De Génestet en Heine.
In een Bloemlezing Ernst en Luim, Bloemen, gegaard uit den Lusthof der Nederlandsche Poëzij, te Leiden bij A.W. Sijthoff, 1858 (blijkens het voorbericht door T. van Westrheene, Wz. verzameld uit de Kunstkronijk) vond ik onder de titel: Dichterlijke Nagalmen door P.A. de Génestet drie gedichten: Een Familie-tafereeltjen, Lentemorgen en De Boodschap, die in de Kunstkronyk van 1851 te vinden zijn met het onderschrift: naar Henri Heine.
Daar ze in de uitgave van Tiele niet opgenomen zijn, laat ik ze hier volgen als nieuw bewijs voor H's invloed op onze Dichter omstreeks 1850 (zie dit Tschr. XII, 486):
Een familie-tafereeltjen.
De bleeke herfstmaan schemert
Door graauwe wolken heen;
De pastorij op 't kerkhof
De moeder neemt haar Bijbel;
De zoon staart in de lucht,
En de oudste dochter dommelt,
Terwijl de jongste zucht:
Mijn God, de dagen kruipen
Hier om, elkaêr gelijk....
Slechts, als er wordt begraven