtscheiding schrijft aan Bilderdijk. Toen ze merkte dat ze B. werkelik kwijt was, heeft ze toen niet met alle middelen, die haar mogelik waren,Ga naar voetnoot2) op haar oude manier B. vastgehouden en de zaak getraineerd? B. kon niet erkennen de ontbinding naar revolutienaire beginselen, zolang hij zich aan Rebecca gebonden gevoelde, al was zijn huwelik ontbonden ‘moraliter et facto’, ‘wegens weigering van de vrouw om de woonplaats van hare man te volgen ofschoon dikwils daartoe aangespoord’.Ga naar voetnoot3) - - Maar - zo B. zelfs een kopie had willen lichten van de ‘Rôle ordinaire’, had hij die gekregen? Wat kon hij - vraagt Sterck terecht - verwachten van een overheid - die de weerspannige advokaat, als een schandelik en gevaarlik mens, met veel ophef over de grenzen hadden gezet? Natuurlik niets als tegenwerking. Verder bewijzen Bilderdijks brieven alleen hoe hij Rebecca kende, en wist hoe hij voorzichtig moest zijn. | |
[pagina 494]
| |
't Zijn de gebruikelike politiek geschreven konventioneel termen waar tussen men de stemming en strekking doorleest.Ga naar voetnoot1) Om tot scheiding te komen, volgens zijn oudhollandse rechtsopvattingen, is wel de brief van 21 Aug. '97 geschreven. Toen Rebecca geen gebruik maakte van de verkregen scheiding in '96, is zij er toen later niet toe overgegaan, om de eis opnieuw in te stellen? Alle dokumenten hiervan zijn bewaard - bij haar afstammelingen. Ik citeer hier wat Sterck meedeelt: ‘Bilderdijk had zijn domicilie gekozen bij en procuratie gegeven aan den advocaat Mr. J. Kinker te Amsterdam, en toen Catharina Rebecca Woesthoven in 1801 op nieuw een eisch tot echtscheiding tegen haar man instelde, aan zijn advocaat verzocht de citatiën deswege aan te nemen, ‘ten einde de publicatie van advertentiën in de couranten voor te komen die hij liefst vermijd zag.’ De raadslieden van de vrouw, de advocaten Cuperus en Walraven,... zonden een missive aan B. te Brunswijk door tusschenkomst van den notaris J.F. Rodemeijer aldaar, met last hem dat stuk, dat ook aan den notaris Bond te Amsterdam was getoond en door dezen verzegeld, persoonlijk te overhandigen, en van zijn antwoord proces-verbaal op te maken. Op 26 Mei 1801 vervoegde Rodemeijer zich bij Bilderdijk met twee getuigen, overhandigde hem de gezegelde missive met verzoek zijn schriftelijk antwoord daarop aan den notaris te willen ter hand stellen, waarop Bilderdijk antwoordde: ‘Ik zal aan dit verzoek voldoen’. Den 29sten begaf Rodemeijer zich wederom met twee getuigen tot B. en ontving van hem een gesloten en verzegelde missive, gericht aan Cuperus en Walraven, verklarende dat dit stuk zijn schriftelijk antwoord bevatte. Deze brief werd door den notaris aan de advocaten opgezonden. Uit de processtukken blijkt de inhoud van dit document; B. verklaarde ronduit: ‘dat hun brief door den Notaris Rodemeijer aan hem was behandigd, en zij ook door dezen | |
[pagina 495]
| |
ingevolge hunne begeerte zijn rescriptie terug bekwamen; dat hij zeer gevoelig was voor de welmeenendheid van de raadslieden der eischeresse, te kennelijk doorstralende in hunne missive, om er niet op eene cordate wijze en als 't onder brave lieden betaamt, op te antwoorden. Dat het aan de eene zijde aan de raadslieden niet kunnende interesseeren, zoo ook aan den anderen kant met zijn manier van denken niet overeenstemde, redenen van een gedrag te geven, hetgeen bij hem door motiven wierd gedetermineerd wier gewicht hij alleen konde en moest beoordeelen. Dat hij hun derhalven eenvoudiglijk melden moest (en dit zijn eenig antwoord was): dat na hetgeen gepasseerd is, zijn vrouw wel wist en wel konde begrijpen, dat hij niet gezind was zich weer met haar te vereenigen, of met haar te leven, maar dat hij haar aan haar zelve overliet; dit zijn welbedagte sentimenten waren en hij daarvan niet afging. Het proces... werd met kennelijke partijdigheid opgezet. Enkele grepen uit het dikke dossier, dat voor mij ligt en, voor zoover ik weet nog nooit is bekend gemaakt, zullen dit bewijzen. Als getuige à charge werd opgeroepen Mr. van der Linden, die enkele keeren tegenwoordig was geweest bij de hoogloopende oneenigheid der beide echtgenooten. Ook een zekere Petronella van der Lely, weduwe van Arend Memeling, vermoedelijk een vroegere dienstbode, werd door het comité van Justitie gehoord. A décharge van Bilderdijk blijkt geen enkele getuige te zijn opgeroepen. Mevrouw Bilderdijk had dus vrij spel met hare verklaringenGa naar voetnoot1) voor een Comité van Justitie dat den balling allesbehalve goed gezind was, zooals blijkt uit haar ‘Intendith’ aan voornoemd comité, dat hier, in hoofdzaak, volgt: ‘De Eischerse in dezen geduurende den ganschen tijd dat zij met den gedn en defaillt getrouwd is geweest en met | |
[pagina 496]
| |
denzelven te samen heeft gewoond, de verregaandste mishandelingen van den Ged. en deft. hebbende moeten ondervinden, en zelve toegevend en zacht van aart zijnde, (!) is des niettemin gestadig bloot gesteld geweest aan de onstuimigste en voor haar dikwerf gevaarlijke vlagen van oploopendheid en overdrijving. Gedurende do twee laatste jaren zelfs dat zij met den gedn en deft. te zamen heeft gewoond reeds van bedde van hem gescheidenGa naar voetnoot1) en alzoo virtualiter door hem verlaten en laatstelijk van den jare 1795 af, wanneer de ged. en def. dit land heeft verlaten, geheellijk door hem geabandonneerd en aan haar eigen noodlot overgelaten zonder dat eenige pogingen hebben mogen gelukken om den ged. en def. te permoveeren om haar wederom tot zich te nemen en als echte man met haar te leven, heeft zich na al deze doorslaande blijken van inschikkelijkheid, geduld en huwelijkstrouwe van hare zijde; en na de opzettelijke en openlijk gemanifesteerde verbreeking van den band des huwlijks van de zijde van den ged. en defaillant. Eindelijk in de noodzakelijkheid bevonden om den ged. en def. in cas van malitieuse desertie (N.B.!) ter vierschaar dezer stad van den 16-18 en 19 Junij des voorleden jaars 1801 te doen dagvaarden,... eisch doende dat de ged. en def. bij vonnisse van dit Comité enz. zou worden verklaard: Haar Eisscherse malitieuselijk te hebben verlaten. En daarbij de ged. en def. de eischesse reeds in zooverre hebbende vergeten, en zich harer zoo weinig bekreunende, dat hij hare woonplaats enkel bij gissing moest bepalen..... En dat voor het overige alle de preuves van de verregaandste mishandelingen aan haar Eissche bevorens overgekomen, hoe afschuwelijk die mishandelingen aan den rechter ook mogen toeschijnen en deszelfs diepste verontwaardiging tegens den ged. en def. zullen provoceeren echter ten deze processe met geen ander oogmerk zijn overgelegd dan voor zoöverre zij met het kwaadwillig opzet om de eisscheresse geheel en | |
[pagina 497]
| |
al te verlaten, in verband staan; en luce meridiana clarius doen zien, dat geen onbetamelijk gedrag of zelfs eenige de minste schuld van de Eissedaartoe aanleiding gegeven heeft, en de ged. en def. het er integendeel reeds van den beginne van zijn huwelijk af op toegelegd heeft om hetzelve niet alleen geheel en al ondragelijk, maar zelfs gevaarlijk voor de Essche te maken en van tijd tot tijd de banden die hem aan de Eissche verbonden meer en meer los te rukken en te verscheuren, om welke redenen dan ook de E. zich de herinnering menageerende van toneelen, die zonder eenige vergrooting de menschheid oneer aandoen, en het wellicht raadselachtig zouden maken of deze ged. en def. anders zoo zeer om de uitmuntendheid van zijne verstandelijke vermogens beroemd, niet somwijlen aan vlagen van een geheele razerij is blootgesteld geweest, enz..... En alhoewel het dan ook waar zij, dat het uitlandig gaan zelven van den ged. en def. in den jare 1795, het gevolg niet zij geweest van zijn besluit om de E. geheel en al te verlaten, en in tegendeel meer het voorkomen heeft van eene daad van noodzakelijkheid te zijn geweest, veroorzaakt door die redenen welke bij art. 26 der gegeven responsiven op de Interrogatoiren sub I zijn vermeld, zoo is het echter niet minder zeker dat bij den uitkomst deze zelfde uitlandigheid door den Ged. en Def. aan dit zijn opzet en voornemen dienstbaar is gemaakt enz. Gedaagde en defaillant heeft de E. bij zijn vertrek geheel met schulden overladen laten zitten, enz. En, of dan ook dit alles nog niet genoeg mogt zijn, zoo zal de E. de aandacht van den rechter nog alleenlijk hebben te bepalen bij de lecture der stukken ten processe overgelegd waaruit aan denzelven zal consteeren: Dat die van de rade van de E. alvorens deze procedures te entameeren, nog eene laatste poging aangewend hebben om den Ged. en Def. met de E. te hereenigen en te bewegen om wederom met haar te leven en aan hem Ged. en Def. te dien einde de zeer nadrukkelijke missive hebben geschreven waarvan copie authenticq sub B 1 loco ten processe is overgelegd; hebbende daarenboven om zeker te | |
[pagina 498]
| |
zijn dat dezelve missive aan den Ged. en Def. in handen moest komen en hij nimmer zoude kunnen ontkennen dezelve te hebben ontvangen, dezelve ingesloten in een andere geschreven aan den notaris Rodemeijer te Brunswijk; maar ook aan dezen notaris bevolen hem dezen eigenhandig ter hand te stellen, en van het antwoord een verder te passeeren behoorlijk proces-verbaal te houden, en hebbende voorts nog die van den rade van E. om zelven te allen tijde bewijs in handen te hebben wat zij zoowel aan dezen Ged. als aan gezn. Notaris Rodemeijer hadden geschreven, de brieven zelven door hun geschreven geexhibeert aan de Notaris Mr. E.C. Bondt alhier; die door denzelve doen verzegelen en in tegenwoordigheid van getuigen ten postcomptoire doen bezorgen, alles blijkende de acten sub B 1.23 loc. Dan van welk een en ander niets anders dan dit het gevolg is geweest, dat die van den rade van de E. in eenen brief aan hun geschreven door gedagten Notaris Rodemeijer geproduceerd sub C en welke vergezeld ging van het proces-verbaal van denzelven Notaris sub D in loco ingesloten, hebben ontvangen de missive van den Ged. en Def. ten processe overgelegd sub E 1 loco op het adres waarvan het attest staat van gedagten Notaris sub E 2 loco, en waarbij het voorts den Ged. en Def. heeft kunnen gelusten om zich op de navolgende wijze ronduit te verklaren, zooals reeds hiervoor door mij is vermeld.’ - - In 't biezonder wijs ik er op, dat Rebecca, die toen toch wel afwist - volgens allen die over B. en haar schrijven, - van zijn samenwonen met Wilhelmina, niets daarvan als beweegreden aanvoert van haar scheiding.Ga naar voetnoot1) Er blijven nog vragen genoeg bij dit tweede huwelik van B., maar gevorderd zijn we toch om de brieven met beter begrip te verstaan. B.H. |
|