bezigen, beteekent nl., evenals een soortgelijke zegswijze (‘den Bunschoter hebben’): lui, slaperig zijn. En nu weet ieder, die in Barneveld en omgeving bekend is, dat bijna geen enkele boer voldoende hooi verbouwt, zoodat hij gedwongen is hooi te koopen. Dit geschiedt meestal in Nijkerk of het nog verder verwijderde Bunschoten. Nu vordert het hooi halen in Bunschoten zeer veel tijd; 's avonds laat gaat men met de hooiwagens er op uit, rijdt den heelen nacht door en komt met het opkomen der zon op de bestemde plaats aan. Dan wordt den heelen dag geladen en eerst 's avonds is men weer thuis. 't Is geen wonder dat men, thuisgekomen, bizonder slaperig is. ‘Den Bunschoter op den rug hebben’ zou m.i. dan beteekenen (vergl. ‘iets er op hebben zitten’ voor: ‘iets gedaan, iets achter den rug hebben’) Bunschoter hooi gehaald hebben, en vervolgens: lui, slaperig zijn.
‘Den Bunschoter hebben’ zou beteekenen: ‘den Bunschoter slaap hebben,’ een slaap hebben, alsof men in Bunschoten hooi gehaald had.
Toevallig viel nu dezer dagen in het Ned. Wbk (V, 1406) mijn oog op de aan Harreb. (I, 19 b) ontleende uitdrukking ‘Hij heeft Bunschoter haar onder de armen,’ hij is traag, lui.
Deze uitdrukking doet, althans oppervlakkig beschouwd, veronderstellen, dat de Bunschoters van ouds bekend hebben gestaan om hun traagheid en luiheid, Is dat zoo, dan zou wellicht mijn verklaring van de bovengenoemde uitdrukkingen gewijzigd dienen te worden.
Is er nu wellicht iemand, die omtrent de uitdrukking van Harrebomée wat naders weet mee te deelen.? Bij voorbaat dank.
Amersfoort.
W.v. Schothorst.