Taal en Letteren. Jaargang 16
(1906)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 412]
| |
Naschrift.Sedert 't bovenstaande geschreven werd, is nog veel over Bilderdijk verschenen. Vooral wat Kloos schrijft in de ‘Inleiding en Opmerkingen bij de gekozene gedichten van Bilderdijk’,Ga naar voetnoot1) is zo lezenswaard. Een klein artikel in de Beweging van A. Verwey, karakteriseert heel juist het Dichterschap van Bilderdijk. Tegenover wat in de rede staat van Dr. A. Kuyper, over ‘Bilderdijk in zijn nationale beteekenis’. Met zoals gewoonlik mooie waarnemingen en opmerkingen. Merkwaardig is voor 't verdedigde Bilderdijkse dichterzijn, en de aanval van Dr. Kuyper op de jongere ‘dichtschool’, zijn bekentenis in de aantekening: ‘afgezien van de schone stukken waarmee deze school ons verrijkt heeft, hebben ze vooral dit boven de epigonen der oudere school voor, dat de jongeren meer in 't wezen der poëzie zijn ingedrongen, zich rekenschap van hun dichting zochten te geven, en van de leest ons weer naar 't leven hebben teruggeleid’.Ga naar voetnoot2) Hierop komt 't aan. De nieuw-gidsers vormen geen school; zijn individuëel; geen paganisten per se; ook christelik-gelovigen kunnen ‘van de leest weer naar 't leven’ teruggaan. En bij Bredero, en bij Vondel, en bij Da Costa, en bij Seerp Anema, om geen anderen te noemen, is Poëzie, in christelike geest. In de XXe Eeuw van November blz. 231 vv. wijst Van Deyssel dit ook duidelik aan. Zo doet ook Verwey in de November-afl. van de Beweging. In de Gids van Oktober gaf C. Scharten vol waar- | |
[pagina 413]
| |
dering zijn ‘Bilderdijks Miskenning’. (Jammer dat de schrijver lang niet voldoende de feiten kent. En zijn ook niet zijn verklaringen na blz. 10, inzonderheid op blz. 10/11, 13, 18 (slot) en 19 (V, vooral) in strijd met wat toegegeven wordt op blz. 2-5?) In 't vervolg er van in de November-afl. maakt deze schrijver mooie opmerkingen over de klankrijkdom in B.'s verzen. (Jammer alweer dat hij in 't over Rhythmiek gezegde toont niet op de hoogte te wezen van de wetenschappelik gekonstateerde Germaanse-Nederlandse rhythmiek; maar die nog dringen wil in een vreemd korset. Vele nieuwgidsers deden intuïtief beter, wat hij - afkeurt. Zou de wijze waarop hij de kritiek van de ‘tachtigers’ op B. wil verklaren, er ook niet op wijzen dat de S. toch niet het poëziegevoel heeft dat velen hem toekennen? Ook zijn taalwaardering is vrij onwetenschappelik.
Verder verscheen een Gedenkboek van de Bilderdijkkommissie (met 16 platen). Daarover dit alvast. Dit boek bevat: Anema (Seerp), Semper Idem? - Bilderdijk (M.W.L.S.), Bilderdijks familie. - Wildeman, Bilderdijk en de genealogie. - Muller (H.C.), Bilderdijk als dichter. - Postmus (J.), B. als calvinistisch nederlander. - Nieuwborn (M.C.), Het filosofisch element in de werken van B. - Te Winkel (J.), B. als taalgeleerde. - Breen (J.C.), B. als geschiedkundige. - Thomassen à Th.v.d. Hoop v. Sl. (M.P.), B. als advocaat. - Schimmelpenninck v.d. Oye v. Nyenbeek (A.), Herinneringen. - Moller (H.W.E.), B.'s verhouding tot de roomsch-katholieken. - Brummelkamp (A.), B. beschouwd als profeet. - Weissmann (A.W.), B. en de beeldende kunsten. - Naber (J.C.), B. iuris romani studiosus. - Wormser (C.W.), B. humorist. - Van Staveren (W.B.), B. en de geneeskunde. - Rössing (I.H.) B. en het tooneel. - De Vries Jr. (R.W.P.), B.'s kunstuitingen. Kok (A.S.), B.'s brieven. - De Jong (K.H.E.), Vertalingen van B.'s werken. - Sterck (J.F.M.), Hoe was B.? - Van Elring (G.), De Vertaler. - Aanhangsel (waarin allerlei wetenswaard over typografie). | |
[pagina 414]
| |
De volgorde is ‘uitsluitend naar de grootte van den invloed’ volgens de uitgevers ‘door B. op de verschillende terreinen, waar die artikelen zich bewegen, geoefend.’ - De inhoud vormt geen eénheid. Men moet wat Te Winkel schreef maar lezen, en dan Nieuwbarn en dr. Breen en Posthumus en Kok. Verschillende ‘facetten’ van Bilderdijk worden in dit boek in 't licht gezet. Zo door Moller over zijn verhouding tot de katholieken, Rössing over B. en het toneel, Van Staveren over hem en de geneeskunde, De Vries Jr. over zijn kunstuitingen, en Weissman vooral over hem en de beeldende kunsten. Bilderdijk als taalgeleerde bevat een goede schets van wat wetenschap is. Van groot nut is Wildemans Bilderdijk en de genealogie. En goed is de opmerking op blz. 32. Zoals vele opmerkingen die B. doen kennen als mens.
Zw., Nov. 1906. B.H. |
|