dat ‘het eerste lid van onbekenden oorsprong is’. Wat het eerste lid is: mee of mees, mag de lezer bedenken.
Oudemans (Bijdr. VI blz. 374) kent een werkwoord smuylen, dat hij, met verwijzing naar Kiliaen, vertaalt door grimlachen. Jammer genoeg laat hij het hierbij; of vond hij 't zoo voldoende, waar Kiliaen smuylen geeft?
Want werkelijk vinden we bij Kiliaen (Deel II, blz. 601) een werkwoord smuylen, dat vertaald wordt door Lat. subridere en vergeleken met Eng. smile.
Dit door Kiliaen opgeteekende smuylen is m.i. nu het tweede lid der samenstelling meesmuilen, waarvan het eerste lid het bijw. me(d)e is. Meesmuilen is dus meelachen, welke vertaling voor smuilen in grondbeteekenis overeenstemt met de nog altijd gangbare.
Zooals ik boven reeds opmerkte, plaatst Kiliaen naast 't Nederl. smuylen, 't Eng. smile. Volledigheidshalve wil ik nog even nagaan, of deze 2 vormen etymologisch dezelfde zijn.
Opmerkelijk overeenstemmend zijn alvast de consonanten bij smuylen en smile, wat trouwens niet anders kan, daar, indien deze vormen elkaar dekken, sm en l niet aan de wetten der klankverschuiving onderworpen waren.
Rest dus aan te toonen, dat Ned. ui (Kil. uy) en Eng. i (als in smile) phonetisch te verklaren zijn.
Dat deze Eng. i vaak een Umlautsproduct van Germ. û is, leert Kluge (Grdrss.2, blz. 1043, § 101). Onder de door Kluge opgegeven voorbeelden vinden we Eng. smile niet. Toch moest dit m.i. er bij zijn opgenomen.
Merkwaardig is ook, hetgeen we vinden opgemerkt door J.L. Frisch, Teutsch-Lat.-Wtb. (1741) sub schmollen: subridere, heisst auch bey einigen, a risu abstinere ob secretum rancorem, das Maul krümmen, aliquid aegre ferre; en verder: ‘es ist also wahrscheinlich dass es von Maul komme, absonderlich, da die Holländer smuylen haben von muyl.
Allerwaarschijnlijkst is de bron, waaruit Frisch heeft geput, L. ten Kate's Aanl. tot de Kennisse enz. Immers Frisch' woordenboek verscheen in 1741, terwijl Ten Kate's werk in 1723 het licht zag. Bij Ten Kate (Deel II, blz. 61) lezen we: