Taal en Letteren. Jaargang 16
(1906)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 258]
| |||||||||||||||||||||||||
Over de opvolging der spraakklanken in lettergrepen naar aanleiding van een wet van Dr. Lloyd§ 1. Sonoriteit is de subjectieve totaalindruk van een klank, hetzij een stemhebbende of een stemlooze.Ga naar voetnoot1) Alle klanken, dus ook alle spraakklanken, houden er een eigen sonoriteit op na, die vastgesteld wordt door onderlinge vergelijking, als ze door denzelfden persoon onder dezelfde omstandigheden worden uitgesproken; deze sonoriteit kan grooter of kleiner gemaakt worden door den klank meer of minder krachtig uit te spreken. Eigen sonoriteit, aldus gewijzigd door kracht, noemt Passy intensiteit: deze laatste is als 't ware de resultante van de twee.Ga naar voetnoot2) In klankgroepen hebben de samenstellende klanken natuurlijk verschillende intensiteit. De gesproken taal is een opeenvolging van intensiteitsgolven van verschillende grootte. Elke golf is een klankgroep, die men gewoonlijk lettergreep noemt. Waar de intensiteit tot het laagste punt daalt, is het einde van een lettergreep en, als er meer golven volgen, het begin van een nieuwe. Natuurlijk is deze opeenvolging van golven een geheel andere dan die der krachtgolven, of liever krachtgroepen. De grenzen der laatste zijn de oogenblikken der geringste | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||||||||||||
kracht, maar zóó, dat de groepen logisch één geheel vormen. In: ‘Kk me dat vèntje eris làchen’, zal, onder welke omstandigheden men den zin ook zegt, de grootste nadruk altijd gelegd worden op kijk, vent en lach, terwijl de lettergrepen daartusschen altijd min of meer klemloos zullen zijn. Zelfs al spreekt men het woord dat om bijzondere redenen met kracht uit, dan is dat woord toch nog minder sterk dan vent. De geringste kracht komt na me en ventje, zoodat we de volgende krachtgroepen krijgen: ‘Kk me | dat vèntje | eris làchen’, welke groepen ook logisch bij elkaar behooren. Men ziet dus, dat een krachtgroep uit meer dan één lettergreep kan bestaan, of liever, gewoonlijk uit meer dan één lettergreep bestaat.Ga naar voetnoot1)
Ik vond het niet overbodig op het verschil tusschen de twee verdeelingen te wijzen, omdat bij de krachtgroepen de onbeklemde lettergrepen door hun geringe intensiteit, die de scheiding tusschen de golven moeilijk waarneembaar maakt, bijna ineenvloeien, zoodat men een op- en neergaan van kracht krijgt, dus ook een golfbeweging.Ga naar voetnoot2) § 2. Thans komen we aan Dr. Lloyd's wet. In een aflevering van de Neuere SprachenGa naar voetnoot3) vinden we de volgende wet van bovengenoemden phoneticus: A heard syllable must be one rise and one fall of one sensory impression and no more. This rise may differ in rate and duration: either the rise or the fall may quicken or relax in speed, or may even | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||||||||||
remain for a time sensibly stationary and inoperative, but there must be no retrogression, no sensible fall within the rise or rise within the fall. Else the syllable straightway breaks into two at the point of retrogression, and there is no longer one syllable but two.Ga naar voetnoot1) Uit § 1 volgt duidelijk wat er met het eerste rise en fall bedoeld wordt. Aangezien elke lettergreep een intensiteits-golf is, moet het eerste deel in intensiteit toe- en het laatste afnemen. De rijzing is dus het begin van de lettergreep, vanaf het punt der geringste intensiteit tot onmiddellijk na het punt waar ze het grootst geweest is,Ga naar voetnoot2) de daling het einde van de lettergreep vanaf het laatstgenoemde punt tot het volgende oogenblik van de geringste intensiteit. Laten we nu den invloed van de kracht rusten, dan volgt uit het voorafgaande, dat de klanken in de rijzing elkaar zóó moeten opvolgen, dat de sonoriteit steeds toeneemt, terwijl in de daling juist het omgekeerde plaats moet vinden. Nemen we de kracht er bij, en bedenken we, dat deze de intensiteit versterken en verminderen kan, dan is 't duidelijk, dat er van de volgorde in sonoriteit mag worden afgeweken, als de nadruk deze laatste wijzigt. In het woordje gips bijvoorbeeld behooren de p en de s tot de daling en ofschoon de s meer sonoriteit bezit dan de p, gaat deze laatste letter toch vooraf. Dit kan alleen dan, als de s met zeer weinig kracht wordt uitgesproken, zoodat ten slotte de p nog meer intensiteit bezit dan de s. Spreekt men de s met groote kracht uit, dan wordt er door deze letter een nieuwe lettergreep gevormd. Waar Dr. Lloyd zegt, dat er geen daling in de rijzing en geen rijzing in de daling mag zijn, bedoelt hij natuurlijk, dat in 't begin van de lettergreep, waarin de intensiteit steeds toeneemt, geen klank kan geplaatst worden, die minder intens is dan de onmiddellijk voorafgaande, en dat er in het eind der lettergreep met steeds afnemende intensiteit geen klank kan worden ingelascht, die meer intens | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||||||||||
is dan de onmiddellijk voorafgaande. - Wordt dit wél gedaan, dan wordt de lettergreep gebroken.Ga naar voetnoot1) Dit laatste kan gemakkelijk worden aangetoond. Plaatst men namelijk in de rijzing een klank met geringer intensiteit dan de onmiddellijk voorafgaande heeft, dan krijgt men een oogenblik van inzinking daar, waar die nieuwe klank begint. Na het begin van dien nieuwen klank neemt de intensiteit natuurlijkerwijze voortdurend toe, omdat ze een nieuw maximum wil bereiken; maar ook vóór bedoeld oogenblik heeft een proces plaats gehad: onwillekeurig is door de nadering tot den nieuwen klank de intensiteit van den onmiddellijk voorafgaanden iets minder geworden en is er een geringe daling ontstaan.Ga naar voetnoot2) Het oogenblik waarop de nieuwe klank begint is dus voorafgegaan door een daling en gevolgd door een rijzing, m.a.w. het is de scheiding tusschen twee lettergrepen. Als men in de daling een klank zet men meer intensiteit dan de onmiddellijk voorafgaande, dan is het duidelijk, dat er vóór het begin van dien klank een daling is. Maar ook de nieuwe klank wordt intenser en vormt een rijzing. Ook hier ligt dus het begin van den ingelaschten klank tusschen een rijzing en een daling, m.a.w. er ontstaan twee lettergrepen. Spreekt men b.v. een aa uit en gaat men, zonder de kracht van uitademing te veranderen, over op een ie (houdt men dus alleen rekening met de vaste sonoriteit) dan breekt de lettergreep bij 't begin der ie; omgekeerd kan men zonder breking van de ie op de aa overgaan. Natuurlijk kunnen aa en ie wel in één lettergreep worden uitgesproken, als de eerste letter tot de rijzing behoort en deze gevolgd wordt | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||||||||||
door ie, die het begin is van de daling. (vgl. den tweeklank aai). § 3. We weten dus, dat de vaste sonoriteit der klanken in 't begin der lettergrepen toeneemt en in het einde geleidelijk minder wordt. Verder, dat alleen door invloed van kracht van uitademing van deze volgorde kan worden afgeweken. 't Zal nu ook duidelijk zijn, dat de daling moet beginnen vóór den klank, die volgt op dien met de meeste intensiteit. Met opzet hebben we gezegd vóór en niet onmiddellijk voor, want in werkelijkheid ligt het oogenblik waarop de daling aanvangt, niet tusschen den klank met de meeste intensiteit en den daarop volgenden, maar iets vroeger, dus in het einde van den klank met de meeste intensiteit. Neemt men b.v. het woord speelt, dan is de ee den meest sonoren, dus ook den meest intensen klank. De daling begint nu niet nà de ee, maar in het einde er van. De s, schoon meer sonoor dan de p, wordt met zeer geringe kracht uitgesproken: daarna komt de ee, die veel meer sonoor is dan de p, zoodat men in de rijzing een toename van intensiteit heeft. Het einde van de ee, de l en de t, vormen een afdalende reeks wat sonoriteit, dus ook wat intensiteit betreft. Thans dienen we na te gaan, in welke volgorde de spraakklanken na elkaar komen te staan, wat hun vaste sonoriteit betreft. - Aangezien de totaal-indruk, dien een klank maakt op het oor, afhangt van zijn meerdere of mindere verstaanbaarheid, zal zijn sonoriteit het grootst zijn, wanneer hij het verst draagt. Nu is 't een feit, dat stemhebbende klanken verder dragen dan stemlooze. Verder weten we, dat gebrek aan kracht de intensiteit, dus ook de sonoriteit vermindert; dus zijn klemlooze klanken minder sonoor dan beklemde. Ten slotte hangt de verstaanbaarheid ook vooral af van het meer of minder open zijn der klanken. Hoe opener de klank, des te minder hinderpalen ontmoeten de geluidsgolven op hun weg, dus hoe intenser is hij.Ga naar voetnoot1) Met deze gegevens komen we ongeveer tot de volgorde, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||||||||||
zooals die hieronder is aangegeven. We beginnen met de geringste sonoriteit:
§ 4. Naar aanleiding van het in § 3 behandelde wensch ik enkele opmerkingen te maken: a. Ik wil volstrekt niet beweren, dat men op de volgorde geen aanmerkingen kan maken: zij berust gedeeltelijk op eigen waarneming, dus is het resultaat min of meer subjectief. Van de h moet gezegd worden, dat hij moeilijk te classificeeren is, omdat de invloed van den volgenden klank op de h grooter is dan op eenigen anderen klank. In haas is h = ḁ in het is h = , enz.De w staat in dezelfde groep als de v, schoon de laatste klank minder open is. Zoo zijn ook de klinkers, die in dezelfde groepen genoemd zijn, volstrekt niet precies even sonoor. Klemlooze klinkers zijn wel eens meer sonoor dan beklemde door grooter ‘openheid’ (zie boven); maar ik kan mij voorstellen, dat sommigen de a van Maleier met minder sonoriteit uitspreken dan de oo van hoog. En zoo zouden er meer opmerkingen te geven zijn, maar | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||||||||||||
in 't algemeen zal, geloof ik, het gegeven lijstje dienst kunnen doen. b. Dikwijls ziet men verbindingen als sp, st, enz, aan 't begin, en combinaties als ps, ts, enz. aan 't einde van een lettergreep. Dat kan alleen dan, zooals reeds opgemerkt is, als de klank met de meerdere sonoriteit minder intens gemaakt is door het geven van minder krachtigen nadruk. c. In 't Hollandsch is steeds het tweede element van een tweeklank onbeklemd. Dit tweede element is altijd een zeer gesloten klank; uu (huis), ie, (mooi, fraai, reis) oe (eeuw hout). De voorgaande klank heeft in den regel mèèr, een enkele maal dezèlfde sonoriteit (oei). In 't algemeen zou er dus, als de tweede klank ook met nadruk werd uitgesproken een breking moeten ontstaan. Om zoodoende een onafgebroken klankgroep te hooren, moet de daling beginnen in 't einde van het eerste element, maar dan moet ook het tweede element langzamerhand zijn kracht verliezen. Men ziet inderdaad, dat bij ons het tweede onbeklemde deel steeds tot de daling der lettergreep behoort: huis (h(1), eerste deel van ui (12), •Ga naar voetnoot1), tweede, onbeklemde deel van ui (8), s (4)), - geeuwt (g (5), het eerste element van eeu, (10),•, het tweede deel van eeu(8), t (2)), enz. enz. In sommige talen, b.v. in de Engelsche u van dukeGa naar voetnoot2), staat er een onbeklemd element vóór het beklemde deel. Het eerste deel moet natuurlijk tot de rijzing behooren, omdat de sonoriteit daarna toeneemt. In het onderhavige geval wordt het tweede element nog door een derde, een w-achtigen klinker gevolgd, die ook onbeklemd is; de daling moet dus in het einde van het tweede element beginnen. Ui van 't Fransche puits, oi van roi, ie van pied, enz. zijn eigenlijk ook tweeklanken, maar de onbeklemde elementen, in dit geval de eerste, zijn geheel in medeklinkers overgegaan, die na een stemloozen medeklinker zelf stemloos of | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||||||||||
gefluisterd zijn.Ga naar voetnoot1) Natuurlijk begint de daling in het einde van het tweede deel en bestaat deze, als er geen andere klanken in den lettergreep meer volgen, uit niets anders dan uit het uiteinde van dat element. Dit is bijvoorbeeld het geval met de woorden pied en roi. d. Het levert natuurlijk voor de uitspraak geen bezwaar op, lettergrepen zonder klinkers te uiten, zooals bij ons en in vele andere talen gebeurt, als n.l. tegen de volgorde in sonoriteit niet gezondigd is, want medeklinkers kunnen evengoed sonoor zijn als klinkers (r, l, m, n). Zoo al van die volgorde is afgeweken, kan de kracht der uitademing toch de intensiteit regelmatig doen toe- en afnemen. In ons tusschenwerpsel sst! is de ss sonoor en vormt de rijzing, terwijl de t met het einde van den sisklank de daling uitmaakt. In 't Croatische woord brkGa naar voetnoot†) (knevel) b.v., is de r het meestklinkend en houdt de rijzing op in 't einde van dezen klank. In 't woord smrtGa naar voetnoot†) (dood; ook Croatisch) is de r weer het meest sonoor; van s op m, en van m op r is een regelmatige rijzing en van r op t een regelmatige daling. In het Tzechische woord strt∫Ga naar voetnoot†) is van de volgorde afgeweken: de r heeft weer de grootste sonoriteit en wordt dus gevolgd door de daling en voorafgegaan door de rijzing. Nu is in de rijzing de t minder sonoor dan de s, en in de daling minder dan de ∫; beide klanken moeten dus worden uitgesproken met geringen nadruk. e. Fransche woorden als noble, enz., kan men onmogelijk in één lettergreep uitspreken, als men de l op gewone wijze laat hooren. Echter wordt deze klank in de spreektaal door gebrek aan kracht nauwelijks hoorbaar, zoodat het woord bijna den indruk maakt van éénlettergrepig te zijn. Vaak zelfs hoort men dien laatsten klank in 't geheel niet. In 't Engelsch echter doet de l in woorden als noble, beslist den dienst van klinker in een nieuwen lettergreep. f. Als twee klinkers op elkaar volgen en twee lettergrepen | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||||||||||
vormen, ook daar, waar de eigen sonoriteit gelijk is, of toeneemt, moet de eerste klinker langzamerhand in kracht verminderd zijn en na een zeker punt van geringe kracht, de volgende met kracht begonnen zijn. Dit is het geval in woorden als reëel, realiteit enz. Omgekeerd kan er ook breking ontstaan, als de kracht, waarmee een klank wordt uitgesproken, plotseling zeer gering wordt, en daarna weer langzamerhand toeneemt. Vgl. O! O!Ga naar voetnoot1) g. Dikwijls zijn letters verder verstaanbaar dan de plaats in de opgegeven volgorde zal doen vermoeden. De s b.v. is zeer verstaanbaar. Passy zegt: ‘A Paris, ou millieu du bruit des rues, on apèle les cochers d' omnibus par (s:)’Ga naar voetnoot2). Dit is echter geen ware sonoriteit, maar schijnbare. Elke samengestelde klank namelijk (de spraakklanken zijn samengesteld) bestaat uit een hoofdtoon en bijtonen; nu is het door de hoogte en de kracht van de bijtonen dat de s zoo ver hoorbaar is.
Rotterdam. R. VOLBEDA. |
|