Taal en Letteren. Jaargang 15
(1905)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 249]
| |||||||
Beknopte spraakkunst van 't beschaafde Nederlands.Het zelfstandig naamwoord.§ 1. Zelfstandige naamwoorden (substantieven) zijn:
| |||||||
Indeling.§ 2. De woorden die personen, dieren, voorwerpen of stoffen noemen (zoals mens, Willem, leger, paard, tafel, gebergte, ijzer, soep) heten konkreet; men kan ze zich onafhankelik van andere zelfstandigheden voorstellen. Ook de namen van denkbeeldige personen en voorwerpen behoren dus hiertoe: spook, weerwolf, ziel. De konkrete zelfstandige naamwoorden onderscheidt men in eigennamen en soortnamen. Voorbeelden van eigennamen zijn Willem, Bello, Rijn, Alpen, Artis, van soortnamen jongen, hond, rivier, gebergte, dieretuin. | |||||||
[pagina 250]
| |||||||
§ 3. De andere zelfstandige naamwoorden noemt men abstrakt. Men kan ze zich niet voorstellen, los van een of meer zelfstandigheden (vgl. § 1, 1o). Wil men zich b.v. gezondheid voorstellen, dan kan men dat niet, zonder zich personen, dieren of desnoods planten die gezond zijn, voor de geest te brengen. Een sprong kan men zich niet voorstellen zonder een persoon, dier of voorwerp dat springt. De abstrakte zelfstandige naamwoorden zijn voor het merendeel te onderscheiden in:
Opmerking. Sommige abstrakte zelfstandige naamwoorden zijn of bezwaarlik of niet bij deze drie groepen te rangschikken. B.v. taalkunde, heraldiek, verstand, begrip, oorzaak, manier, bewind enz. | |||||||
Meervoudsvorming.§ 4. Wanneer twee of meer zelfstandigheden (of abstrakte begrippen) van dezelfde soort worden bedoeld, krijgt het substantief gewoonlik een andere vorm, de meervoudsvorm. Het nederlandse zelfstandige naamwoord neemt dan een van de uitgangen en (n), s, of eren (ers) aan.
§ 5. Het meervoud op en (n) komt het meest voor. Voorbeelden: straffen, preken, linden, waarden.
§ 6. Een meervoud op s krijgen:
| |||||||
[pagina 251]
| |||||||
§ 7. Een meervoud op -eren hebben: been (beenderen), gelid (gelederen), gemoed, goed, kleed, lam, lied. Op -ers: hoen (hoenders). Op -eren of -en: volk, rad. Op -eren of -ers: ei, kalf, kind, rund. Op -eren, -ers of -en: blad.
§ 8. Vrij veel woorden kunnen in 't meervoud zowel en (n) als s aannemen: a. altaren of altaars; appelen of appels; asylen of asyls; baldakijnen of baldakijns; bastaarden of bastaards; boezeroenen of boezeroens; ceinturen of ceintuurs; centen of cents; couverten of couverts; eigenaren of eigenaars; examinatoren of examinators; galonnen of galons; gangspillen of gangspils; harlekijnen of harlekijns; ideeën of idees; kameraden of kameraads; karaten of karaats; ketenen of ketens; keuen of keus (biljart-); kommensalen of kommensaals; kostumen of kostuums; luipaarden of luipaards; maten of maats (makkers); nachtegalen of nachtegaals; narwallen of narwals; ommeletten of ommelets; paladijnen of paladijns; panaceeën of panacees; pretoren of pretors; professoren of professors; protokollen of protokols; provisoren of provisors; questoren of questors; raadselen of raadsels; ragebollen of ragebols; rectoren of rectors; regelenGa naar voetnoot1) of regels; revenuen of revenu's; sekondanten of sekondants; sek- | |||||||
[pagina 252]
| |||||||
toren of sektors; sextupletten of sextuplets; spring-in-'t-velden of spring-in-'t-velds; tenoren of tenors; tsaren of tsaars; wingerden of wingerds; zefieren of zefiers; zonen of zoons. b. Veel bastaardwoorden op-ie: aktieën of akties; assurantieën of assuranties; bakterieën of bakteries; ceremonieën of ceremonies; fotografieën of fotografies; furieën of furies; instantieën of instanties; kwitantieën of kwitanties; manieën of manies; menagerieën of menageries; ministerieën of ministeries; motieën of moties; mysterieën of mysteries; opinieën of opinies; parochieën of parochies; predikatieën of predikaties; premieën of premies; privilegieën of privilegies; provincieën of provincies; receptieën of recepties; relatieën of relaties; residentieën of residenties; sektieën of sekties; seminarieën of seminaries; spekulatieën of spekulaties; subsidieën of subsidies; traditieën of tradities; tralieën of tralies; usantieën of usanties; visitatieën of visitaties enz. c. Verscheiden nederlandse en bastaardwoorden, uitgaande op een toonloze e: akten of aktes; bedienden of bediendes; boden of bodes; episoden of episodes; estafetten of estafettes; fasen of fases; garden of gardes; gebergten of gebergtes; gedeelten of gedeeltes; gedierten of gediertes; gendarmen of gendarmes; gestalten of gestaltes; gesteenten of gesteentes; giraffen of giraffes; groenten of groentes; grootten of groottes; idyllen of idylles; jeremiaden of jeremiades; lagunen of lagunes; leegten of leegtes; maitressen of maitresses; menigten of menigtes; methoden of methodes; mikroben of mikrobes; missiven of missives; mythen of mythes; najaden | |||||||
[pagina 253]
| |||||||
of najades; novellen of novelles; offerten of offertes; palissaden of palissades; perioden of periodes; prebenden of prebendes; rondten of rondtes; routen of routes; sagen of sages; satiren of satires; sekten of sektes; sirenen of sirenes; sonaten of sonates; strofen of strofes; syllaben of syllabes; synoden of synodes; tomben of tombes; ziekten of ziektes e.a.m. | |||||||
Biezonderheden bij de Meervoudsvorming.§ 9. Daar in het Nederlands geen zachte medeklinkers (b, d, g, v, z) op het eind van een woord worden uitgesproken, hoort men niet zelden in 't enkelvoud een scherpe slotkonsonant en in 't meervoud de overeenkomstige zachte. Voorbeelden: tob (uitgespr. top), meerv. tobben; hond, honden; vlag, vlaggen; dief, dieven; baars, baarzen; vlees, vlezen.
§ 10. Naast de onvolkomen a, e, o van het enkelvoud heeft het meervoud soms de overeenkomstige volkomen klinker. Voorbeelden: dak, daken; vat, vaten; tred, treden; gebed, gebeden; lot, loten; god, goden.
§ 11. Ander klinkerverschil tussen enkel- en meervoud treffen wij aan in: stad, steden; schip, schepen; lid, leden; smid, smeden; rif, reven; spit, speten; -heid, -heden (b.v. gelegenheid, gelegenheden).
§ 12. Gaat het zelfstandig naamwoord uit op een heldere klinker, dan wordt tussen die klinker en de meervoudsuitgang -en een j ingelast (meestal in de spelling niet aangeduid; soms door i ). | |||||||
[pagina 254]
| |||||||
Voorbeelden: ka, kaaien; (naast la, laas het plattere la, laaien); zee, zeeën; wee, weeënGa naar voetnoot1); knie, knieën; drie, drieën; fotografie, fotografieën; vlo, vlooien; zo, zooien; koe, koeien; (ijzeren) roe, roeien; kneu, kneuen; reu, reuen. Opmerking. Wie uitspreekt: zwalu, du (en niet zwaluuw, duuw,) last in 't meervoud een w in: zwaluwen, duwen.
§ 13. Leerrede heeft in 't meervoud leerredenen; lende in deftige taal lendenen (naast lenden.) Van tel komt behalve tellen ook een meervoud tellens voor: Binnen drie tellens.
§ 14 Sieraad en kleinood hebben in 't meervoud de vormen sieraden en kleinoden naast de deftiger klinkende sieradieën en kleinodieën.
§ 15. Man, als tweede lid van een samenstelling die een beroep of ambt aanduidt, wordt in 't meervoud lui (zeer zelden: lieden). Voorbeelden: timmerlui, ambachtslui, baggerlui, voerlui, staatslui (ook staatslieden), zeelui. Ook wel: zegslui naast zegslieden, scheidslui naast scheidslieden. Maar: blindemannen, Oranjemannen, leenmannen. | |||||||
Meervoud van Bastaardwoorden.§ 16. De bastaardwoorden die uitgaan op een a, een heldere e, een o, u of oe vormen hun meervoud op s: agenda's, paria's; employé's, pince-nez's; piano's, adagio's; fichu's, paraplu's; kangoeroes, ragouts. | |||||||
[pagina 255]
| |||||||
§ 17. Die uitgaan op ie of toonloze e krijgen deels en, deels s: etymologieën, harmonieën; ghazelen, renten; edities, bougies; loges, kolleges. En veel andere kunnen het meervoud zowel op -en als op -s vormen (vgl. § 8).
§ 18. De bastaardwoorden die op een medeklinker uitgaan, vormen veelal het meervoud op -en als de hoofdtoon op de laatste lettergreep van het woord valt. Voorbeelden: advokaten, akrobaten, aspiranten, automobielen, beneficianten, bibliotheken, epauletten, konserven, korsetten, lokalen, lokomotieven, officieren, piotten, sigaren, sonnetten, uniformen, vignetten, violen, visioenen enz. En nagenoeg altijd wanneer het woord op een sisklank eindigt: adviezen, amanuensissen, archivarissen, jubilarissen, kaktussen, kodexen, kursussen enz.
§ 19. Voorbeelden van bastaardwoorden die in 't meervoud -s krijgen: abattoir, kapitein, korporaal, jam, trem; accountant bizon, minister, piaster, pilaster, quantum, seraf, tentamen, tourniquet, vampier, enz. enz. enz.
§ 20. Verscheiden bastaardwoorden hebben een vreemde meervouduitgang behouden, die soms naast de nederlandse gebruikt wordt: centrum, centra en centrums; dosis, doses en dosissen; examinandus, examinandi; gymnasium, gymnasia, gymnasiën en gymnasiums; index, indices en indexen; kritikus, kritici; museum, musea en museums; tumulus, tumuli enz. Van epos is het duitse meervoud epen gebruikelik. | |||||||
[pagina 256]
| |||||||
Meervoud van eigennamen.§ 21. Eigennamen komen in 't meervoud voor, wanneer twee of meer personen of zaken worden bedoeld die dezelfde (eigen)naam hebben.
§ 22. De gewone meervoudsuitgang van eigennamen is s: Davids (in deze klas zitten twee Davids), Hermans, Karels, Adelheids, Rachels, Elisabeths, Johanna's, Da's, Mie's, Jo's; van der Heyde's, Hooft's, Vondel's, van Lynden's, de Wal's; Amsterdams (hoeveel Amsterdams ken je?), Nieuwstads, Brabants, Boekelo's, Hoorns enz.
§ 23. Gaat de eigennaam uit op een sisklank of op -st, -sp, -sk, dan wordt het meervoud gewoonlik door achtervoeging van -en gevormd: Andreassen, Fritsen, Felixen, Florissen, Fransen, Mauritsen, Maxen, Agnessen, Ernsten; de Vriezen, Tonkesen, Nieuwenhuizen (van Nieuwenhuis), Michielsen, Drosten, Holsten, Hespen, van Twisken; Nessen (er zijn meer als tien Nessen in ons land), Horsten, Weespen enz.
§ 24. Eénlettergrepige voornamen, niet eindigend op een sisklank, kunnen in 't meervoud zowel s als en krijgen: Jans of Jannen, Piets of Pieten, Brams of Brammen, Dirks of Dirken, Henks of Henken, Jaaps of Japen; Jets of Jetten, Miens of Mienen, Saars of Saren. Opmerking. Paul heeft in 't meervoud alleen Pauls. Strikt genomen is het woord ook niet éénlettergrepig (Pau-w'l).
§ 25. Bij familienamen is 't meervoud op -en minder gebruikelik; 't meest nog bij die op -s (vgl. § 23) en de op -t | |||||||
[pagina 257]
| |||||||
uitgaande eenlettergrepige: van Nessen, Korten bosschen, Hendrixen; Poorts of Poorten, de Witt's of de Witten, Ponts of Ponten.
§ 26. Soms bezigt men het meervoud op -en met een licht komies tintje: de Katten (voor Kat's), de Pennen (voor Pen's), de Kromhouten (Kromhout's), de Polsbroeken (Polsbroek's). Dat komiese komt sterker uit, wanneer men van de eigennamen het onregelmatige meervoud vormt dat het woord als soortnaam zou krijgen: de Timmerlui (voor Timmerman's), de Smeden (voor Smid's of Smit's), de Maandagen (voor Maandag's), de Lammeren (voor Lam's). | |||||||
Verschil van meervoudsvorm bij verschil van betekenis.§ 27. In enkele gevallen wordt van een woord in de ene betekenis een meervoud op -s, in de andere een meervoud op -en gevormd. Hemel van een troon of een ledikant, meerv. hemels; hemel, uitspansel, meerv. hemelen, Kurator v.e. faillissement, mv. kurators; kurator v.e. gymnasium of universiteit, mv. kuratoren. Letter, klank, teken, meerv. letters; letteren betekent taal- en letterkunde. Middel, middellijf, taille, meerv. middels; middel (hulpmiddel) mv. middelen. Reden, verhouding, redens; reden, beweegreden, redenen. Stuk, exemplaar, stuks; stuk, brok, stukken. Tafel, huisraad, tafels. Tafelen in: de twaalf tafelen, de steenen tafelen (van de wet). Vader, papa, vaders. Vaderen in de bet. voorouders. Opmerking. Heidens in de bet. Zigeuners is nagenoeg in onbruik geraakt. Historieën voor geschiedenis is verouderd. Naast heidenen (met betrekking tot het geloof), wortelen (groente) en studieën (oefening, onderzoek) hoort men ook: heidens, wortels, studies. | |||||||
[pagina 258]
| |||||||
Het meervoud van knecht, bediende, is zowel knechts als knechten.
§ 28. Er zijn ook een paar gevallen waarin het woord, naar gelang van zijn betekenis, in 't meervoud en of eren (ers) krijgt: Kleed, vloerkleed, dekkleed, mv. kleden; klederen of kleren bet. kledingstukken. Been, poot, meerv. benen; been, bot, meerv. beenderen, beenders of benen. (Benen voornamelik van de botten van dieren gezegd: ‘vodden en benen!’). Blad, stuk papier, dagblad, presenteerblad, bladen; blad van een plant, bladeren, blaren of bladen.
§ 29. Enige verkleinwoorden, gevormd van onzijdige zelfstandige naamwoorden die in 't meervoud -eren kunnen aannemen, hebben een dubbel meervoud: blaadje, blaadjes en blaartjes (uit bladertjes). Kindje, kindjes en kindertjes. Eitje, eitjes en (minder gebruikelik) eiertjes; hoentje, hoentjes en hoendertjes; lammetje, lammetjes en lammertjes; radje of raadje, raadjes en radertjes. Maar alleen: liedjes, kalfjes, beentjes.
§ 30. Bastaardwoorden op ier nemen in 't meervoud s aan als ze personen noemen, en anders -en: portier (persoonsn.) portiers; vizier (persoonsn.) viziers; griffier, griffiers; poelier, poeliers. Uitgezonderd: officier, officieren. Portier (zaaknaam) portieren; vizier (zaaknaam) vizieren; manier, manieren. Opmerking. Wat in 't algemeen geldt van de woorden op -ier, gaat niet door voor die op -eur: direkteuren of direkteurs, administrateurs; humeuren, vapeurs, odeuren of odeurs.
§ 31. Wanneer titels uit twee bastaardwoorden bestaan, krijgt in den regel dàt woord de meervoudsuitgang, dat | |||||||
[pagina 259]
| |||||||
beschouwd kan worden als door het andere te worden bepaald, en dat derhalve meer dan het andere de eigenlike betrekking aanduidt: adjunkt-administrateur, adjunkt-administrateurs; adjunkt-kommies, adjunkt-kommiezen; advokaat-generaal, advokaten-generaal; aspirant-ingenieur, aspirant-ingenieurs; assistent-resident, assistent-residenten; direkteur-generaal, direkteurs-generaal of direkteuren-generaal; exekuteur-testamentair, exekuteurs-testamentair; kandidaat-notaris, kandidaat-notarissen; luitenant-generaal, luitenant-generaals; luitenant-kolonel, luitenant-kolonels. Is het ene deel van de titel niet te beschouwen als een bepaling van het andere, maar duidt elk lid een betrekking aan, dan krijgen beide de meervoudsvorm: kapitein-ingenieur, kapiteins-ingenieurs; luitenant-kwartiermeester, luitenants-kwartiermeesters; rechter-kommissaris, rechters-kommissarissen. Opmerking. Er zijn op de in deze paragraaf gegeven regel enige uitzonderingen, waartoe in de eerste plaats de samengestelde titels behoren waarvan het tweede lid het woord majoor is; Sergeant-majoor, sergeant-majoors; tamboer-majoor, tamboer-majoors; generaal-majoor, generaal-majoors. Verder: adjudant-onderofficier, adjudant-onderofficieren. Als meervoud van goeverneur-generaal hoort men zowel goeverneur-generaals als het meer deftige goeverneurs-generaal. Van luitenant-adjudant is het meervoud luitenant-adjudants en luitenants-adjudanten; van prokureur-generaal, prokureur-generaals en prokureurs-generaal. Van sergeant-schrijver is het meervoud sergeant-schrijvers of sergeants-schrijvers, wat op het gehoor niet is uit te maken. | |||||||
[pagina 260]
| |||||||
§ 32. In enige gevallen blijft het zelfst. naamwoord, ofschoon het duidelik meervoudige betekenis heeft, in het enkelvoud staan. Dit kan voorkomen: 1o. Bij het woord man: ‘Er zullen dertig man aan boord zijn geweest.’ 2o. Bij de namen van verscheiden maten, gewichten, munten, tijdperken en hoeveelheden: ‘Een afstand van vijf mijl. - Drie kilometer, vier meter, vijf decimeter enz. - Een kerel van zes voet twee duim. - Tien bunder bouwland. - Acht mud kooks. - Negen kan petroleum. - Twintig fles wijn. - Tien pond koffie. Zes gram kinine. - Een diamant van 150 karaat. - Duizend ton kolen. - Drie gulden tachtig cent. - Vijf stuiver. - Vijf mark. - Honderd jaar. - Vijf uur. - Twee schoft. - Hij is met de huur twee kwartaal ten achter. - Drie dozijn. - Vier gros. - Zeven riem papier. - Twee boek vloei. - Duizend pikol koffie. - Vier streng touw. Opmerkingen. a. Niet alle namen van maten enz. kunnen op deze wijze de enkelvoudsvorm hebben bij meervoudige betekenis. In de eerste plaats niet de woorden die eindigen op een toonloze e: Tien maatjes, wichtjes; tubes; kwartjes, dubbeltjes, tientjes enz. Verder o.a. rijksdaalder, eeuw, week, dag, minuut, kist enz. b. In hoofdzaak bij gewichten en munten kan men soms, door 't al of niet gebruiken van de meervoudsvorm, een verschil in de betekenis doen uitkomen: ‘Ik heb er tien cent bijgedaan’ (misschien een dubbeltje). - ‘Ik heb hem tien centen gegeven’ (tien stukken van één cent). Is dit laatste bedoeld, dan gewoonlik, duidelikheidshalve: Tien enkele (of losse) centen. Ik heb tien pond tabak besteld (één hoeveelheid). - Ik heb tien ponden tabak besteld (tien zakken van één pond.) In 't laatste geval zegt men gewoonlik: Ik heb tien zakken (of pakjes) tabak besteld van een pond. | |||||||
[pagina 261]
| |||||||
3o. Soms bij diernamen: Er zit weinig vis in die vijver ('t is onjuist vis hier ‘stofnaam’ te noemen). - Die rozen hebben veel geleden van de luis. - Ik houd niet van kaas waar de mijt in zit. - De paal worm heeft hier al heel wat schade aangericht. - (Zo ook: de rups, de coloradokever enz.)
§ 33. Eigennamen die bepaaldelijk één persoon of zaak noemen (vergl. § 21) komen hoogst zelden in het meervoud voor, ofschoon een meervoud in den regel mogelik is: ‘Hoeveel Europa's bestaan er dan wel volgens jou?’ ‘Jammer dat er geen Wiesbaden's in ons land zijn.’ ‘Hij schijnt méér Willem de Zwijgers te kennen.’ Geen meervoud komt voor van: het Spaans, het Engels enz.
§ 34. Van enkele soortnamen die een (hetzij denkbeeldig hetzij bestaand) voorwerp noemen dat enig in zijn soort is (en die daardoor het karakter van eigennaam verkrijgen) komt zelden of nooit een meervoud voor: het heelal, de onderwereld, de hel, het vagevuur, het uitspansel, de noordpool, de equator enz.
§ 35. Tot de konkrete substantieven die niet in 't meervoud worden gebruikt, behoren een aantal ‘verzamelwoorden’: aanhang, broed, gevogelte, gepeupel, have, huisraad, kroost, loof, nakomelingschap, opschik, rapalje, plebs, vee enz. Verder Jodendom, godendom, menschdom enz.
§ 36. Maar vooral veel stofnamen: anijs, appelmoes, arduin, azijn, edik, etter, foezel, gebraad, goud, hooi, jenever, jodium, kaf, kapok, kaviaar, kiezel, kinine, klare, loog, meel, merg, pik, ratjetoe, salie, slib, soja, stro, talk, tarwe, vlas enz. Opmerking. Wie een - anders niet gebruikelik - | |||||||
[pagina 262]
| |||||||
meervoud nodig heeft, maakt het. Handelaars b.v. zeggen en schrijven: tabakken, teeën, linnens enz.
§ 37. Van konkrete substantieven hebben verder geen meervoud: buit, gelaat, kataas, ruim (v.e. schip); hagel, rijp, sneeuw (vgl. regens, winden), en plantnamen als: bitterkers, klimop, kroos, kruizemunt, look, maïs, rijst, spinazie enz.
§ 38. Abstrakte zelfstandige naamwoorden waarvan het meervoud niet in gebruik is, zijn o.a.: aanbelang, chemie, ernst, fletsheid, fut, gaafheid, griep, helderheid, honger, jicht, kalmte, kanker, kosterschap, leed, magerte, moed, pip, podagra, prestige, rumatiek, schaamte, schande, schraalte, sier, slapte, spijt, takt, tering, trant, trots, tucht, tyfus, vaalheid, vandalisme, warmte, wrevel; aandacht, aandenken, aanstoot, achting, afgunst, afschuw, afzet, arbeid, argwaan, bederf, bejag, bloei, bod, dank, debiet, dwang, fep, geaarzel, gebazel, gebrul, gedraai, gegil, gemopper, groei, hinder, hulp, inmaak, intrek, inwoning, jeuk, komst, kortswijl, lawaai, logies, maak, maling, noodweer, roof, sluimer, spot, tast, twijfel, uitgifte, uitroeiing, verbouw, vervoer, walg enz.
§ 39. Hiertoe behoren ook veel samengestelde woorden waarvan het tweede lid abstrakt is: armezorg, doodsnik, erewoord, heerszucht, kiesrecht, koopvaart, leerstof, levensgevaar, levensloop, lijfsgenade, mensevrees, monnikewerk, ouderliefde, spierkracht, vechtlust, volkswil enz.
§ 40. Er zijn ook zelfstandige naamwoorden die alleen in het meervoud voorkomen. De voornaamste zijn: | |||||||
[pagina 263]
| |||||||
bijouterieën, fekalieën, finantieën, flousjes(?), fratsen, gealliëerden, gekonfedereerden, genitalieën, glacé's, hanebalken, hersens, hondsdagen, konfituren, konsorten, leges, letteren (-taal- en letterkunde), lurven, mazelen, memoires, notulen, pandekten, paperassen, pourparlers, preliminairen, prullaria, rapestelen, represailles, sergeantstrepen, spiritualieën, Staten-generaal, tweelingen, utensilieën, varia, verzenen, viezevazen, watten, X-benen, X-stralen, zemelen.
(Wordt vervolgd.) R.A. Kollewijn. |
|