Taal en Letteren. Jaargang 15
(1905)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDoor het oog van een naald.‘Door het oog van een naald kruipen, in Zuid-NederlandGa naar voetnoot1): slechts ternauwernood moeilijke of gevaarlijke omstandigheden doorkomen.’ Hiermeê, plus met enkele aanhalingen scheept ons het Wdb. der Nederl. Taal af. Over oorsprong en verklaring geen woord. Geen verwijzing zelfs. | |
[pagina 456]
| |
In Woordenschat treffen wij het beter: ‘Hij is door 't oog van een naald gekropen, Matth. XIX:24. Spreekwijze ook in den Koran en Talmud te vinden; om aan te duiden, dat men slechts met de grootste inspanning iets bereikt of verkregen heeft, of bij een ziekte te nauwernood aan den dood ontkomen is.’ Over den oorsprong dus een verwijzing, over verklaring niets. Stoett Nederl. Spreekwoorden enz. 1460 a is uitvoeriger: ‘Door het oog van een naald d.i. ternauwernood, nauwelijks, vooral in verbinding met het wkw. kruipen in den zin van ternauwernood aan een groot gevaar ontsnappen.’ Dan verwijzingen naar Tuinman, Harrebomée e.a. en ten slotte over oorsprong en verklaring het volgende: ‘Hoogstwaarschijnlijk is de uitdrukking ontleend aan den Bijbel o.a. Matth. XIX, 24, waar Jezus zegt, dat het gemakkelijker is voor een kemel om door het oog van een naald te gaan, dan voor een rijke om in den hemel te komen. Men zal hier moeten denken aan den zes duim langen naald met een zeer lang oog, dien de kameeldrijvers gebruiken om hunne tuigen te herstellen. (Bijb. Wdb. II 607).’ De verklaring, zooals zij daar ligt, verklaart mij... niets. Hoe iemand, wanneer hij denkt aan een ‘zes duim langen naald met een zeer lang oog’ de vergelijking duidelijker wordt, dan wanneer hij denkt aan een gewone naald met een gewoon oog, is mij een raadsel. Het is toch even absoluut onmogelijk, dat een kameel door het oog van een gewone, als door het oog van een ‘zes duim langen naald’ gaat. De moeilijkheid ligt, dunkt mij, hierinGa naar voetnoot1): de bijbelsche zegswijze kan, krachtens de vergelijking zelf, niet anders gebruikt worden dan van dingen, die volgens den gewonen loop der natuur onmogelijk zijn, terwijl onzeGa naar voetnoot2) uitdrukking | |
[pagina 457]
| |
wordt toegepast op dingen, die wel moeilijk, maar toch mogelijk bleken. Hoe dezen overgang te verklaren? En waarom zeggen wij kruipen door het oog van een naald? De uitdrukking is in het katholieke Zuid-Nederland opgekomen. En zij is aan den Bijbel ontleend. Dit leidt ons er toe even na te gaan, hoe deze bijbeltekst (Matth. XIX.24.; Marc. X.25. en Luc. XVIII.25) door katholieke exegeten wordt, of eigenlijk werd, verklaard. De vergelijkende zegswijze: ‘Eer gaat een kameel door het oog van een naald, dan dit of dat geschiede,’ was ten tijde van Christus bij de Joden spreekwoordelijk en werd gebruikt om aan te duiden, dat iets onmogelijk was. In dezen zin komt zij (of een variant van haar) in den Koran en den TalmudGa naar voetnoot1) meer dan eens voor, o.a. - ik citeer de Fransche vertaling van Lesêtre in Vigouroux' Dictionnaire de la Bible I col. 527 -: ‘Tu es donc de Pum-Beditha [een tooverstad] où l'on fait passer un éléphantGa naar voetnoot2) par le trou d'une aiguille?’ (Baba Metzia fol. 38, 2) Men zei dit van ongeloofelijke dingen, die verhaald werden; wij konden vertalen: ‘Je komt zeker uit Luilekkerland, waar de gebraden duiven iemand zoo maar in den mond vliegen!’ Verder: ‘On ne voit nulle part ni palme en or ni éléphant passer par le trou d'une aiguille’ (Berachoth fol. 55, 2). De samenhang, waarin Jezus de spreekwoordelijke vergelijking gebruikte, is deze: Toen de rijke jongeling gevraagd had, wat hem, die de geboden had onderhouden, verder nog te doen stond, ontving hij den raad alles te verkoopen en weg te schenken, een raad, dien hij niet wenschte op te volgen. Daarna wees Jezus Zijne leerlingen er met nadruk op, dat rijkdommen den toegang | |
[pagina 458]
| |
tot het rijk Gods belemmeren, ja - menschelijkerwijze gesproken - beletten: ‘Voorwaar Ik zeg u, dat een rijke moeilijk zal ingaan in het rijk der hemelen. Gemakkelijker is het, dat een kameel door het oog van een naald gaat, dan dat een rijke binnengaat in het rijk der hemelen.’ Het lag voor de hand, dat de apostelen de hun bekende vergelijking opvatten in den algemeen gebruikelijken zin.Ga naar voetnoot1) Maar even natuurlijk is het, dat zij op nadere verklaring aandrongen: het leek hun al te sterk! En nu voegde Jezus aan Zijne woorden deze toe: ‘Bij de menschen is dit onmogelijk, bij God is alles mogelijk.’ (Matth. XIX, 27) Hij wilde dus niet zeggen, dat alle rijken zonder uitzondering van ‘het rijk der hemelen’ onherroepelijk waren buitengesloten: Gods genade kòn ook voor hen de sleutel zijn. Duidelijk is het, dat de commentatoren onder den invloed van Jezus' laatste woorden geneigd waren de vergelijkende zegswijze... als een kameel door het oog van een naald... op te vatten, niet meer als een beeld der onmogelijkheid, maar als een hyperbolische uitdrukking voor iets zeer moeilijks. Sommige verklaarden dan ook, dat een kemel wel degelijk door het oog van een naald kon, al zou het een bijzonder lastig geval zijn: men zou b.v. een naald kunnen maken zoo groot als een toren, dan kon een kameel wel door haar oog! (Zie Corn. a Lapide Comment. in quat. Evang. In Matth. XIX, 24) Of men kon ook een kameel in kleine dunne reepjes snijden en deze door het oog van een naald halen! (Idem, ib.) Volgens anderen (vgl. Griesbach Novum Testamentum Graece. Halle 1796. Bl. 87) stond er in den oorspronkelijken tekst niet: εὐϰοπώτερόν ἐστιν ϰάμηλον ϰτλ., maar: εὐϰοπώτερόν ἐστιν ϰάμιλον ϰτλ. Zoo werd uit den kemel een kabel!Ga naar voetnoot2) ‘Gemakkelijker is het, dat een kabel door het oog van | |
[pagina 459]
| |
een naald gaat dan...’ is een manier van zeggen, welke zich ongedwongen als een hyperbole laat verklaren, vooral, als wij willen denken aan die(n) ‘zes duim langen naald met een zeer lang oog’! Deze tekstverklaring bleef niet tot den kring der vakgeleerden beperkt, maar vond ook haar weg tot het leekenpubliek: men vindt ze b.v. in: ‘Het leven van onzen Heer en Zaligmaker volgens de openbaringen en gezichten van Catharina Emmerich’ VIII, 13. Maar zij lost niet op onze tweede moeilijkheid: het kruipen door het oog van een naald. Meer verbreiding vond deze verklaring: Ten tijde van Jezus zouden er te Jeruzalem kleine poorten geweest zijn, die het oog van de naald heetten. Deze poorten waren zoo klein, dat voor beladen kameelen de doorgang onmogelijk was,Ga naar voetnoot1) zoo klein, dat de kameelen er - zooals ik in mijn jeugd in de catechismusles hoorde verklaren - er alleen kruipende door konden. Deze laatste voorstelling, die ons duidelijk maakt, waarom in onze uitdrukking door het oog van een naald bij voorkeur verbonden wordt met het wkw. kruipen, was stellig geen eigen vinding van onzen leeraar. Reeds in de 16de eeuw - dus lang voor Tuinman, bij wien onze zegswijze het eerst voorkomt - werd de zaak zoo door verscheidene exegeten voorgesteld. ‘Sunt... qui... putant Hierosolymis fuisse portam quandam, quae foramen acus dicebatur, per quam camelus nisi deposito onere et flexis genibus transire non posset’ (Jansenius Comment. in Concordiam Evangelicam 1576 bl. 740) d.w.z. ‘Er zijn er, die meenen, dat te Jeruzalem een zekere poort was, die het oog van de naald heette, en waar een kameel niet door kon dan ontladen en op zijn knieën.’ Het ligt voor de hand, dat deze tekstverklaring ook van | |
[pagina 460]
| |
den kansel af werd voorgedragen en aldus onder het volk kwam.Ga naar voetnoot1) Zoo is onder den invloed der exegese de bijbelsche uitdrukking, èn wat de beteekenis èn wat den vorm betreft, tot onze uitdrukking vergroeid.
Megen. Herm. de Mooij. |
|