Taal en Letteren. Jaargang 16
(1906)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 385]
| |
I.Bilderdijk, hoog geprezen en kras gelaakt; door de een innig vereerd, door de ander met dédain voorbijgegaan, als Voorganger verdedigd, als Verleider bestreden: een man van zoveel vóor- als tégenspraak is geen gewoon nederlander. Hij hoort tot de voor-mannen van de natie; van het Komende, of ook van het Voorbije. Maar zo iemand, dan dient Bilderdijk uit en door zichzelf verklaard. Geen tegenstrijdigheden tegen over elkaar gesteld, maar getracht deze in verband te brengen met de diepere ondeelbare geheelheid van het mensewezen, van het dichterzijn. Wat Bilderdijk ‘op 's herten grond leit
Dat welt hem naar de keel.’
De meesten verzwijgen het, zo 't al tot hun bewustzijn komt, zo ze niet missen alle inwendige kern. | |
[pagina 386]
| |
Al die honderde impressionele uitingen maken bij Bilderdijk 't hem verklaren zo moeilik. Daarenboven, zal waardering niet gesteld op ‘het waterpas van de waggelende oordeelvellingen waarop een babbelende wereld ons gewoon is te onthalen’; zal deze van wetenschappelike waarde zijn; dan zal met zelfkennis en mensekennis moeten getracht zich boven sympathieën en antipathieën te stellen: in harmonie moet worden gebracht wat nodig is om het gehele mens-wezen te kunnen verklaren, wat persoonlik tegenstaat moet kunnen gegouteerd, wat persoonlik bevalt, gegispt.
Behalve natuurlik, de eigen Gedichten, Brieven, Verhandelingen enz. van Bilderdijk, is voor verzamelde biezonderheden - de volledigste -: het ónmisbare werk dat van Dr. R.A. Kollewijn, Bilderdijk, Zijn Leven en Werken, naar oorspronkelike, en voor een groot deel onuitgegeven bescheiden samengesteld; voor Bilderdijks waardering het belangrijke artikel van Allard Pierson, in de Gids 1891, IV, 1-43. 't Nieuwste werk over hem is van Dr. Bavinck, Bilderdijk als Denker en Dichter.Ga naar voetnoot1) | |
II.Willem Bilderdijk groeide op in een gezin, waar miste wat deze jongen meer als ooit iemand nodig had. De moeder, een heftig, bits, krummelend mensje, dat raasde als de geschrobde gang werd belopen door belastingbetalende kantoorgangers. De vader opgewonden en druk, met zorg en moeite overladen. Moederlike verzorging ontbeerde hij van de een, overmatige werkdrang onderging hij van de ander. En dat | |
[pagina 387]
| |
terwijl hij jaren lang niet of met moeite zijn kamer wegens een ongelukkige wond aan zijn voet, kon verlaten. Die innige, innerlike hartelikheid thuis - zodat men na jaren nog aan zijn ouderlik ‘thuis’ terugdenkt; 't was voor Bilderdijk niet weggelegd. Was zijn opvoeding niet ‘veronachtzaamd’? Schuw, eenzelvig werd hij; in de ‘omgang des gemeenen levens’ schoot hij veel te kort. Toch, hij voelt zich, machtiger geest als zijn omgeving. Van zijn vaders kantoor wordt hij op zijn drie-en-twintigste jaar eerst student. Als dichter was hij reeds vroeger bekend. Hij komt bij, ont-wikkelt zich. Vooral als vrouwelike tederheid - de moederlike baronnesse de Lannoy - hem begon te koesteren. En 't ‘faalde niet aan maagden,
Wier ogen aan de mijne vraagden,
Of ik gevoel voor liefde had’...Ga naar voetnoot1)
Eén er van, de mooie Catharina Rebecca Woesthoven, is ‘op zijn zachtst gesproken, aanhalig’. Bilderdijk behoefde over haar gevoelens niet in 't onzekere te wezen. En ‘opmerkelijk is de volharding, waarmee juffrouw Woesthoven op de eenmaal ingeslagen weg voorttrad’.Ga naar voetnoot2) Tot een ander Anna Lusac in Leiden, voelt hij zich later sterk aangetrokken. Die heeft zijn hart. Bij haar voelt hij zijn waar geluk.Ga naar voetnoot3) Als zij vurig volgehouden had; de strijd tegen haar ‘rivale’ was begonnen. Maar Catharina Rebecca houdt Bilderdijk vast. Zij wil hem. ‘Een vrouw is duisent mannen te erg.’ Zij kwam op zijn kamer, hij op de hare. Wie de verleide was? Wie sterk had moeten zijn? | |
[pagina 388]
| |
‘Ook een man kan bezwijken, en dat bezwijken het gevolg zijn van een edelmoedigheid die opweegt tegen de deugd van Jozef.’Ga naar voetnoot1) Een edelmoedigheid, niet onderscheiden van trots. ‘Smeedde zij 't ijzer, terwijl 't heet was’? Niet zonder overleg, ‘omdat een langdurige voorafgaande kennismaking niet in haar voordeel kon uitvallen? En zij als halve weze dubbel behoefte gevoelde aan een bespoedigde maatschappelike plaatsing.’Ga naar voetnoot2) ‘De onnozele jonge Dichter werd Rebecca's slachtoffer.’Ga naar voetnoot3) Bilderdijk trouwt haar. En zij had nog wel aan hem getwijfeld.Ga naar voetnoot4) Waarom deed hij niet als Theodoor tegenover Olinde, in de romance ‘vliegt flux ten zadel, en vlucht?’
Had Bilderdijk gelijk, toen hij meermalen sprak van zijn gevoel van plicht?
Catharina Rebecca bleek een onbeduidende vrouwGa naar voetnoot5); ijdel en koket. Had ‘een onvrouwelike aard, een grove geest, een harde stem.’Ga naar voetnoot6) Was inhalig. ‘Hardvochtig en haatdragend’.Ga naar voetnoot7) Iemand voor wie men zich in acht moest nemen. Later durft haar famielie haar zelfs niet haar dochter toe te vertrouwen. Niemand zou zich voor haar interesseren, zo zij Bilderdijks vrouw niet was geworden, en invloed gehad had op zijn leven. | |
[pagina 389]
| |
Bilderdijk heeft zij nooit begrepen; ‘zijn hart nooit doordrongen’. Heeft ze wel ooit gevoeld en geweten hoe zijn zeggen en schrijven, en zwijgen, was op te vatten? Als Bilderdijk zijn moeder op sterven ligt, schrijft hij Rebecca over ‘over zomerkleren en lekkere Brielse asperges’. Waarom ook over iets ernstigs? Zou zij zijn leed gedeeld hebben? En als zijn vader in later tijd, ernstig ziek is, begrijpt ze niet hoe Bilderdijk zich kan ergeren, dat zij naar konsert en komedie gaat. Heftig als Bilderdijk was, betietelt hij Rebecca naderhand met de naam van ‘monster’; spreekt van haar ‘beestelike en duivelse aart’. Was er niet veel van waar?Ga naar voetnoot1) Nimmer heeft hij haar vergiffenis geschonken. Mischien niet kristelik? ‘Ein Christen aber ist so zu sagen auch ein Mensch.’ Altijd toch heeft Bilderdijk deze eerste vrouw tegen zich gehad. Zoveel hij kon, heeft hij de dochter - de zoon deed het zichzelf, - aan de invloed trachten te onttrekken van haar, van wie hij, zolang hij haar kende, onzeker was of ze meende wat ze zei. Zijn dochter zocht hij zoveel mogelik op te heffen.Ga naar voetnoot2) Maar - 't bleef een Rebecca's kind. Groot was dan ook niet de gelijkstemmigheid tussen vader en dochter. | |
[pagina 390]
| |
Trouwens, met de jaren vervreemdt de famielie van Bilderdijk. Met zijn moeder sympathiseerde hij weinig. Het verdriette hem ‘de heftigheid van haar gestel geërfd te hebben.’ En zijn vader? Hoewel meer verwant, is ook deze niet zijn gelijkgenatuurde. 't Blijkt inzonderheid bij het afscheid in 1795. Broer en zuster worden hem vreemden. En natuurlik verschillende van zijn vrienden. Elk ging zijn eigen weg. Bilderdijk te eerder, de man met zijn sterk zelf-gevoel. | |
III.Bilderdijk was in den Haag een gezocht advokaat; had veel praktijk; jonge rechtsgeleerden werkten onder zijn leiding. Oranje-man, verdedigde hij met volle overtuiging onder meer de bekende Kaat Mossel. Maar, ook na de restauratie van de Prins, de vervolgde patriotten. Elf honderd zou hij ‘gered’ hebben. Zelfs verklaarde hij, toen men hem het procureur-generaal-schap bij 't Hof van Holland aanbood, zich ‘nooit te zullen prêteren voor een vervolging van lieden, die hoe verkeerd ook, ter goeder trouw en meestal door een authoriteit die voor hun respektabel was, weggesleept, gehandeld hebben.’ In de atmosfeer echter van de aangroeiende revolutie voelde hij zich hoe langer hoe minder op zijn gemak, op zijn plaats. Aan zijn eed getrouw te wezen,
God, en Hem alleen te vrezen,
Toont een Prinsgezinde aan.
Maar voor dwangzucht slaafs te bukken
En de zwakheid te onderdrukken.
Al te vrezen, buiten God,
Maakt de nieuwe Patriot.
En de dag kwam dat deze Patriotten baas werden in Nederland. Zij vergden een nieuwe eed, waarin schering en inslag was ‘De onvreemdbare Rechten van de Mens en van de Burger’. | |
[pagina 391]
| |
Bilderdijk brengt protest in, op wetenschappelik-juriediese en godsdienstige gronden. Die eed zou ‘zijn geweten bezwaren.’ ‘Hij is echter ten volle bereid ‘niets anders verlangende als een rustig en vreedzaam genot van stoorloze en onschadelike inwoning, om in alle bepalingen van Regeringsforme, stilzwijgende te berusten, en aan 't publicq gezag, en degenen welke 't in handen hebben, met lijdelike onderworpenheid te obedieren’; en ‘den volke van Holland alsook deszelfs vertegenwoordigers, alle burgerlike obedientie en onderwerping te presteren.’ Hij vraagt te mogen volstaan met een ‘eed of belofte’ daarvan. Bilderdijk heeft wel verwacht dat zijn gewilligheid, bij zijn protest, zou worden erkend; hem, de befaamde advokaat die ook tal van patriotten had verdedigd, zou men wel met rust willen laten. Temeer, daar hij al een tijdlang arbeid zocht buiten zijn amt. Evenwel, hij rekende buiten de waarden, de Provisionele Representanten van Holland: zij waren niet vergeten dat Bilderdijk de man was geweest die de Pruisen had geleid door Gelderland; al was hem dan ook de speciale zorg opgedragen dat de onderscheidene privilegiën van de doorgetrokken streken niet geschonden waren; iets waartoe hij bij zijn grote kennis alleen in staat werd geacht. De Provisionele Representanten echter vonden Bilderdijks protest dat van de ‘landverrader’, ‘in oproerige en ongemesureerde termen gecoucheert’. Een ‘consilium abeundi, zeer inform en van anomale aard’ werd gegeven. En daarop was niet van toepassing het ‘consilium non dat ius’. Zo ging hij in ballingschap. Niet als martelaar. Evenmin om van zijn vrouw weg te zijn; altans niet in 't begin. * * * Intussen, in zijn afwezigheid laat Rebecca hem niet veel anders horen als klaagzangen en verwijtingen zonder eind: ‘ik heb tien jaar in uw echt gekwijnd,... ik ben nooit gelukkig geweest en kan 't nimmer met u worden.’ Door alles heen klinkt de toon: geld.Ga naar voetnoot1) ‘Zoek een bestaan.’ | |
[pagina 392]
| |
‘Voor de zaken goed gaan, begeer ik niet u te zien’; afgewisseld met ‘geloof alleenlik dat er tussen òns nooit hereniging kan of zal plaats hebben.’ In akkoord met de mededeling van haar ‘onverzoenlike haat en wraak’, en ‘onheelbare verwijdering’. Hoogst zelden klinken andere tonen; en dan nog welke. Zij is wel 'ris tot ‘alle vriendelike schikkingen genegen’. Maar is er een kreet als deze: ‘nooit zonder u, liever door u mishandeld dan een rustig bestaan van u verwijderd.’Ga naar voetnoot1) Haar hart sprak nooit. ‘Haar liefde was voor hem lang verdwenen.’Ga naar voetnoot2) Zij is ook de eerste die van echtscheiding spreekt, in 1797.Ga naar voetnoot3) En Bilderdijk? Was het mischien niet meer het gevolg van zijn plichtsgevoel, meer als van zijn liefde, dat hij in de gebruikelike conventionele termen, voortdurend nog verzoenend sprak over hereniging; ondanks al wat Rebecca gezegd, getoond en gedaan had? Al verzwijgt hij dit haar een enkele keer niet, en brengt 't haar ernstig onder 't oog.
* * *
Dan komt het onvermijdelike in het leven van velen, van ongewone stervelingen, van grote mannen. Bilderdijk ontmoet de vrouw, naar zijn hart, naar zijn ideaal. Hij strijdt, hij worstelt, met zich zelf.Ga naar voetnoot4) Tien jaar vroeger had hij weerstaan en aan zijn plicht, conventioneel toegegeven. Nu is zij geen Anna Lusac; maar de met hem gelijkdenkende, tot zelfs in kleinigheden, zijn gelijkgenatuurde. Beiden juichen als ‘zondagskinderen’, in elkaars liefde, in elkaars bezit. Zij kunnen niet zonder elkaar. Tijdelike scheiding valt beiden uiterst zwaar. Bilderdijk vindt Catharina Wilhelmina Schweickhardt; de | |
[pagina 393]
| |
‘groothartige, ontwikkelde, zachtzinnige vrouw’ - die 30 jaar lang hem 't leven, ‘hem alles draaglik maakte’; bij wie hij in al zijn isolement, zijn steun zocht en vond; die hij in werkelikheid verafgoodde.Ga naar voetnoot1)
Bilderdijk was naar Brunswijk gegaan. Catharina Wilhelmina verlaat vader en moeder, alles, en gaat naar hem toe.Ga naar voetnoot2) Naar oudvaderlandse trant had hij zijn huwelik in zijn Bijbel geboekt; hij schreef: ‘uxorem accepi... quam mihi incolumen servet Deus...’
Nu komen er vragen, waarop hier niet kan ingegaan.Ga naar voetnoot3) Waar Bilderdijk een scheiding volgens wetten van Revolutiemannen niet kon erkennen, was door de pertinente weigeringen tot '97 't huwelik niet volgens oudhollands recht ontbonden? Waarom toch gaat Louïse in '97 naar haar vader?Ga naar voetnoot4) Was dan de scheiding, zo niet onder de nieuwe wetgeving uitgesproken, toen toch al niet een feit? Heeft | |
[pagina 394]
| |
ook Rebecca in die jaren geen scheiding ook gevraagd? En heeft zij, die zich onder de wet van Revolutionairen schikte, geen gebruik gemaakt van de variabele wetten om opzettelik te traineren; eigelik daardoor de oude Hollandse Wet krachteloos gemaakt; draaide zij zelfs niet bij, toen zij merkte Bilderdijk voor goed verloren te hebben? Zijn de latere brieven niet bewijzen dat Bilderdijk, hij de advokaat met ‘het scherpziend lijnxengezicht’ wordt genóódzaakt te handelen zoals hij deed tegenover Rebecca, met het karakter dat zij had en toonde? Was dit tegenover haar niet de enige manier? Bij haar was eerder berekening als bij de impulsieve Bilderdijk. Haar gedrag tegenover Kumpel bewijst dat zij tot veel in staat was. En is Rebecca er niet op het laatst maar toe overgegaan om ook - onder de nieuwe door Bilderdijk niet erkende wetten - in Holland de scheiding te laten ‘arresteren’, al is 't dan ook eerst in 1802? En is Bilderdijk in '97 met Wilhelmina in Engeland niet getrouwd volgens de Engelse wet? Zijn ten slotte ‘strikt genomen’, alleen daarbij niet in acht genomen al de uiterlike vormen, van hoeveel belang en recht ook - in die tijd van roering en regeringsverandering lastig, zo niet ondoenlik? Revolutie- en oorlogstijd verklaren en verontschuldigen veel. De kwestie is niet uitgemaakt en mogelik niet uit te maken. Hadden wij maar alle brieven van Bilderdijk, en niet alleen die door Rebecca, - met zeker doel? - bewaard zijn! En alle brieven van Rebecca zelf!Ga naar voetnoot1) -
De scheiding tussen Bilderdijk en Rebecca bestond, ‘moraliter et facto’, onherroepelik. | |
IV.Bilderdijk had in Londen alles wat zijn rijke geest bood, aangegrepen om in zijn onderhoud te voorzien. Hij ver- | |
[pagina 395]
| |
taalde proces-stukken uit het Frans, Duits, Italiaans in 't Engels, hij gaf adviezen over hollandse testamenten, stelde rechtsgeleerde memories op. Gaf les in het Italiaans en Latijn; maakte portretten in pastelGa naar voetnoot1), en was dokter.
In Brunswijk spande hij zich in met nog groter ijver. Daar hield hij voorlezingen, voornamelik in het Collegium Albertinum, in zeer uiteenlopende vakken. Hij doceerde Redenkunst, Bovennatuurkunde, gewone en verhevener, beschouwende en beoefenende Wiskunst, Sterre- en Aardrijkskunde; - Teken, Schilder, Bouw, en Doorzichtkunde, Ontleedkunst; - Natuur-, Staats- en Burgerrecht, Geschiedenis, Griekse en Romeinse Oudheid en velerlei Oude en Hedendaagse Talen, en vakken van Letterkunde. Alsmede Tactica en Vestingbouw. Gewoonlik deed hij 't in 't Frans, soms ook in andere talen. Duizende en duizende papieren en papiertjes zijn bewaard, waarop hij vooral na 1795 zijn aantekeningen maakte. En wat bevatten deze niet? Als een middeneeuws geleerde, bijna ‘de omni re scibili’. Over taal en letteren van de Nederlanders, Duitsers, Fransen, Engelsen, Italianen, Spanjaarden, Portugezen, Kelten, Arabieren, Israëlieten, Romeinen, Grieken, Perzen, Chinezen en Ethiopiërs; zowel over middelnederlands en middelhoogduits, als over angelsaksies, oudnoors, oudfrankies, en goties; over taal in 't algemeen. Dan nog over theologie, rechtsgeleerdheid, geschiedenis, beschavingsgeschiedenis, krijgskunde, bevolkingsleer, statistiek, oudheden, penningkunde, wapenkunde, schilderkunst, bouwkunst, wijsbegeerte, geneeskunde, dierkunde, scheikunde, geologie, fysiologie, wiskunde, enz.’
Deze ‘verbazende schat van geleerdheid in schier alle vakken’ was velen bekend. In Londen noemde men hem ‘the Encyclopedy alive’. In Duitsland vroeg men hem meermalen, of hij ‘Herr B. der Maler, of Herr B. der Mathematicus of Herr B. der Gelehrte’ was. | |
[pagina 396]
| |
Hij kon in zijn tijd meetellen voor een meer als middelmatig geleerde in al die vakken. Van de Ziekte der Geleerden verklaarden vermaarde dokters ‘dat het geneeskundig gedeelte ten uiterste nauwkeurig en belangrijk was’. Van de toenmalige phytotomie was hij volkomen op de hoogte. Over Bouwkunst gaf hij ‘lessen welke mede geheel nieuw waren, en alle Bouwkunst, de Gotiese, Perziese, Indiese niet uitgesloten, tot vaste mathematiese en aesthetiese regels brachten.’ ‘Een geheel nieuwe en in haar soort énige oplossing van het Problema Pythagoricum is genoegzaam om Hem als Wiskunstenaar te vereeuwigen’..... Bilderdijk was een man van veelomvattende geleerdheid. Een algemeen veelweter. Dat blijkt ook uit zijn werken, zijn uitgaven, gedurende zijn gehele leven.
Bilderdijk was min of meer een ‘selfmade man’. Zoals alle voor-mannen op welk gebied ook. Eigelike leermeesters had hij niet. In 't gareel leerde hij niet lopen. Hij trachtte uit eigen ogen te zien; niet te oordelen naar ‘eenmaal aangenomen begrippen’. Hij ging zijn leven lang zijn eigen weg. Wie 't begane pad betreedt
Vindt alleen 't al bekende,
en maakt alleen van tien boeken een elfde dito. Zijn kennis was fenomenaal. En al bleek later veel wetenschappelik onbewijsbaar, al was later menig détail, en meer, onjuist; intuïtief had hij vaak 't juiste principiële inzicht in ‘wat anderen gedeeltelik altans, geheel verborgen was gebleven’.Ga naar voetnoot1) Die intuïtieve voor-kennis toont hij in zijn Vaderlandse Geschiedenis: het leenstelsel bracht hij voor 't eerst in 't systeem, dat nog ‘im grossen und ganzen’ wordt aangenomen, In zijn taal-wetenschap komt die uit: taal is
‘Vloeibre klanken, waar, met d'adem uitgegoten, De ziel zich zelf in meedeelt.’ | |
[pagina 397]
| |
Taal bestaat niet in schrift, ‘dat is een bloot hulpmiddel’, - maar in de ‘viva vox’.
Zeker, niet houdbaar is veel van wat hij verkondigde. Maar wat bleef er over van de wetenschap van zijn tegenstanders, van zijn tijdgenoten? Van de wetenschap van Van der Palm, Siegenbeek, Van Capelle, en zo veel anderen? | |
V.In 't Buitenland, maar vooral in 't Binnenland waren er verscheidenen, ook onder de mannen van ‘'t rijkste zieleleven, die Bilderdijk om strijd 't innigst liefhadden’. Zij inzonderheid ijverden er voor dat deze aan talenten zo rijke man zijn grote gaven zou kunnen besteden in 't belang van de studérende jongelingschap. Zo worden er dan plannen gemaakt voor een leerstoel in Lingen. Of wel, om hem in 't eigenlike vaderland te behouden, in Franeker, Leiden, Amsterdam, en Groningen. Dan is er sprake zelfs van Moskou, Kazan, en Dorpat. Maar ‘het hoogleeraarsamt wenste geen van onze akademiesteden hem aan te bieden’. En ook in 't Buitenland bleef dit een illuzie. Ten slotte komt Bilderdijk over voor een litteraire betrekking in zijn vaderland: Lector in de nederduitse Taal, Welsprekendheid en Dichtkunde in Amsterdam. Ook hiervan komt niets. Maar voor Bilderdijk, ‘de glorie van zijn rijk’ doet koning Lodewijk Napoleon wat hij kan. Kort echter was deze-zijn regering. Ook nog latere pogingen om voor Bilderdijk een ‘chaire te creëren’ mislukken, èn in Parijs aan de ‘Université Impériale’, èn in Kongsberg in Noorwegen; èn onder Willem I in Amsterdam. Zo wordt hij eindelik privaatdocent in Leiden. Daar doceert hij voornamelik Geschiedenis, maar ook nederlandse Taal, en Staatsrecht, en Perspektief. Druk bezocht waren zijn kolleges niet. Men betwistte elkaar er niet de plaatsen. Maar wie waren zijn leerlingen? Geen onbekenden, zelfs nu, in onze tijd. Zo volgden zijn | |
[pagina 398]
| |
lessen: Isaäc da Costa, Abr. Capadose, Nicolaas Carbasius, de Van Hogendorps, Willem en Dirk,Ga naar voetnoot1) J.T. Bodel Nyenhuis, Walree, Quarles, F.C.C. Tydeman, Groen van Prinsterer, Jac. Rau, S.J.E. Rau, Antony Brugmans, P.J. Elout van Soeterwoude, C.C. Callenbach, W.A. baron Schimmelpenninck, Jacob van Lennep, J.J.F. Wap, en anderen meer. Overigens stond hij vrij geïsoleerd in Leiden tussen de doctissimi van de universiteit. ‘Isolement wijst op kracht.’ Mussen zwermen in troepen, adelaars nestelen alleen. De machthebbers waren hem tegen. Meer nog, de officiéle sommiteiten werkten uit alle macht tegen. Men vond zijn invloed verkeerd, zijn staatkundige richting vooral. In West-Europa - en daar alleen? - niets ongehoords. Men schreef van ‘adderen-vergif uit een venijnige bron’! Vooral in later tijd, meer en meer, waren zijn tegenstanders ‘onverbiddelik en zonder genade’. En toch - - - | |
VI.Dichters zijn vaak Zieners. Ook Bilderdijk was Ziener. Deze zijn er meer. Was Bilderdijk ook Dichter, Woordkunstenaar? Was hij als Rembrandt onder de schilders? Hij heeft veel woorden in rhythme en rijm gebracht. Liet hij zich gaan in zijn begeestering, dan stroomden hem ‘overkropt met geleerde weterij’ de woorden toe. Met zijn sterk geheugen komt het ene na het andere; tot zijn vrouw vaak de arm moe was van drie-daags verzen diktéren. Het is geleerde dicht. 't Eist verklaring. Tal van herinneringen, van zinspelingen, van bedoelingen maken dat het moet vertaald in gewoon nederlands. 't Is vol abstrakties.
Wat hij dichtte? Wat bedichtte hij niet? | |
[pagina 399]
| |
Hij schreef ‘treur- en blijspelen, een epos, romances, dichterlike vertellingen, fabels, liederen, hymnen, oden, elegieën, satieren; leerdichten... travestieën en parodieën, beschrijvende gedichten.’ Hoeveel ‘Aan... ’s en ‘Op...’s en ‘Ter...’s en ‘Ten...’s!Ga naar voetnoot1) Gelegenheidsverzen, gelukwensen, verjaar- - op zichzelf en zijn ega's - lijk- en sterf-dichten; ontboezemingen en uitboezemingen..... Oorspronkelik en in vertaling. Veertien dikke delen gaf Da Costa uit. En wat is er nog niet in handschrift bewaard. Maar wat een rhetoriek, een ‘verbiage’Ga naar voetnoot2), een klinkklank! Wat een woorden om niets belangrijks te zeggen.Ga naar voetnoot3) Geen wonder. Hij was ‘van jongs aan altijd meer bekend geweest met de oude taal en de Dicht- en plechtige Redestijl dan met die van het daagliks gesprek.Ga naar voetnoot4) Beeldspraak, geen verbeelding kent hij: ‘gewone en afgezaagde figuurstijl die al geen figuurstijl meer is’. 't Is, zo als hij zelf zegt van zijn jonge tijd, zo is 't van hem later nog: Voor hem strijden 't dichterlike en 't werkelike met elkaar. Voor hem is poëet zijn: ‘d'aardse dampkring uitgeschoten,
Het aardrijk met de voet te stoten
Ziedaar, hetgeen de Dichter maakt.’Ga naar voetnoot6)
| |
[pagina 400]
| |
Maar Bilderdijks verzen moeten niet gelezen maar voorgedragen, d.i. op sterk rhetoriese toon uitgegalmd. Zeker, dan merkt men niet meer elke indruk afzonderlik, dan wordt het een chaos die verbijstert; 't muzikaal rumoer van een stoomdraaimolen, dreunende en daverende hoempapamuziek; duizeligmakend door de verwarrende mozaïek van allerlei dichterlike frazes. Bilderdijk had in zijn jonge tijd met verrukking ook geluisterd naar het deklameren van toneelspelers als Punt en Duim. Bilderdijks vader verstond die kunst dat de porseleinen stellen rammelden en daverden op de kast. In de galming van die tijden wisten de recensenten geen poëzie, die zo aan alle ‘eisen’ voldeed. In die klink-klank-tijd noemde men hem dan ook Bij wie geen Plato, geen Homerus ooit kon halen
Die voor Euklied' niet wijkt, voor Demostheen' niet zwicht....
* * *
De vergelijkingen waren niet kwaad. Hij had zijn poëzie geleerd bij uitheemse klassieken. Soms twintigmaal een stuk uit de oudheid in Hollandse verzen vertaald ‘om te leren’. En hoeveel uit de ‘aaloudheid’ heeft hij niet overgezet? Hij heeft 't zich beklaagd. Altijd voelde hij, dat hij ‘had reeds al te veel zijn vroegren nagezongen
De schoudren al te lang in 't nijpend juk gewrongen.’Ga naar voetnoot1)
De oude zuurdesem was hem te sterk geweest - als in veel en velen. Dit is zijn eigen vonnis: ‘het is... dikwijls bloot gemaniereert; en zeer dikwijls is het meer nabootsing dan eigenlike uitdrukking van 't geen... schoon is.’ Het is classiciteit zo goed als overal bij Bilderdijk. Al | |
[pagina 401]
| |
klinken de woorden nederlands, hoe kan dat na-gedoe echt-nederlandse poëzie wezen? Die zuurdesem van ‘d'aaloudheid’ had en heeft hem ‘verzuurd’ voor het groot-nederlands voelend nageslacht.
Wie las Bilderdijk? De Vaderlandsche Ontboezemingen werden uitbundig geprezen, door de recensenten. Gekocht werden Bilderdijks Dichtbundels bijna niet. De dichter had vaak grote moeite ze gedrukt te krijgen. ‘Mijn arbeid wil niemand.’
En wie leest ze nu, die duizende en duizende regels? Wie leest Bilderdijk? Wie kent hem? Profeties zegt hij, - Bilderdijk zelf, met zijn voorgevoelens zegt van zijn poëzie: ‘na honderd jaar, wie zal ons brabblen horen?’Ga naar voetnoot1)
* * *
Duizende regels dichterij schreef Bilderdijk. Vaak alleen maar ‘vorm’. Verzen zijn 't zonder ende
Waar ik thands mijne aandacht wend
Wat verstand of wil gebied',
Wat er in of door mag stormen,
Alles voegt zich in die vormen,
Anders denken kan ik niet.Ga naar voetnoot2)
Weinig dan ook zijn de verzen, de regels waarin uitkomt de echte poëzie. ‘De tot harmoniese en melodieuse schoonheid wonderbaar spontaan-weg opgegroeide uiting van het hoogste en diepste en innigste in een fijn voelende menselike ziel.....’ ‘de ware diep-gevoelde, sterk-geziene, muzikaal-heenruisende en de ziel machtig-aangrijpende poëzie.’Ga naar voetnoot3) | |
[pagina 402]
| |
En toch, - al was hij, en voelde hij zich, ónmachtig zelf 't ‘rijmelen’ te laten, hij voorgevoelde wat Poëzie was. Alleen Kracht, - ‘Kunst’, - 't Kunnen ontbrak hem. En toch, - al deed hij veelal in praktijk 't zelfde als de anderen; hij veroordeelt: Men haalt uit woorden en gedachten
Van tijdgenoot of voorgeslachten
Gemakkelik een vers bijeen.Ga naar voetnoot1)
Hij proeft in de Van Harens de eigen dichter-kracht, die zoveel verschilt van in navolging likken en polijsten. Hij protesteert tegen het schoolmeesterig gevit van fouten, als 't afwijkt van kompositie-leer en stijl-leer en spraak-leer; alsof dit hoogstens is te verontschuldigen met: dichterlike en ondichterlike vrijheden. Hij voelde: ‘Poëzie is thands een staat van conventie.’Ga naar voetnoot2) ‘Poëzy, de hoogste hemelgaaf,
Een nietig kunst-werk, van gesmeedde regels slaaf.’
Hij profeteert het: geen poëzie weer, ‘..... Tenzij
Een nieuw Geslacht ontspruit', van onze kunstleer vrij.’Ga naar voetnoot3)
Hij voorgevoelt het: ‘Ieder die gevoel heeft is Dichter; maar hij die... Dichter mag heeten, in hem moet dat gevoel heerschende, voor de duizenderlei onderscheidene spanningen die een snaar ondergaan kan, vatbaar zijn’... | |
[pagina 403]
| |
Dit gevoel is het ware kenmerk der Dichtkunst, als Natuurgaaf....’Ga naar voetnoot1) Zo is Bilderdijk de Voorziener van mannen als van '80. | |
VII.Niet in Dichter-zijn is Bilderdijks betekenis te vinden. ‘Geboren Dichter? Dat ben ik niet, maar ik heb Dichter willen worden.’Ga naar voetnoot2) Hij was 't niet met geheel zijn ziel, met geheel zijn wezen.Ga naar voetnoot3) Dit voelde hij zelf wel: nu eens ligt in 't romeinse recht al zijn wellust en waarachtige uitspanning, en is de poëzie hoogstens ‘een tussenvallende vlaag of paroxysmus’, dan is 't de krijgskunst, die hem 't naast aan 't hart ligt; soms heet het dat hij zich biezonder heeft ‘toegelegd’ en gepresteerd in de Dichtkunst, de algemene Taal en de Bouwkunst.’ In deze veelomvattendheid, maar vooral wat hij daarin werkt met zijn innerlike harmoniese persoonlikheid, daarin schuilt Bilderdijks betekenis.
* * *
Bilderdijk is geen republiekeinse Oranje-klant uit de XVIIe eeuw. Hij was een demokraties-monarchaal van de XVIIIe eeuw. Een anti-revolutionair-ist ‘avant la lettre’Ga naar voetnoot4) im grossen und ganzen. Oranje-gezind, Prins-gezind, Konings-gezind, maar niet onvoorwaardelik. ‘Ware vrijheid is daar waar een grootmoedig monarch zijn onderdanen beheerst en beschermt.’ Vaderlander is hij. Niet elke nederlander, alleen omdat hij nederlander is, maar de ideaal-man naar Bilderdijks opvatting, is hem de landgenoot. Hij schold zowel patriotten, - als prinsgezinden; maar ook hij hielp prinsgezinden als patriotten. | |
[pagina 404]
| |
Waar ‘de onschuld leed, God riep mij tot haar Wreker.’ Nederland bleef zijn vaderland, al mopperde hij hier als ergens anders Hij mocht de Oranjes ‘toejuichen’, Napoleon prijzen, en koning Louïs - hij zong Holland leeft weer
Holland streeft weer
Met zijn afgelegde vlag...
Door de boorden
Van het noorden
Naar den aangeboren dag.
Holland groeit weer
Holland bloeit weer
Hollands naam is weêr hersteld!
Holland, uit zijn stof verrezen
Zal op nieuw ons Holland wezen;
Stervend heb ik 't u vermeld.
Hij wil dit in 1811 publiceren.Ga naar voetnoot1) Zoals hij in 1805 ‘Vaderlandse Oranje-zuchten’ uitgaf en zelfs in 1809 deze verzen herdrukken liet. Bilderdijk eerde in Lodewijk Napoleon ‘een volkslievend en vaderlik opperhoofd’, die Nederland, zelfs tegen de zin van zijn keizerlike broer, in 't belang van de Nederlanders trachtte te regeren. Hij dicht zijn ‘Ode’ aan Napoleon, voor hem de held die ‘de gruwbre python’ van de revolutie geveld had, met deze oorspronkelike slotstrofe: Napoleon, zie duizend tongen
Uw naam verbreiden over de aard!
Van Oost tot West u lof gezongen!
Maar zijt gij ook de mijne waard?
Is 't heil der aard uw hoofdbedoelen,
| |
[pagina 405]
| |
En kunt gij u gelukkig voelen
In 't dienstbaar zijn aan zulk een plan?
Uw hart besliss' dit door uw daden!
Zo die geen andre zucht verraden,
Welaan, ontfang mijn hulde dan!Ga naar voetnoot1)
Hem, de anti-revolutionair-ist, de ‘chiliast’ was de toekomst een wereld van vrede. Op 't millennium was zijn verwachting. Wie hem deze nader bracht, had zijn hart en ziel: Oranje, of Lodewijk, of Napoleon.Ga naar voetnoot2) Aan Oranje bleef de eerste plaats in zijn hart. Maar personen zijn alleen dragers van ideeën.
* * *
Zijn staatkundige en ook maatschappelike gevoelens waren bij Bilderdijk ‘im Einklang’ met zijn geloofsovertuiging. Hij is Contra-Remonstrant, maar geen van de XVIIe eeuw, daarvoor leeft hij twee eeuwen later; geen Hervormdekerk-man in de zin van zijn tijdgenoten. Maar vader van 't Réveil.Ga naar voetnoot3) Bilderdijk is gelovig Christen. Geen heilige, geen asceet ook. Hij neemt àl de natuur, maar met een ‘mits’. Alles in Gods schepping neemt hij aan als dienstig en dienende, mits ‘wat men ook doet, doet het alles ter ere Gods.’ Ook het sexuele, in 't Huwelik, door God ingesteld.Ga naar voetnoot4) Zo dicht Bilderdijk de verzuchting: geef ons nakroost. Men heeft Bilderdijk sensueel genoemd. En men wijst op ‘Mijn Verlustiging’; en zoals hij ‘Lust en Liefde’ bezong toen hij al op leeftijd was; en op zijn ‘Grijzaarts Bruiloftszang’. Hebben machtige naturen dan geen machtige passies? De een verzwijgt het, de ander bezingt het. En geeft hij geen uiting aan 't algemeen menselike? Waarom hem dan juist dit tot verwijt gemaakt? | |
[pagina 406]
| |
‘Hoe groter geest, hoe groter beest’, nooit heeft men 't van hem gezegd. Men moet erkennen, dat hij ‘door jongelingschap en jeugd zijn lichaam rein bewaarde’. Geen uitspattingen, welke ook, legt men hem ten laste. Is 't ook geen zuurdesem van rooms ascetisme bij die 't huweliksgenot niet durft prijzen, die 't best het stilzwijgen er toe meent te doen. En wat is het criterium? ‘Is de meest alledaagse moraal genoeg, en de maatstaf geen andere als die van de eerste de beste kruidenier: het burgerlik huwelik? Een maatstaf blijkbaar zo gebrekkig dat vrome en vroede mannen heden ten dage nog twisten over de zedelike waarde van het neomalthusianisme’. Maken zij het uit die ‘de moraliteit laten opgaan in overeenstemming met een wetsbepaling, en die zich dan bewegen in deze kwestie met het uiterste gemak?’ Zij echter, ‘die de zedelikheid zoeken in de verwezenliking van een zelfstandige (autonome) Ethiek, zullen het oordeel opschorten en nooit verzuimen zich te herinneren, dat “wie van u zonder zonde is”, en “haar zal veel vergeven worden omdat zij veel heeft lief gehad” niet juist woorden zijn van moderne wuftheid.’Ga naar voetnoot1) Ook een christen blijft een mens. Niet op de daad zelf, maar hoe hij zijn daden, zijn misslagen, zijn zonden beschouwt; op 't innerlike komt het aan. ‘Geloof, zo leidt u 't hart, door dat Geloof verlicht.’
Maar ook daarin vindt hij zijn vrijspraak. En Bilderdijk dan niet?
* * *
Niets buiten, alles in God. Hiertoe moet alles meewerken. In Christus is de bron en 't middelpunt der kennis;
Een wijsheid buiten Hem is enkele heiligschennis,
En arbeid, die den geest in 's duivels strik verwart.
| |
[pagina 407]
| |
Geen waarheid dan in Hem; alle andre glans verduistert,
Zijn kennis is 't alleen die ons de ziel ontkluistert,
En zonder Hem is niets....Ga naar voetnoot1)
Geen wetenschap ook buiten God. Al wat de moderne wetenschap levert en resulteert, alles zijn bouwstenen voor 't ware Geloof. Bilderdijk neemt in zich op, conglomereert, en harmoniseert de nieuwe vindingen op elk gebied met de leringen van het oude Calvinisme. Hij is de eerste hoogleraar op Gereformeerde grondslag maar in partibus. ‘In God is Eenheid, die heeft hij zijn Schepping ingedrukt.’ ‘Bij deze eenheid, uítbreiding in alle kringen en ordeningen. Uitbreiding, welke in één smeltende Liefde is; zij de vervulling aller wet, en die in zich alle plichten bevat.’Ga naar voetnoot2) Geen wetenschappelike geologie als die zijn basis vindt in de Bijbel. En hij bewerkt (1811) de ‘Lettres sur l'histoire de la terre et de l'homme’ en de ‘Lettres Géologiques’ van Luc. Geen dierkunde zonder bijbels inzicht in ‘Het wezen der Dieren’ (1817). Geen Rechtsgeleerdheid, geen Geschiedenis, als gebaseerd op de gegevens in Gods woord. Geen Kunst ook als ingegeven en in overeenstemming met de christelijke beginselen. ‘Godsdienst, Waarheid, Deugd en 't Schone
Zijn éen....’
| |
VIII.In alles is Bilderdijk gelovig Christen. Maar ook, op rijpere leeftijd mag hij zijn onmachtigheid meer gevoeld hebben als vroeger; daardoor, en ondanks - hij blijft idealist. | |
[pagina 408]
| |
‘Zo ongemeen, dat hij, met zestig jaren achter zich van allerlei ontnuchtering en teleurstelling, nog een ziel heeft, vers genoeg, om met ‘grote verrukking’ twee hem oorspronkelik vreemde Israëlieten te kunnen ‘aanstaren’, als de doop van zijn religie op hun voorhoofden neerdrupt; een man, in alles verzocht, door alles bedorven, door ‘zenuwziekte’ geplaagd, door vrees voor krankzinnigheid vervolgd, maar die, plotseling opgestegen uit zijn poel, de zonnigste toppen bereikt, en, met zijn God in het aangezicht, jubelt als een kind: ‘onze Godsdienst is een vrolike godsdienst’!Ga naar voetnoot1)
Deze geloofsovertuiging had hij in alles; deze geloofsintuïtie die bevestigd is, verzekerd. Die ‘geheel een metafysieke wereld draagt in eigen zelfbewustheid, en daarvan getuigt uit eigen innerlik leven.’Ga naar voetnoot1) Geen bewijsbaarheid, maar zijn zelf-gevoel gaf het vóór en tegen. Zijn overtuiging was: ‘alle wezenlike waarheid wordt als zodanig gevoeld; wat men verstandelik bewijst is is alleen relatieve waarheid.’ ‘Wat het verstand op zijn hoogst vermag, is te onderscheiden door uiteenzetting wat in 't gevoel tegelijk en op eens in de hoogst volkomen samensmelting begrepen is. Volstrekte blijkbaarheid behoort tot het verstand niet, maar tot het zelf-gevoel.’ Dat deed ook Bilderdijk scherp en zonder twijfelen oordelen. Zoals hij 't vond, was het waar. Al wist hij - en gaf 't dadelik toe - dat alle mens leugenachtig en Eén slechts waar was. Alleen Bilderdijk was Zijn profeet. Berispt men zijn werk, breekt men 't af, hij bekreunt zich, natuurlik, niet om 't ‘oordeel van 't geboefte’. Doet men hem vragen om hem in 't nauw te brengen, hij maakt er zich van af; hij liet betweters praten. ‘Zonder zich zelf te verongelijken, kan hij zich niet met hun afgeven.’ Schrijft iemand naast zijn verzen: ‘dit versta ik niet’, dan voegt Bilderdijk er bij: ‘dat behoeft ook niet’. Dit tekent hem. | |
[pagina 409]
| |
Is duidelikheid dan geen eerste eis in een schrijver? ‘Hoe, als de geest van de schrijver vaardig over hem wordt, zal die geest telkens moeten gekortwiekt door de overweging, dat hij zich aan misverstand bloot stelt? Moet de maatstaf voor 't geoorloofde van onze taal liggen in zijn verstaanbaarheid voor ieder burgermans verstand?’Ga naar voetnoot1) Bilderdijk vroeg niet naar het Publiek. Als een kind reageert hij op indrukken. Is niet ‘in alle mannen van grote begaafdheid een kind dat niet groot wordt? Is dit niet hun kracht, die hun fris doet blijven tot hun ouderdom? Van berekening is bij deze mens geen sprake. Impulsief spreekt hij zijn meningen. Men weet niet of hij altijd gelooft wat hij beweert. Maar dit kenmerkt vaker verheven geesten. En ‘is dit ook wel zo slim? Weten zij 't zelf altijd? Kunnen, mogen zij niets beweren dat nog geen overtuiging bij hun geworden is, en het mischien nooit worden zal, omdat het ver boven hun zelf staat, omdat zij het in een stikdonkere nacht bij weerlicht hebben gezien; o gezien met de duidelikheid waarmee wij een stoel zien, maar zó snel dat het niet kon worden onderzocht. En staat het dan aan ons, de ziener ter zijde te nemen, en hem met het nuchterst gezicht van de wereld te zeggen: vriend, vriend, je beweert dit of dat gezien te hebben, maar geloof je wel wat je beweert? Het enige dat wij bereiken zullen, is een trek van onbeschrijfelike weemoed op zijn gelaat als hij ons antwoordt: wat doe je me moeite aan! Een God heeft u mijn bewering gegeven: doe er uw voordeel mee, en laat het een zaak blijven tussen Hem en mij, hoeverre mijn geloof al op de hoogte van mijn eigene bewering staat.’Ga naar voetnoot1) Ziener was Bilderdijk. Daardoor treft lateren zijn geniale blik; vinden zij zijn originaliteit. | |
[pagina 410]
| |
IX.In afzondering opgegroeid, buiten 't ‘leven’ zich bij voorkeur houdend; hij de idealist, stoot hij zich telkens aan de werkelikheid. Hij idealiseert Rebecca, zijn vrienden, zijn landgenoten, zich zelf, zijn God - de enige die hem niet tegenvalt. Maar al de anderen? Rebecca was 't tegendeel van een ideaal-vrouw: zij valt hem tegen. Hij valt zích zélf tegen. Struggelt voortdurend; van dit proces ontwaren de omstanders de hitte. Hij klaagt over alles, over zijn geest, zijn lichaam, zijn omgeving; hij voelt zich onmachtig tegen ziekte-aandoening, tegen de levensomstandigheden. Weet wat zijn ideaal is, bromt en kreunt: hij voldoet zich zelf niet. Zijn landgenoten vallen hem tegen, ergeren hem: heus geen wonder; hij was en is de enige niet. Hij ergert zich, de zoveel hoger staande die dit voelt en weet, aan die inférieure lui om hem heen. En aan die ergernis geeft hij gedurig lucht. Alles is verbasterd bij vroeger. 't Einde nadert. | |
X.Zo was dan Bilderdijk niet populair. Hij werd niet begrepen, niet doorzien door de meesten. Weinigen, - maar wie?! - voelden zich tot hem aangetrokken, met hem gelijkgenatuurd. In verscheiden kring, hoog en laag. Zij begrepen hem, waardeerden hem als Mens en Denker. Zij vónden hem. Ware vrienden, zagen ze over 't hoofd of door de vingers wat anderen zo hinderde. Capadose, en Da Costa, ‘aan wie hij nog eindeloos meer t hart raakte als mens dan als dichter’; Professor Kesteloot, de medicus, die de uren met Bilderdijk doorgebracht, rekende tot de genoeglikste van zijn leven; Willem van Hogendorp, die zoveel te danken had aan zijn persoonlike omgang. Men moest Bilderdijk kennen, van nabij. Wie moet men dat niet. Dan begreep men zijn satyre, zijn ironie; zijn humor, fijner en | |
[pagina 411]
| |
grover, waar anderen zijn meesmuilen zagen, of zijn ‘grijnzende lach’.Ga naar voetnoot1) Die hem kenden, daaronder ‘mannen van 't rijkste zieleleven’, zij waren liever éen uur met Bilderdijk, ‘dan tien gezellige avonden met mensen van wie Goethe zegt, dat, als 't boeken waren, die nooit door hem zouën gelezen worden.’ | |
XI.Man van karakter, ‘semper idem’ in de grond van zijn wezen.Ga naar voetnoot2) Maar ook ‘nil humani ei alienum’. Zijn hele leven onverschrokken kamper voor wat hij goed meende, fel bestrijder van wat hij kwaad achtte. Geïsoleerd, maar ‘in isolement zijn kracht’ zoekend. Van een ondergaand geslacht: de man met ‘de opgetoomde driekante hoed, de staatsierok, de korte broek’. Profeet in zijn tijd, zowel Ziener, als Vermaner. Vóor-ziener van veel, maar ‘stervend het meldend’. Nòch Vóor-loper echter, nòch minder Vóor-ganger. Een Reus toch, in ons kleine Nederland, onder zijn Broederen.
Aug. '06. B.H. |
|