Eiken, linden e.a.
Van Helten, Vondels Taal, I, 75, noteert uit Vondel: linden voor linde. Uit Hooft, Velzen, kent men: eycken voor eik (in de echo als de Schildknaap Timon ondervraagt). Dat van Helten terecht zulke vormen uit de samenstellingen met boom verklaarde, dus uit lindenboom etc. (samengesteld met het stoffelik bijvoeglik nw.), blijkt uit vormen als berkem dat ik uit de mond van een ouwe boerin uit Berkum bij Zwolle noteerde, met en benevens berkemboom; als beukem dat ik uit de mond van een ouwe Goudse molenaar vernam; m toch is hier uit de eenmaal volgende b te verklaren.
v.d.B.